Afgelopen dinsdag, 24 juni, pakte het Gentse Shapovalov initiatief uit met een dubbele recital van formaat. Twee kunstenaars aan de piano, Bert Lasseel en Brecht Valckenaers, elk met hun geliefkoosde repertoire. Bert Lasseel studeert momenteel aan het conservatorium in Gent, terwijl Valckenaers zijn studies vervolgt in Basel bij Claudio Martínez Mehner en aan de Scuola di Musica di Fiesole bij de beruchte Eliso Virsaladze. In Antwerpen studeerde hij acht jaar bij Nikolaas Kende. Zowel Lasseel als Valckenaers hebben een grote voorliefde voor excentriek en interessant 20ste eeuws pianorepertoire.
Lasseel startte zijn recital met een Prélude van O. Messiaen. Deze Prélude, uit 1964, heeft Messiaen vreemd genoeg zelf nooit laten publiceren en is later door zijn echtgenote Yvonne Loriod postuum uitgebracht. Gelukkig maar, want het is een enorm interessant miniatuurtje met een expressief karakter. Het begint al bij het openingsstatement, een majestueus motief wordt afgewisseld met sprekende kleurrijke akkoorden. Daarop volgen enkele karakteristieke Messiaen-trekjes, interessante ritmes, kwart-harmonieën en uitbarstingen in het hoge register. Later in het werk keert het hoofdthema terug, maar Messiaen kleurt alles nog meer in met dissonante akkoordafwisselingen in het hoge register. Het stuk ontwikkelt zich gestaag verder naar een climax waarin al het thematische materiaal mooi samenvloeit. De laatste akkoorden zijn het belangrijkst, het pedaal gaat volledig open en Messiaen plaatst wringende akkoorden op elkaar waardoor er een interessante kleurrijk pallet ontstaat.
Wie Messiaen zegt, zegt ook vogelzang. Lasseel bracht als tweede werk Le Traquet Stapazin (de Westelijke Blonde Tapuit). In dit fenomenaal werk uit de Catalogue d’oiseaux, draait de muziek niet enkel om de impressies opgewekt door de vogelzang, maar ook het landschap waarin het tafereel zich ontwikkelt, zelfs de zonsopgang en zonsondergang. Elk element krijgt een apart muzikaal karakter. Niet enkel de tapuit krijgt een prominente rol, maar ook de ortolaangors, brilgrasmus, zilvermeeuw, raaf en distelvink verschijnen op het toneel. Lasseel vertolkte dit werk met uiterste zorg en geraffineerde smaak. Het is niet alleen een waar genoegen om hier naar te mogen luisteren, maar bovendien ook een streling voor het oog om te zien hoe diep Lasseel zich in de muziek graaft, zichzelf opoffert om de muziek tot haar volste recht te laten komen.
Eén van Messiaens getalenteerde studenten in het vak analyse was de jonge Vlaamse componist Karel Goeyvaerts. Messiaen maakte een grote indruk op Goeyvaerts, die zijn geassimileerde kennis snel omzette in enkele baanbrekende werken. Lasseel bracht als afsluiter van zijn recital de Litanie 1 (uit 1979) een werk uit Goeyvaerts late periode dat is geënt is op de repetitieve ideeën van het toen opkomende minimalisme. In de litanie (soort gebed) voor piano, maar ook in de daaropvolgende litanieën ontwikkelt de muziek zich uit herhaalde cellen, die evenwel voortdurend bewerkt en getransformeerd worden. Goeyvaerts bouwt het werk stap voor stap op door noten toe te voegen en ze vervolgens één voor één weer ‘weg te gommen’. Zo vormt de litanie een gesloten muzikale cirkel. Alles behalve minimalistisch is dit werk en bovendien aartsmoeilijk, maar Lasseel wist zich te redden in dit muzikale doolhof, een demonische uitvoering die ook hier de pianist tot het uiterste dreef.
