Waar begin ik?
Ingmar Bergman, de Zweedse oervader van de psychologische cinematografie; Fanny och Alexander, zijn met een Oscar bekroonde werk uit 1984 – het zijn deze twee kernconcepten die De Munt, als slotstuk voor het jaar 2024, in première heeft samengebracht.
Fanny and Alexander is een psychologische coming-of-age-verhaal. De innerlijke machinaties van de familiestructuur – zowel die van de Ekdahls, als het gezin van bisschop Edvard Vergerus (een sinistere interpretatie komende van niemand minder dan bariton Thomas Hampson.) Ik had niet verwacht dat hij nog groter – zowel van klank, als van figuur – kon lijken, maar hierbij.
Het was een sterrencast die samenkwam, maar laten we even bij de essentie blijven: Fanny en Alexander. Van de twee kinderen is het eigenlijk de, bijna pijnlijke, overgang naar de volwassenheid voor de jonge Alexander. In ware Bergman-stijl is niets zwart-wit. Niemand, zelfs niet de kinderen, is altijd even eerlijk. Vocaal is het zeldzaam om een jonge stem zo’n aandacht te schenken op dramatisch en uitvoerend vlak. Alexander wordt, impressionant, vertolkt door de jonge Jay Weiner.
Fanny and Alexander, van de Zweedse componist Mikael Karlsson, onder leiding van dirigente Ariane Matiakh. Een wereldcreatie van de Munt op vraag van Ingmar Bergman jr. Maar vooral: een nieuwe creatie die toont dat opera meer kan zijn dan een product uit het verleden.
Ingmar Bergman
Zelf een aantal maanden in Stockholm gewoond te hebben voelde deze opera als een korte thuiskomst. De Scandinavische kunsten, cinema, om eerlijk te zijn zelfs hun operaproducties, hebben een eigenheid die ik moeilijk onder woorden kan brengen. Je beweegt je door een expressionistische wereld die een soort intuïtie vraagt. Er is niet voorgekauwd, wat de verveling, de uitblussing, tegengaat. Soms is er ook een ruwe schoonheid. Een die je confronteert, alsof je in de diepte staart en niet kan stoppen met kijken. En dit is zeker waar voor de stille, uitvergrote ruimtes – zowel fysieke landschappen, als geestelijke dwalingen – die ik vaker voel als ik naar een Ingmar Bergman film kijk (wat zeker wel eens gebeurt.)
Fanny and Alexander
Dit gevoel keert ook terug bij de productie van Fanny and Alexander. Het opent met een vrolijk gebeuren: een kerstfeest. De familie is samen, maar ergens klopt er iets niet. Deze introductie gemaakt te hebben, de familie Ekdahl on display, volgt al snel de daling naar de, onder het mom van religie en huiselijkheid, dreiging van bisschop Vergerus. En die, via extensie; zijn devote huismeid Justina (mezzosopraan Anne Sofie Von Otter).
De rode draad hierin zijn de kinderen. De volwassenen in hun leven, zoals hun moeder Emilie (mezzosopraan Sasha Cooke), brengen de gebeurtenissen teweeg, maar het zijn Fanny (Sarah Dewez) en Alexander die de gevolgen dragen. We zien niet per se het verhaal vanuit hun ogen, maar we worden wel betrokken bij hun gevoelswereld. Vooral die van de jonge Alexander, die worstelt met een destructieve jeugdige drang tot verzet. Deze krijgt dan mythische proporties in een onwerkelijke en unieke sectie: Ismaël (contratenor Aryeh Nussbaum Cohen).
Ik heb nog nooit zo’n ambigu gevoel gehad als bij een personage als Ismaël. In het verhaal van Bergman is de mythische neef van Alexander de boodschapper dat fantasie – in dit geval de wens van Alexander dat de bisschop sterft – en realiteit dichter bijeen liggen dan je zou denken. Cohen is, net zoals Hampson, een figuur die op de bühne fysiek als een reus boven de anderen uitsteekt. Ismaël in het verhaal is een geheimzinnig, magisch figuur – een waarbij je het gevoel krijgt dat als hij een sprookje zou zijn, het eentje is om kinderen te waarschuwen. De stem van Cohen, als contratenor, is ongelooflijk. Hij is groot, deze klinkt helder, en op een bepaald moment daalt hij zelfs even naar een laagte waardoor het lijkt alsof er twee personen zich bevinden in de figuur Ismaël. De hele sectie, in combinatie met de sprekende uitvoering van Weiner – jong, maar zeker al iemand die een indruk nalaat – is kort, maar raakt de ziel.
Fanny and Alexander is een productie die ik hoop nog eens te mogen zien. Het verdient het om een vaste plaats te krijgen in de operacanon. Het zijn dit soort mythische (opera)verhalen die ons zeker zullen bijblijven.