Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

Brahms op z’n best

De cellosonates van Johannes Brahms (1833-1897) zijn al tig keer op cd geperst. Waarom dan nóg een opname? Omdat het duo Amy Norrington en Piet Kuijken deze muziek duidelijk diep in het hart draagt. En ook niet een klein beetje omwille van het instrumentarium dat hier bespeeld wordt.

Hét uithangbord van deze nieuwe Etcetera-opname is immers zonder twijfel de Johann Baptist Streicher (1796-1871) pianoforte uit de collectie van Piet Kuijken, een periode-instrument uit 1868. “Brahms zelf was tot aan zijn dood eigenaar van een identiek instrument uit hetzelfde bouwjaar dat hem erg dierbaar was en dat hij tot zijn allerlaatste opusnummers gebruikte om te componeren”, zo lezen we in het drietalige cd-boekje (EN, DE, NL). Beter historisch geïnformeerd wordt het dus niet, al heeft dat natuurlijk ook veel met de speelwijze zelf te maken. Hoe dan ook zoeken de meeste musici hun toevlucht tot moderne(re) instrumenten wanneer ze met Brahms aan de slag gaan. Er zijn wel enkele uitzonderingen op de markt. Zo werden diens vioolsonates door het duo Johannes Leertouwer en Julian Reynolds op een Blüthner-vleugel uit 1857 opgenomen (Challenge Records), en deden voor hetzelfde repertoire Aylen Pritchin en Maxim Emelyanychev een beroep op een Steinway uit 1875 (Aparté). Maar voor de cellosonates is deze aanpak eerder ongewoon, en wie weet – op plaat dan toch – zonder precedent.

De twee sonates voor piano(forte) en cello van Brahms behoren tot het belangrijkste uit de tweede helft van de 19de eeuw dat er voor dit solo-instrument is geschreven. Maar ondanks het publieke succes van met name de eerste sonate, liep niet iedereen hoog op met de kwaliteit ervan. Zo toonde Simon Vestdijk zich in een onderzoek van Brahms’ kamermuziek meedogenloos hard voor de tweede sonate (Hoe schrijft men over muziek?, 1963). “Rommelig en nietszeggend”, luidde zijn oordeel over het openingsdeel (Allegro vivace). “Een tamelijk mat stuk”, zo werd het daaropvolgende, “vervelende” Adagio affettuoso gekapitteld. Behorend tot “Brahms’ zwakste kamermuziekwerken”, klonk ten slotte het zeer strenge eindverdict. Een andere klok horen we bij de musici zelf. Neem bijvoorbeeld Steven Isserlis, die het daarentegen heeft over “two marvellous sonatas” en “invaluable assets to the cello and piano repertoire”. Het eerste deel van de door Vestdijk verguisde tweede sonate beschouwt de Britse cellist als “extraordinarily bold”, terwijl het trage deel wordt geprezen omwille van zijn “rijke stijl”. “A highpoint in late nineteenth-century chamber music”, zo eindigt Isserlis zijn lofzang.

Obstinaat vuurgevecht

Heerlijk zachtjes meanderend in het avondlicht: zo begint de eerste cellosonate van Brahms (1862, 1865). De precieuze manier waarop Amy Norrington het eerste thema fraseert, doet me meteen vermoeden dat ook zij – net als Isserlis – deze stukken diep in haar hart draagt. Dit is het allereerste soloalbum van de celliste, hetgeen verwonderlijk is als je haar reeds lange staat van dienst onder de loep neemt. Kamermuziek is duidelijk een tweede natuur, zo blijkt uit haar jarenlange verleden bij Oxalys en haar huidige inzet voor het Valo String Quartet. Norringtons toewijding aan het repertoire is groot, meer bepaald als stichtster en artistiek directeur van het bijzonder fijne Festival Resonances in het Naamse gehucht Halloy. Op deze cd bespeelt ze een schitterende cello uit 1695 van Francesco Ruggieri (ca. 1628-1698), uitgerust met omwonden darmsnaren en uitgeleend door haar collega-cellist David Waterman van het Endellion String Quartet. Ze wordt geruggesteund door Piet Kuijken, één van haar vaste partners. Met die achternaam behoeft de Belgische toetsenist eigenlijk weinig introductie. Hij is sinds 2002 onder meer pianodocent aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel en als gastprofessor verbonden aan het conservatorium van Antwerpen en de Sorbonne universiteit in Parijs.

Met het tweede thema uit het Allegro non troppo bereikt de cellosonate in e (Op. 38) zijn eerste, echte climax. Cello en pianoforte lijken er wel in een even tumultueus als ongenadig vuurgevecht verwikkeld. Het duo geeft elkaar daarin geen duimbreed toe, hetgeen de spankracht alleen maar verder opdrijft. Nadat een bucolisch aandoend derde thema de gemoederen definitief heeft doen verstommen, houdt de relatief korte doorwerking opmerkelijk genoeg weinig echt nieuws in petto. Opvallend is vooral een nieuwsoortig, obstinaat vuurgevecht dat eens temeer langzaam tot bedaren komt. In de afrondende coda lijkt het ten slotte alsof beide instrumentalisten eerbiedig de vredespijp roken. Dit zowel monumentale als veelbelovende begin krijgt een eens speels en dan weer smachtend vervolg in het gracieuze Allegretto quasi Menuetto. Norrington en Kuijken hebben daarbij niet alleen een fijn oor voor de dynamiek, maar laten de timbres in het centrale trio ook op prachtige wijze met elkaar versmelten. Het derde en meteen ook laatste deel van Brahms’ eerste cellosonate is een waar stijlimbroglio waarin fuga en sonatevorm vrijelijk met elkaar zijn vermengd. Dit complexe en bijwijlen berekende Allegro is als een nietsontziende roetsjbaan waarin de beide spelers blindelings op elkaar dienen te vertrouwen. Hun jarenlange verwantschap is hier een buitengewone troef. Het geheel blijft van begin tot eind voortreffelijk in balans, met een hechte en tegelijk transparante klank tot gevolg. Een waardig, heftig en zo nu en dan zelfs lyrisch slot.

Liederen als extraatje

Om ook als luisteraar terug wat op adem te komen, en toch enkele aangename extraatjes aan het album toe te voegen, wordt de eerste cellosonate niet meteen gevolgd door de tweede. Twee liederen van Brahms zorgen eerst nog voor de nodige verpozing: Es träumte mir (Op. 57, nr. 3) en Ach, wende diesen Blick (Op. 57, nr. 4). Een keuze die zeer goed uitpakt, want het contrast tussen deze liefdevolle liederen en het furieuze slot van de eerste sonate kan moeilijk groter. De arrangementen zijn van het duo Norrington-Kuijken zelf, maar eigenlijk wordt er precies het origineel gespeeld, met de cello als zangstem. Met de heroïsche aanhef van het eerste deel van de orkestrale tweede cellosonate in F (Op. 99, 1886) volgt er opnieuw een stijlbreuk (Allegro vivace). Aan de piano worden de tremolo’s vlotjes uit de pols geschud – het begin van een notoir moeilijke partij die met veel aplomb ter harte wordt genomen en op de Streicher uitstekend tot zijn recht komt. Het spontane spel van Norrington maakt het geheel tot een veelkleurige en bovenal aantrekkelijke totaalervaring. Het daaropvolgende, doorgaans serene Adagio affettuoso wordt met het nodige gevoel geplukt en gestreken, en doet vooral betreuren dat Brahms de trage beweging uit zijn eerste cellosonate uiteindelijk weerde, zo niet vernietigde. Ook in de laatste twee delen blijft de kwaliteit van musiceren van de bovenste plank. Het uitermate spitante scherzo (Allegro passionato) – aan een pittig tempo uitgevoerd – bruist van de energie en blinkt uit in wilskracht, terwijl de opvallend zorgeloze finale – “voll frohen Behagens”, dixit de criticus Bernhard Vogel (1887) – een geraffineerd orgelpunt vormt (Allegro molto).

Een opname die over de hele lijn weet te overtuigen, mede dankzij een doordachte opbouw én enkele passende toegiften – het geheel sluit af met Die Mainacht (Op. 43, nr. 2). Moesten er nu nog sterren te geef zijn, dan eindigde deze cd zeer hoog aan het firmament. Zo ongeveer op dezelfde hoogte als Rostropovich en Serkin (Deutsche Grammophon, 1983), om maar die twee grootheden te noemen. Want dit is Brahms op z’n best.

Details:

Titel:

  • Brahms op z’n best

Wie:

  • Amy Norrington (cello) & Piet Kuijken (piano)

Te koop via:

Label + Cat. nummer:

  • Etcetera Records (KTC 1820)

Blijf op de hoogte

Elke donderdag sturen we een nieuwbrief met de meest recente berichten op onze website

– advertentie –

© 2025 klassiek-Centraal.be - Alle rechten voorbehouden.