Zoek
Sluit dit zoekvak.

Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Quator Danel

“Wanneer we spelen, moeten we altijd de indruk geven te improviseren. Altijd.”

Een idee kan de wereld veranderen. Wees naïef genoeg om je niet te laten tegenhouden door praktische bezwaren. Toen het idee voor een Strijkkwartet Biënnale in Amsterdam aanvankelijk vorm kreeg, was er inderdaad veel scepsis. Maar als risico deel is van het plezier in het leven van een muzikant, dan geldt dat zeker ook voor een festivalorganisator. Volgende maand, vanaf zaterdag 25 januari, vindt de Biënnale voor de tweede keer plaats. Een week lang het strijkkwartet vieren in het prachtige Muziekgebouw aan ‘t IJ: kan dat het resultaat zijn van die typische Nederlandse durf? Het is in ieder geval iets wat niet gemist mag worden door iedereen die het onvergelijkbare repertoire een warm hart toedraagt.

muziek in de kapel partner van Klassiek Centraal

“Het publiek mag zich nooit te comfortabel voelen en kunnen voorspellen wat je gaat doen. Als ze kunnen raden wat er gaat gebeuren, is de magie weg.” Mijn voornemen om het Quatuor Danel te interviewen om het met hen te hebben over de drie concerten die ze zullen geven op de langverwachte tweede editie van de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam (25 januari – 1 februari 2020), lijkt plots wat ongepast. Gelukkig kunnen Marc Danel en Vlad Bogdanas, de eerste viool en de altviolist van het Franse kwartet, niet veel zeggen over het nieuwe stuk van Lera Auerbach (°1973) dat ze tijdens het festival op donderdag 30 januari in première brengen. “We hebben de partijen, maar hebben het stuk nog niet geoefend. Als kwartet gaan we er vanaf december mee aan de slag.”

Ik ontmoet deze vriendelijke heren eind november in Antwerpen, vijf verdiepingen hoog in wat de repetitiezolder van de Bourlaschouwburg kan worden genoemd. Het kwartet is net klaar met het oefenen van het vijftiende strijkkwartet van Dmitri Shostakovich (opus 144), het opmerkelijke slot van een cyclus die het Quatuor Danel al bijna dertig keer live én integraal heeft uitgevoerd. Er wordt nog veel gediscussieerd. Soms betekent repeteren evenveel praten als spelen: het is in zekere zin onderdeel van het spel. “Maar als je dit werk doet, betekent het dat je ervan houdt. We zijn verslingerd aan de adrenaline.” Marc Danel klinkt er absoluut overtuigd over: “het publiek kan de muziek niet ten volle beleven als je je niet op de een of de andere manier amuseert.” Bogdanas is het eens, en voegt eraan toe dat “als je dit leven eenmaal hebt geprobeerd, het moeilijk is om iets anders te gaan doen.” We hebben het over wat er eind januari te gebeuren staat, en gaan het gesprek aan over het leeftijdsverschil tussen Franck en Brahms, het zingen van de viool, en conflicten tussen de rechter- en de linkerhand. “Ik ben benieuwd hoe de dingen zullen evolueren na de hoge standaard die twee jaar geleden werd gezet …”

In 2018 trad het Quatuor Danel meerdere malen op tijdens de eerste editie van de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam. Het kwartet gaf ook het slotconcert. Kijken we even terug, welke herinneringen hebben jullie tweeën aan dit heerlijk ambitieuze festival?  

Marc Danel: Mijn eerste herinnering dateert nog van voor het festival plaatsvond, al zo’n vijf jaar geleden. Yasmin Hilberdink, de artistiek directeur van het festival, vroeg ons wat mensen zouden vinden van dit soort project. Ik heb velen horen zeggen dat zoiets niet kon lukken. Men twijfelde er erg aan of dit wel zou werken. Maar goed: redelijke mensen hebben altijd de neiging om nee te zeggen. Ze was dus erg moedig om door te zetten en vooral ook idealistisch als kind. Daarom is het dus gelukt. Wanneer het festival dan eindelijk voor het eerst plaatsvond, voelden we ons echt thuis. Er was een heel warm gevoel tussen de vele kwartetten die aanwezig waren.

Vlad Bogdanas: Het geheel was inderdaad visionair en alles werkte uiteindelijk perfect. Ik heb echt van vele dingen genoten. Van de tijd die we hadden om andere kwartetten te ontmoeten en er unieke projecten mee te doen. Ik denk terug aan ‘The Impossible Voyage’, een zes uur durende muzikale reis door het strijkkwartetoeuvre van drie iconische componisten als Beethoven, Britten en Shostakovich, die we samen met het Cuarteto Casals en het Doric String Quartet hebben gemaakt. Ik kijk echt uit naar de tweede editie en ben benieuwd hoe de dingen zullen evolueren na de hoge standaard die twee jaar geleden werd gezet.

Wat is, in je eigen woorden, zo uniek aan het strijkkwartet dat het een eigen festival verdient?

Danel: [resoluut antwoord, red.] Het repertoire …

Bogdanas: Het is waar dat het daar allemaal mee begint.

Danel: De grootste componisten hebben in het genre van het strijkkwartet het beste van zichzelf gegeven. Er is bijvoorbeeld maar één vioolconcerto van Beethoven. Maar hij heeft wel zestien strijkkwartetten geschreven. Elk kwartet heeft zijn eigen speciale klank, maar deze eenheid wordt mogelijk gemaakt omdat het repertoire zo geweldig is. Het is dus duidelijk datgene wat het strijkkwartet zo bijzonder maakt. Als je een biënnale voor pianotrio zou inrichten, zou je gaten in het repertoire hebben. Doe je het voor strijktrio, dan zou het ongeveer een dag duren. Andere ensembles hebben niet zo’n cycli als wij, van Mozart over Beethoven en Mendelssohn tot Bartók, Shostakovich en Weinberg.

Start van een traditie

Zowel Danel als Bogdanas beschouwen het promoten en uitvoeren van alle zeventien strijkkwartetten van Mieczysław Weinberg (1919-1996) als de grootste prestatie van het Quatuor Danel tot nu toe. “Ik ben echt trots op de vele Weinberg-cycli die we al in grote zalen over de hele wereld hebben gedaan, vooral dit jaar vanwege de verjaardag van de componist”, zegt de altist. “Na al die uren kopieën van manuscripten bestuderen en oefenen, leek het alsof we een traditie startten. Het gaf ons ook het gevoel dat de componist als het ware een lid van de familie was. Weinberg heeft Moldavische roots en mijn grootvader kwam ook uit Moldavië. Dat raakt me wel.” Toen het kwartet in de jaren ’90 voor de eerste maal Weinberg speelde, geloofde niemand in deze muziek. “We hebben er hard voor moeten vechten. De mensen zagen er de zin niet van in”, herinnert Marc Danel zich. “Er waren nauwelijks opnames. We moesten ook de partijen voor onszelf kopiëren en hadden geen enkel ankerpunt.” Het verschil met die andere componist met wie het Quatuor Danel en vele andere beroemde kwartetten zoals het Ruysdael Kwartet en het Dudok Kwartet Amsterdam elke weekdag van de Biënnale in Amsterdam de aftrap zullen geven, kan niet groter zijn. Voor de ochtendsessies van de tweede editie hebben de programmatoren besloten om van de ‘Early Haydn’ en zijn Zonnekwartetten (opus 20) op te schuiven naar Beethovens eerste set van zes kwartetten, opus 18.

Van Haydn zijn opus 20 wordt gezegd dat het een mijlpaal is in de ontwikkeling van het strijkkwartet. Hebben de opus 18 strijkkwartetten van Beethoven dezelfde status, niet alleen in het leven van de componist maar ook in de geschiedenis van het genre?

Danel: Het is anders omdat Haydn iets begon dat Beethoven daarna gebruikte en tot een absoluut hoogtepunt bracht. Daarmee bedoel ik niet dat Beethoven een betere componist was dan Haydn, want die was hoe dan ook een van de grootste genieën die voor deze combinatie geschreven heeft. Luister maar naar ‘Die sieben letzten Worte’ of het tweede kwartet uit het opus 54: niets kan omzeggens verbeterd worden. Maar de kwartetten van Beethoven zijn zeker en vast de meest indrukwekkende cyclus die je kunt vinden. Volgens Norbert Brainin (1923-2005), de eerste violist van het Amadeus Quartet, bracht hij het kwartet op een indrukwekkend spiritueel niveau dat geen enkele andere kunstenaar in welk genre dan ook heeft overtroffen, behalve misschien dan Schubert in zijn laatste kwartet. Het is natuurlijk maar een mening, maar eentje die ik graag deel. Omdat de zes opus 18 kwartetten de allereerste van Beethoven zijn, en ondanks de duidelijke invloeden van Mozart in nummer 5 en de stijl en geest van Haydn in nummer 2, zijn deze werken op zichzelf al heel belangrijk. Ik denk dat de organisatoren van de Biënnale over twee jaar de vijf middelste kwartetten zullen programmeren om de dag te beginnen. Dat is natuurlijk volkomen logisch: een festival dat het strijkkwartet viert zonder Beethoven, is nauwelijks denkbaar.

Bogdanas: Ik vind het moeilijk om de opus 20 kwartetten van Haydn te vergelijken met het opus 18. Na een paar keer de Beethoven-cyclus te hebben gespeeld, beschouw ik diens kwartetten meer als een geheel. Ik maak geen onderscheid tussen de verschillende stukken, die allemaal deel uitmaken van één groot verhaal. Al vanaf het begin is het idioom duidelijk Beethoven, en in die zin zeer herkenbaar. Als je bijvoorbeeld naar ‘La Malinconia’ luistert, het laatste deel van opus 18 nummer 6, dan blikt dit deel al vooruit naar de late kwartetten.

Voor het ‘Early Beethoven’ concert combineren jullie Beethoven met één van de componisten waarmee het Quatuor Danel bekend is geworden: Mieczysław Weinberg (1919-1996). Als tijdgenoten, zowel in tijd als in ruimte, ligt de link tussen Weinberg en Dmitri Shostakovich, voor de hand. Maar mag men aannemen dat Weinberg zich ook heeft laten inspireren door het oeuvre van Beethoven?  

Bogdanas: [resoluut antwoord, red.] Oh ja. Wie was dat dan niet?

Danel: Het is heel moeilijk voor een componist om na Beethoven te komen en géén rekening te houden met wat hij heeft gedaan, al leunt Weinberg in vele opzichten ook dicht bij Schubert aan. In het vijftiende strijkkwartet van Weinberg zit een overduidelijk en zeer herkenbaar citaat, dat refereert aan het ritme van het hoofdthema van opus 18 nummer 1.

Bogdanas: En het korte laatste kwartet van Weinberg houdt verband met het laatste kwartet van Beethoven. Is de compactheid ervan een knipoog naar diens opus 135? Hij schreef dit even heldere als behoorlijk eenvoudige strijkkwartet voor het Borodin Quartet.

Wat is het verhaal achter Weinberg zijn Improvisation & Romance (1950). Zoals jullie met zijn strijkkwartetcyclus deden, verzorgde het Quatuor Danel ook voor dit werk de première. In hoeverre is deze muziek bijvoorbeeld geïmproviseerd; wat mag het publiek van dit stuk verwachten?

Marc Danel | Foto: Marco Borggreve

Danel: De eerste viool speelt inderdaad vrij lang alleen in dat stuk, dat als je wil geïmproviseerd zou kunnen worden. Wanneer we spelen, moeten we eigenlijk altijd de indruk geven te improviseren. Altijd. Je moet heel empathisch zijn als je op het podium staat en proberen de stem van de componist te zijn: de draad, bij wijze van spreken, tussen zijn muzikale persoonlijkheid en het publiek. Daarom zijn we altijd trouw aan de tekst. Maar binnen de grenzen van de partituur hebben we volledige vrijheid, en die vrijheid moeten we heel erg gebruiken. Want eerst moet je je de muziek eigen maken, voordat je ze aan het publiek teruggeeft. Op geen enkele manier mag het publiek weten wat je gaat doen. Als ze kunnen raden wat er gaat gebeuren, is de magie weg. De Romance klinkt daarentegen sterk als de Sovjetromantiek van de 20ste eeuw. Zoals de meeste Russische componisten heeft Weinberg veel geschreven voor film, cartoons, circus en dergelijke. Zo schreef hij de muziek voor de Russische versie van Winnie-the-Pooh. Het is dus niet verwonderlijk dat deze Romance een geweldig filmnummer is. Het lijkt ook een beetje op de Lieder van Schubert.

Bogdanas: Het spelen van de Improvisation & Romance op de Biënnale was zeker Yasmin haar idee. Na de première in Luzern kwam ze naar ons toe en vroeg of we het met Beethoven konden combineren. Het is niet de eerste keer dat Weinberg het woord improvisatie gebruikt om zijn muziek te beschrijven. Een van de delen van zijn vijfde strijkkwartet (het Lento uit opus 27, red.) draagt dezelfde titel en heeft lange solo’s zoals in de Improvisatie.

Het tweede concert dat het Quatuor Danel tijdens de Biënnale zal spelen, maakt deel uit van de zogenaamde ‘Selected by’ serie. Het publiek zal twee Belgische, romantische componisten ontdekken: César Franck (1822-1890), geboren in Luik maar al vroeg in zijn leven naar Parijs getrokken, en de ongelukkige Guillaume Lekeu (1870-1894), die Franck als een van zijn leermeesters had. Wat waren de redenen voor deze selectie?

Danel: Ik vind het strijkkwartet van Franck een zeer, zeer onderschat stuk, maar tegelijkertijd ook bijzonder veelzeggend. Als je naar het conservatorium gaat, en je vraagt mensen het verschil in leeftijd tussen Brahms en Franck, zullen ze je waarschijnlijk vertellen dat Franck tien jaar na Brahms is geboren. Maar eigenlijk is hij elf jaar eerder geboren. Franck zit precies tussen Mendelssohn en Brahms in. Maar soms klinkt zijn muziek echt alsof hij tot de 20ste eeuw behoort: een periode waarin hij nooit geleefd heeft … Zijn kwartet wordt niet veel gespeeld en is ook niet vaak opgenomen. Maar het is een episch werk. Wij – en in dit geval denk ik dat ik voor ons vieren kan spreken – beschouwen het als een van de grootste meesterwerken van de 19de eeuw. Met mijn studenten heb ik eens een spelletje gespeeld. Ik liet hen enkele fragmenten van de eerste versie van onze opname van Franck’s strijkkwartet horen en vroeg hen hoe oud die kerel was. Ze zeiden allemaal onder de dertig!

Bogdanas: En dat is het interessante aan dit programma: het combineert de diepgang van het stuk van Lekeu, die opvallend jong stierf, en de frisheid van Franck, die zijn strijkkwartet schreef toen hij erg oud was. Het bleek één van zijn allerlaatste stukken te zijn, maar het lijkt alsof het door een jongeman is geschreven. Lekeu zijn Molto adagio, sempre cantante doloroso heeft een heel ander karakter. Op een gegeven moment kun je je een trieste, bijna begrafenisachtige stoet voorstellen.

Danel: Het stuk wordt voorafgegaan door een vers van de heilige Mattheus “Mon âme est triste jusqu’à la mort”. De componist stierf per toeval op een zeer ongelukkige manier, na het eten van verdorven voedsel. Zijn geflirt met de dood maakt natuurlijk deel uit van de romantiek, maar de muziek op zich is ook extreem donker, emotioneel en vrij complex. Het kostte tijd om de vorm te doorgronden. Je moet heel geconcentreerd zijn om een soort spanning vast te houden. Maar ook Franck is allesbehalve gemakkelijk, omdat de partituur zo veel noten heeft … (gniffelt)

“Iets met rituelen”

Het strijkkwartet van Franck is een notoir lang stuk, dat ongeveer vijftig minuten duurt. Dat brengt me bij de vraag: hoe belangrijk is uithoudingsvermogen voor een strijkkwartet? En is dit iets waar je aan kunt werken?

Bogdanas: Het laatste deel van Franck is gekkenwerk. Sommige delen zijn echt moeilijk, bijna onspeelbaar zelfs.

Danel: Een instrument bespelen is een sport. Je moet echt in vorm zijn. In de aanloop naar een concert probeer ik ‘s middags te slapen, neem ik wat vitaminen, eet ik een paar uur van tevoren pasta of rijst en probeer ik tot mezelf te komen en me te concentreren voordat ik het podium op ga.

Bogdanas: Ik denk dat de eerste die hierover sprak de grote vioolvirtuoos Yehudi Menuhin (1916-1999) was. Hij noemde deze ‘hygiène de vie’ van het grootste belang voor een muzikant. Tegenwoordig reizen we veel, wat het allemaal nog uitdagender maakt.

Danel: Wil je topprestaties leveren, moet je in welk beroep dan ook een energie hebben die boven het normale niveau ligt om het ritme aan te kunnen dat daarvoor noodzakelijk is. Ook wil je je energie niet kwijt voordat je het podium opgaat, want het moet allemaal precies op dat moment gebeuren. Net daarom heb ik een hekel aan het doorspelen voor een concert. We hebben allemaal – en daarmee bedoel ik elk strijkkwartet of elke muzikant – ook iets met rituelen. Je zou het zelfs een soort bijgeloof kunnen noemen. Sinds haar kindertijd zijn er een aantal dingen van mijn dochter die ik op elk concert bij me heb. Voor mij is het een soort zegen.

Bogdanas: Ik controleer altijd de positie van de voetjes van mijn pupiter voordat het concert begint, om er zeker van te zijn dat ze in een bepaalde richting staan … (lacht) Het is een manier om mijn eigen ruimte af te bakenen, want het is heel belangrijk om je thuis te voelen op het podium. En als we klaar zijn met een stuk, zal ik mijn partij altijd een slag draaien.

Als kwartetspeler sta je als het ware de hele tijd in je blootje ten opzichte van de leden van een orkest. Ik denk dat deze kwetsbare positie het grootste respect afdwingt, maar het zorgt ook voor veel druk. Hoe ga je daarmee om?

Danel: Wat voor ons als kwartet bijzonder moeilijk is, is niet alleen de druk, maar ook het feit dat hoe anderen het doen ook van jou afhangt. Het is soms zeer zwaar om met deze onderlinge afhankelijkheid om te gaan en leidt altijd tot crisismomenten. Maar als je dit werk doet, betekent het dat je ervan houdt. Eenmaal aan het spelen, ben je zo gelukkig, ondanks de spanning die het soms met zich meebrengt binnen de groep. We zijn verslingerd aan de adrenaline. Ik zou het echt missen als ik geen druk voelde. Een muzikant moet onmiddellijk stoppen als hij of zij geen plezier heeft op het podium. En risico maakt deel uit van het plezier. Ik vertel mijn studenten vaak dat ze geen drugs hoeven te gebruiken of 250 km/u op de snelweg moeten rijden, want als muzikant doe je de meest opwindende dingen die je hoe dan ook op het randje brengen.

Dat klinkt allesbehalve saai, maar tegelijk ook heel contra-intuïtief. Want het publiek beschouwt klassieke muziek doorgaans niet als iets extreem spannends …

Bogdanas: En dat is natuurlijk een grote fout. Ik ben een grote hardrock- en heavy metalfan, maar ik zou zeggen dat Beethovens strijkkwartet opus 131 zonder twijfel subversiever is dan de meeste muziek die er vandaag wordt geschreven. In de echte zin van het woord is er zoveel rock-and-roll in dat werk. De uitdaging is om grenzen te verleggen door te testen hoe ver we in een stuk als dit kunnen gaan.

Danel: Er zijn twee dingen waar ik heel sterk in geloof. Ten eerste kan het publiek de muziek niet ten volle beleven als je er op de een of de andere manier niet van geniet. Het is heel belangrijk om de boel wat op stelten te zetten terwijl je speelt. En ten tweede mag het publiek zich nooit te comfortabel voelen en kunnen voorspellen wat je gaat doen. Elke interpretatie moet levendig zijn. De relatie met het publiek moet met elke maat anders zijn. Het is geweldig als er in één enkele frase een groot contrast is tussen lyriek en puntigheid, zoals in het laatste deel van Mozart zijn Dissonantenkwartet bijvoorbeeld (KV 465).

Regels die vrij maken

Het laatste concert waar het Quatuor Danel bij betrokken is, is misschien wel een van de meest verwachte van de hele Biënnale, want het presenteert de Nederlandse première van Goetia – 72 in umbra lucis van de Russisch-Amerikaanse componiste Lera Auerbach. Het is een stuk dat het kwartet samen met het Nederlands Kamerkoor zal uitvoeren. Voor mensen die haar niet kennen, wat kunnen jullie ons vertellen over Auerbachs werk en deze compositie in het bijzonder?

Bogdanas: Om eerlijk te zijn? Absoluut niets. We hebben de partijen, maar hebben het stuk nog niet geoefend. Als kwartet gaan we er vanaf december mee aan de slag. En een week voor de Biënnale hebben we een paar dagen gepland voor repetities met het koor. Het concept is in ieder geval interessant en we verwachten er veel van. Natuurlijk kennen we het tweelingstuk van Auerbach voor saxofoonkwartet en koor (72 Angels – In splendore lucis, red.). Maar ik kijk erg uit naar het vervolg, want deze keer gaat het om 72 demonen … (lacht) Na de Biënnale zullen we het werk ook in verschillende zalen in Nederland en in Boedapest spelen.

Danel: Dit is misschien een goede vraag om te praten over hoe het is om met zangers te spelen. Een stem is de grootste inspiratiebron. De kans die we hebben om een week met topzangers door te brengen en dit werk met hen te delen, is gewoon geweldig. Ik ben ervan overtuigd dat met onze instrumenten het belangrijkste is om te zingen. Mijn hele leven al probeer ik een zanger te zijn met mijn viool. Toch denk ik dat een instrument meer mogelijkheden biedt qua tessituur, articulatie en dynamiek.

Bogdanas: In het Roemeens zeggen we niet “een instrument bespelen”. We zeggen “ik zing de viool”. Het is eigen aan het vocabularium en werkt met alle instrumenten. Het gaat altijd en overal over zingen.

Volgens wijlen Milan Škampa, de altviolist van het Smetana Quartet, is een strijkkwartet “de mooiste gevangenis ter wereld”. Dat is zowel een verleidelijke alsook ontnuchterende gedachte … Wat zijn jullie opvattingen op dit punt?

Danel: Waarom maakt hij de vergelijking met een gevangenis? Op dat punt ben ik het toch niet helemaal eens. Is het een gevangenis omdat je elke dag dezelfde collega’s moet zien … Ik vernoem graag nog een keertje Brainin, voor mij een van de grootste kamermuzikanten van de 20ste eeuw, die sprak over vrijheid en regels. Hoe meer regels je hebt, hoe meer je volledig vrij kunt zijn. Als eerste viool, bijvoorbeeld in de eerste variatie van het Andante van Mozarts kwartet in A-groot (KV 464) dat Beethoven zo bewonderde, kun je alleen vrij spelen als de anderen het tempo strikt volgen. Regels kunnen dus ook heel bevrijdend zijn.

Vlad Bogdanas | Foto: Marco Borggreve

Bogdanas: In de eerste plaats wijden we ons allemaal om verschillende redenen aan het strijkkwartet. Mijn vader speelt in een kwartet, dus het was min of meer mijn lot. Ondertussen denk ik dat we gewoon verslaafd zijn aan het genre en het beroep. Kijk bijvoorbeeld naar Yovan (Markovitch, de cellist van het Quatuor Danel, red.) die al in drie verschillende kwartetten speelde. Hij kan het niet laten, al had hij wel mogelijkheden om andere dingen te doen. Maar hij komt er steeds naar terug. Als je dit leven eenmaal hebt geprobeerd, is het moeilijk om iets anders te doen.

Ik wil jullie ook graag nog een citaat van een andere strijker voorleggen, van Vladimir Bukač van het Quatuor Talich met name: “Il ne faut pas cacher qu’un quatuor est par essence un groupe conflictuel: il s’agit de la réunion de quatre individualités qui tentent, ensemble, de faire de l’art. Pensez juste à la question du tempo: comment aller ensemble avec quatre rythmes cardiaques différents? Donc, dans un quatuor, il est nécessaire que chacun trouve son compte sans empiéter sur l’autre. […] Par ailleurs, dans un quatuor, chaque voix est d’égale importance: il ne peut y avoir de domination, sinon c’est la catastrophe. C’est une école de l’humilité. Hoe belangrijk is het om nederig te zijn als onderdeel van een groep van vier, vooral ook wat de muziek betreft?

Danel: Het is zeker heel belangrijk om nederig te zijn in de muziek: je kunt je ego niet op de voorgrond plaatsen. Maar ik zou niet willen zeggen dat een kwartet in essentie conflicterend is. Anders geloof je dat samenwerken op zich al conflicterend is, terwijl je eigenlijk allemaal aan hetzelfde zeel trekt en gebruik maakt van de vaardigheden van ieder afzonderlijk lid.

Bogdanas: Conflicten zijn ook niet het eerste wat me te binnen schiet als ik denk aan het spelen in een kwartet, maar op een gegeven moment zullen er zeker spanningen zijn. Zoals in elke relatie en in het bijzonder dan in een huwelijk met vier personen. Ik ben soms zelfs in conflict met mezelf, tussen de rechter- en de linkerhand … (lacht)

Danel: Als ik een heel jong kwartet lesgeef, stel ik de domste en tegelijkertijd meest provocerende vraag die je je kunt voorstellen: wie van de vier is het belangrijkste? Meestal zegt de eerste viool de altviool of de cello. De tweede viool zal de eerste viool noemen. De altviolist is altijd de aardigste persoon in het kwartet, dus hij of zij zal het liefst iedereen noemen. En de cellist geeft geen antwoord, omdat hij zo graag aan zichzelf wil denken, maar eigenlijk niet durft. Het juiste antwoord voor mij is dat iedereen zichzelf als de belangrijkste van de groep moet zien. Als je niet gelooft dat je rol essentieel is, hoe kun je die dan goed doen? Kamermuziek is in wezen een dialoog. En je kunt alleen dialogeren als je sterke persoonlijkheden hebt, die tijdens het samenwerken aan het licht moeten komen. Uiteindelijk is het de betrachting om meer en meer jezelf te zijn terwijl je speelt.

Ik wil het interview graag afsluiten met drie korte vragen. Ten eerste, welke herinnering in de geschiedenis van het kwartet ligt jullie het meest na aan het hart?

Bogdanas: Het octet van George Enescu (1881-1955) spelen met mijn leraar en mijn vader, die de eerste viool van het Enescu Quartet is, op het Enescu-festival met mijn grootmoeder, mijn vrouw en mijn moeder in de zaal: dat deed me wel wat. Ik speelde bij die gelegenheid de eerste altvioolpartij.

Danel: Omdat ze zo geweldig zijn, wil ik alle cycli van Beethoven, Weinberg en Shostakovich noemen die we al hebben gespeeld.

Stelt u zich eens voor op uw sterfbed, welk strijkkwartet (of welke beweging) wilt u nog een laatste keer horen?

Danel: Ik ben niet zeker of ik nog een strijkkwartetbeweging zou willen horen. Het zou me aan mijn werk doen denken … (lacht) Als je sterft, denk ik dat je een zekere rust wil. Daarom zou ik waarschijnlijk luisteren naar een heel heldere en mooie sopraan. De Franse klassieke trompettist Maurice André (1933-2012) bijvoorbeeld in Mozarts Koningin van de Nacht.

Bogdanas: Knockin’ on Heaven’s Door in de versie van Guns N’ Roses.

Is er nog iets waar jullie van dromen om als strijkkwartet te doen?

Danel: [resoluut antwoord, red.] Uiteraard. Vele dingen. Er zijn nog steeds zalen en landen waar we nooit gespeeld hebben. En ik wil zeker de hele Beethoven-cyclus opnemen, net als enkele van de meesterlijke kwartetten van Schubert en Mozart. Of de hele Shostakovich-cyclus in Moskou en de Weinberg op drie plaatsen die met hem verbonden zijn: Rusland, Polen en Israël.

Bogdanas: Wat artistieke wensen betreft, zijn er enkele combinaties die ik graag eens wil proberen. Zoals het kwartet van Fauré, één van beide sextetten van Brahms en het octet van Enescu. Zo’n programma heeft een rode draad, want Enescu ontmoette Brahms in Wenen en Fauré was een van zijn leraren in Parijs. Ik voel me echt geraakt door de muziek van Enescu. Hij is net als ik in Roemenië geboren, maar bracht het grootste deel van zijn leven in Frankrijk door.


  • WAT: Interview met Marc Danel en Vlad Bogdanas, primarius en altviolist van het Quatuor Danel, naar aanleiding van de tweede editie van de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam (25 januari – 1 februari 2020). Tijdens dit festival zal het kwartet op woensdag 29 januari muziek uitvoeren van Beethoven, Weinberg, Franck en Lekeu en daags nadien de Nederlandse première geven van Lera Auerbachs Goetia – 72 in umbra lucis voor strijkkwartet en koor.
  • WIE: Quatuor Danel [Marc Danel en Gilles Millet (violen), Vlad Bogdanas (altviool), Yovan Markovitch (cello)]
  • WEBSITES:
    Quatuor Danel – https://www.quatuordanel.eu/
    Strijkkwartet Biënnale Amsterdam – https://www.sqba.nl/
  • FOTO’S: © Marco Borggreve
  • ORIGINELE TEKST (EN)

Nieuwsbrief

Meer Lezen

© Klassiek Centraal – build & hosted door Kyzoe.be

Join Us

Subscribe Our Newsletter

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.Consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo. ex ullamcorper bibendum. Vestibulum in mattis nisl.