In oktober vorig jaar maakte pianist-componist Brecht Valckenaers enorm veel indruk met zijn Ex Nihilo programma op Festival 20·21. Binnenkort wordt deze cyclus die Ligeti’s Musica Ricercata centraal zet opgenomen en uitgebracht op cd en in dat kader bracht hij in Gent nog eens een integrale uitvoering. Ex Nihilo is één doorlopend geheel dat bestaat uit drie lagen. De eerste en belangrijkste laag is György Ligeti’s Musica Ricercata, een reeks van elf korte composities waarin de componist letterlijk noot voor noot met verschillende compositietechnieken en stijlen experimenteert. Tussen deze deeltjes verweeft Valckenaers nog twee andere complementaire lijnen: één met composities van 20-eeuwse componisten die met stukken uit Musica Ricercata resoneren, zoals werken van Lachenmann, Kurtag, Crumb, Cowel en Bartók; en één met vijf ritmische studies die pianist-componist Valckenaers zelf componeerde.
Ex Nihilo, ofwel ‘uit het niets’, vormt het centrale thema dat alles in deze cyclus verbindt. De werken van Lachenmann, Cowell, Bartók, Kurtág en Crumb benaderen de piano als een instrument ‘Ex Nihilo’, alsof ze het voor het eerst de piano gebruiken en onderzoeken wat er mogelijk is met dit instrument. Dit resulteert in onconventionele texturen en speeltechnieken. De stukken van Valckenaers daarentegen zijn een vorm van exploratie in het ritmische domein, waarbij hij zijn eigen ritmische grenzen verlegt en uitdaagt.
Een uitzonderlijk prachtig, interessant en indrukwekkende recital waarin alles lijkt te kloppen, de opbouw, de muzikale linken en bovendien het eigen werk van Valckenaers. Met vol overgave en uiterste muzikale fijnzinnigheid weet Valckenaers zijn publiek in te pakken. Ongelofelijk dat al deze meesterwerkjes overigens volledig zonder partituur werden uitgevoerd en dat voor een goed uur lang!
Van eigen hand weerklonken zijn ritmische studies die hier nog even kort worden toegelicht: I. Distorting Time, II. A Bit Drunk, III. Distorting Mirror, IV. Mixed Feelings, V. Chaconne des Cloches. Elk van deze studies vertrekt vanuit een centraal en origineel ritmisch gegeven dat zich ontvouwt tot één organisch muzikaal verhaal. Zo worden in Distorting Time kwintolen en polyritmiek verkend in een transformerende ABA structuur. Bij A Bit Drunk lijkt de muziek og(r)enschijnlijk te haperen, maar niets is minder waar, het ritme is juist zeer strak voorgeschreven en wordt lichtjes verschoven, waardoor het spel van de pianist lichtjes beschonken lijkt over te komen. In Distorting Mirror wordt opnieuw geëxperimenteerd met exotische- maatsoorten en onderverdelingen, alsook polyritmiek. De structuur van het stuk is als een spiegel, de spiegel-as treedt op in het midden. Vanaf dat moment komen de voorgaande secties terug in omgekeerde volgorde, bovendien worden die secties enigszins vervormd: de maatsoorten zijn ook gespiegeld. Een verstoord spiegelbeeld als het ware. Eén van de subthemas in het recital zijn klokkengeluiden, ze zijn te horen in verschillende lagen van het concert: bij Ligeti’s hommage aan Bartók, in Glockenturm uit Ein Kinderspiel van Helmut Lachenmann en in de hommage van Györgi Kurtag (Ligeti’s boezemvriend) aan hun gemeenschappelijke compositieleraar Sándor Veress. Valckenaers doet hier nog een eigen toevoeging en niet zomaar één, de vijfde ritmische studie is het zeer majestueuze en indrukwekkende Chaconne des Cloches.
Binnenkort kan je Bert Lasseel aan het werk zien samen met Quirijn De Bosscher (viool) op de Gentse Feesten, waar zij optreden als Duo Obscura.
Indien u Ex Nihilo zou gemist hebben kan je hier luisteren naar de integrale live versie van Festival 20·21: