We hebben in ons land niet enkel uitstekende muzikanten maar ook een paar knappe musicologen die met gedrevenheid schrijven over muziek en de geschiedenis ervan. Ik vermeld toch even Bach-kenner Ignace Bossuyt, Francis Maes met zijn geschiedenis van de Europese klassieke muziek, Marc Delaere met zijn kleine muziekgeschiedenis na de jaren ’50 en de originele insteek waarmee Pieter Bergé voor jong en oud zijn “wandeling door de muziekgeschiedenis” maakte. Ook Yves Knockaert schreef al een merkwaardig boek over de vele manieren waarop we naar muziek kunnen luisteren. Nu pakt hij uit met een kanjer over de “klassieke meesters”. En die situeert hij vooral in de 18e en 19e eeuw. Geen echte muziekgeschiedenis, maar een boek waarin je veeleer te weten komt hoe 27 grote componisten in die twee eeuwen op mekaars werk reageren. Dat werpt toch een heel bijzonder licht over al die prachtige composities die ze schreven. Je kan het gerust als een alternatieve muziekgeschiedenis beschouwen.
Wie heeft wie beïnvloed: sommigen zijn elkaars vriend, anderen mekaars vijand. Het gaat hier om invloeden ondergaan en invloed uitoefenen, om inspiratie halen en wekken, en bij wie. En dat lees je van de ene generatie op de andere generatie. Merkwaardig genoeg begint Knockaert zijn overzicht niet met de grootste van allemaal, Bach. Het eerste voorbeeld is land- en leeftijdsgenoot Händel. Hoe hij voor zijn vele opera’s – hij schreef er een 20tal- te werk gaat met “ontleningen ” om er met de nodige aanpassingen “eersterangs Händel ” van te maken. Tot hij het operaschrijven vaarwel zegt en kiest voor oratoria wat de Engelsen ondertussen nader aan het hart ligt dan Italiaanse opera’s.
En dan volgt die andere meester, Bach. Ook nog zo iemand die geen probleem had met ontleningen van tijdgenoten en voorgangers maar dat wel heel eigenzinnig én perfect deed. Zoals blijkt uit de vele historische anekdotes en muzikale analyses die je te lezen krijgt in dit hoofdstuk over Bach, “de grootste”. Knap samengevat dit alles, leven en werk van dé barokcomponist: diepgang en geen galanterieën. En telkens weer die talloze verwijzingen naar tijdgenoten zoals de Italianen of naar critici die hem bombast en duister vonden of naar anderen die meer naar de smaak van het publiek componeerden zoals Telemann.
En ook de 25 andere “klassieke meesters ” worden op diezelfde manier even erudiet behandeld. Het gaat om een intelligente ontleding van hoe en welke relaties er liggen in hun werk en hun leven. De besproken componist wordt uitvoerig geanalyseerd in het licht van werk van voorgangers en tijdgenoten en dat alles gesitueerd met de nodige biografische context. Verbanden en verhalen vertellen doet hij met een zeer grote kennis van zaken. Dat zie je ook bij de zorgvuldige opsomming na elk hoofdstuk van alle besproken composities. Hun aantal is niet te tellen. Dat aantal vind je trouwens terug in een uiterst praktische en uitgebreide index.
En op het einde van de lectuur heb je meteen ook een beter besef van hoe door die eeuwen heen de muzikale stijlen zich ontwikkelden in die Westerse klassieke muziek. In elke generatie staat ook hier weer de volgende generatie op ‘schouders van reuzen’. En voor elk van die grote of kleine reuzen geeft Knockaert een kenmerkend epitheton mee in de ondertitels dat hij vervolgens uitvoerig verantwoordt. Bij Beethoven is dat kort “de reus”. Bij Schubert ,”groots in het lied”, Rossini “belcanto in de opera”, bij Bellini “nog meer belcanto”, bij Mahler “symfonie als opera”, Paganini, “vioolvirtuoos”…..
Ook Knockaert is virtuoos in het beschrijven van al die verbanden die er hoe dan ook bestaan tussen al die klassieke meesters. “Bang van kritiek”, zoals Knockaert Anton Bruckner kenmerkt, hoeft de auteur zeker niet te zijn.
WAT: Klassieke Meesters
WIE: Yves Knockaert
UITGAVE: Pelckmans, 670 p. (2022)