Op zaterdag 18 mei treedt de Syrisch-Amerikaanse klarinettist en componist Kinan Azmeh op in DE SINGEL. Hij doet dat samen met het Amerikaanse strijkkwartet Brooklyn Rider en de Zwitserse percussionist Mathias Kunzli. Een gesprek met Azmeh over zijn compositiestijl, de uitdagingen van het componeren en de werken die in DE SINGEL gespeeld zullen worden. “Ik zou een muzikant willen zijn in de breedste betekenis van het woord, waar alles wat ik doe elkaar beïnvloedt.”
Je composities omvatten verschillende werken voor solo, kamer- en orkestmuziek, maar ook muziek voor film, live illustratie en elektronica. Is er een bepaald genre of een bepaalde combinatie van instrumenten waar je het liefst voor componeert?
Kinan Azmeh: Niet echt. Als ik muziek schrijf, probeer ik voorbij genres te denken. Ik groeide op in een bijzonder multicultureel gezin: we hadden een grote honger naar andere culturen. Ik denk dat mijn muziek in lijn ligt met die filosofie. En ik probeer trouw te blijven aan mezelf. Ik schrijf wat ik graag hoor, zo simpel is het eigenlijk. Voor mij zijn de instrumenten slechts het gereedschap in de handen van individuen. Zeker als ik de muzikanten ken, wil ik voor hén schrijven en niet voor een specifieke combinatie aan instrumenten. Wanneer ik componeer, hou ik van deze persoonlijke benadering van de uitvoerders: om met hen die directe verbinding te hebben, niet alleen via het instrument dat ze spelen. Het is ook belangrijk om te vermelden dat ik het fijn vind als uitvoerders initiatief nemen. Mensen die een partituur van mij zien en bijzonder actief proberen te zijn om mijn muziek te laten leven. Muzikanten dus die niet alleen doen wat ze wordt opgedragen. Ik vertrouw ook mensen met een goede smaak: muzikanten die weten wat werkt en wat niet. Ik hou van deze flexibiliteit in het maken van muziek, niet alleen in de jazz- en wereldmuziekscene maar ook in de klassieke muziek. Om een echt betekenisvolle uitvoering te kunnen geven, moet ik bijna geloven dat ik de muziek zelf heb gecomponeerd. Om me dus vrij te kunnen voelen tijdens het spelen, zonder per se de noten te moeten veranderen.
Hoe zou je je eigen compositiestijl omschrijven?
KA: Eerlijk, ik sta er te dicht bij om mijn compositiestijl zelf te kunnen omschrijven. Het zou makkelijker zijn om iemand anders de overeenkomsten te laten zoeken tussen de stukken die ik schrijf. Misschien is het muziek die geïnspireerd is door een veelheid aan tradities, zonder erdoor beperkt te worden. In veel van mijn werken is flexibiliteit ingebouwd. Maar dat is eigenlijk meer een filosofie dan een compositiestijl. In mijn werk probeer ik niet in een hokje gestopt te worden. Misschien verandert mijn stijl in de loop der jaren ook wel, wie weet.
Op het programma staan drie van je stukken voor strijkkwartet, klarinet, strijkkwartet en percussie en klarinet en cello. Wat zijn de uitdagingen van het componeren voor deze specifieke combinaties van instrumenten?
KA: Als je voor een ander instrument schrijft, is de uitdaging van het componeren in het algemeen om iets te schrijven dat betekenisvol en speelbaar is. Je wil iets schrijven dat goed werkt in het register van het instrument in kwestie. Je wil ook iets schrijven waar de uitvoerder plezier aan beleeft, inclusief uitdagingen en moeilijkheden. Maar uiteindelijk ben ik geen altviolist of cellist, dus voor veel van de beschikbare mogelijkheden is onderzoek nodig. In dat opzicht heb ik het geluk getrouwd te zijn met een violiste, dus ik heb toegang tot strijktechnieken. Al heb ik ook mijn tijd besteed aan het leren over andere instrumenten. De uitdaging bij het schrijven voor de klarinet is anders, omdat dat een instrument is dat ik wél heel goed ken. Je wil dan niet iets schrijven waar je vingers automatisch van weten hoe het moet. Je wil muziek schrijven die uitdagend voor je is. Werken voor klarinet en strijkkwartet zijn al eerder gecomponeerd. We weten hoe die klankwereld klinkt, of het nu het klarinetkwintet van Brahms is of dat van Mozart. De uitdaging is om iets te schrijven dat minstens zo betekenisvol is als deze iconische repertoirewerken.
Hoe werkt je werk als uitvoerend musicus door in je werk als componist en vice versa?
KA: Ik ben altijd gefascineerd geweest door het idee van de ‘totaalmusicus’. Om Mozart als voorbeeld te nemen: we zien hem nu als componist, maar vroeger waren hij en veel van zijn collega’s niet alleen componisten, maar ook dirigenten en improvisatoren die verschillende instrumenten bespeelden. Ik zou ook zo’n muzikant willen zijn in de breedste betekenis van het woord, waar alles wat ik doe elkaar beïnvloedt. Mijn leven als componist en improvisator is vrijwel hetzelfde. Mijn leven als uitvoerder heeft zeker invloed op hoe ik componeer, omdat ik zoveel composities heb geleerd door ze te spelen. Ik heb ook veel componisten opdracht gegeven om nieuwe stukken voor me te schrijven, dus daar heb ik ook veel van geleerd. Als ik optreed, helpt het me enorm om componist te zijn om de keuzes te begrijpen die de componist heeft gemaakt. Eenvoudig gezegd gaat het componeren van een stuk over het vullen van een pagina met ideeën en noten. Je realiseert je dat je alle opties van de wereld hebt; je kunt alles schrijven wat je maar wil. Dus als je naar een stuk kijkt dat door iemand anders is geschreven, heb je er een heel ander respect voor, omdat iemand heel zorgvuldig keuzes heeft gemaakt om tot zijn of haar selectie van noten te komen. Componeren helpt je om de muziek van andere componisten te waarderen. Als ik speel, komen er veel compositorische ideeën in me op. Ik denk dat compositie en improvisatie twee kanten van dezelfde medaille zijn, en ik vind het leuk om me op die dunne lijn daartussen te bewegen. Sommige van de beste composities die ik in mijn leven heb gehoord, klonken heel spontaan. Alsof ze een natuurlijke flow hadden. Alsof ze geïmproviseerd waren. En sommige van de beste improvisaties die ik in mijn leven heb gehoord, klonken gestructureerd en doordacht alsof ze gecomponeerd waren.
Jullie zullen onder andere de volgende stukken van jouw hand spelen: Dabke on Martense Street, In the Element en The Fence, the Rooftop and the Distant Sea. Waar komen deze titels vandaan en op welke manier(en) zijn ze aan de muziek gerelateerd?
Azmeh: Brooklyn Rider gaf me de opdracht om Dabke on Martense Street te schrijven tijdens de pandemie. Een dabke is een rondedans die in grote delen van de Arabische wereld wordt gedanst, maar die vooral in Syrië, Libanon, Jordanië en de Palestijnse gebieden populair is. Het is een bijzonder feestelijke dans, waarbij mensen elkaars hand vasthouden. Martense Street is waar ik woon in Brooklyn, New York. Dabke on Martense Street is een soort imaginaire dans: de muziek heeft op zich niets te maken met de muziek die je bij dit soort dansvormen hoort. Tijdens de corona- en lockdownperiode kromp de omvang van je omgeving tot slechts twee woonblokken. Brooklyn staat ook bekend om het houden van block party’s, waarbij ze een woonblok aan weerszijden afsluiten en er muziek, dans en eten is. Natuurlijk was dit toen ook niet mogelijk. Dus met Dabke on Martense Street probeerde ik te dagdromen over een situatie waarin mensen elkaars hand weer kunnen vasthouden en kunnen dansen op muziek die vreemd is aan Brooklyn, maar deel uitmaakt van de ‘block party’. De lagen in de titel hebben veel te maken met het een beetje uitbreiden van je concept van thuis, en iets van thuis delen met je buren die ook uit andere landen komen.
In the Element is een stuk dat verbonden is met mijn studietijd tijdens een zomerkamp in het Apple Hill Center, New Hampshire. Dit zomerkamp betekent zeer veel voor me, omdat het getuige was van mijn eerste stappen in de kamermuziek en de improvisatie. Ik ging er een zomer heen, en keerde nadien weer terug naar Syrië. Een paar jaar later werd ik opnieuw uitgenodigd, maar deze keer om les te geven. Welnu, als ik daar ben, ga ik graag hardlopen in het bos. Op een keer kwam ik in een fikse regenbui terecht. Ik was helemaal doorweekt en zat op een van de bankjes. Ik keek omhoog en genoot van de regen die naar beneden kwam. Sinds ik een klein kind was, heb ik altijd van regen gehouden. En toen keek iemand van binnen naar buiten, zag me en zei: “hier is iemand ‘in zijn element’”. Dus daar gaat het stuk over. Het eerste deel is getiteld Run en het tweede is getiteld Rain. Oorspronkelijk was het een werk in twee delen, maar een jaar later ging ik voor het eerst in zes jaar terug naar Damascus en werd ik door het Quatuor Voce uitgenodigd om een deel te schrijven. Toen schreef ik dus Grounded, dat werd toegevoegd aan de eerste twee delen. In the Element is een stuk dat over thuis gaat. Niet thuis in de geografische zin, maar als een soort verbinding die je met iets voelt en wat deze verbinding betekent. Als je zegt dat iemand ‘in zijn element’ is, betekent dat meestal dat die persoon op zijn best is. En thuis zijn, denk ik, is zo’n situatie.
The Fence, the Rooftop and the Distant Sea heeft ook iets met thuis te maken. Het stuk werd geschreven in 2017. Het was in die periode van zes jaar waarin ik niet naar Syrië ben gegaan. Ik kreeg de opdracht om een werk voor klarinet en cello te schrijven van de Elbphilharmonie en Yo-Yo Ma – om te spelen tijdens het openingsseizoen van de Elbphilharmonie. Omdat het een periode was waarin ik niet naar huis ging, begon ik me zorgen te maken over het vergeten van die thuis. In die periode maakte ik van die denkbeeldige ritjes door Damascus om me te herinneren hoe de straten liepen, welke afslag ik moest nemen en waar ik mijn auto moest parkeren. Allerlei persoonlijke mentale oefeningen om niet te vergeten hoe Damascus eruitziet. The Fence, the Rooftop and the Distant Sea gaat over dit soort reconstructie van een beeld van thuis, een reconstructie die ik zowel alleen als samen met anderen maakte. Het is een oefening waarin beide instrumenten een monoloog houden, soms discussiëren en het soms met elkaar eens zijn. Tegen het einde van het stuk realiseren ze zich dat de belangrijkste herinneringen aan thuis de eenvoudigste waren. Ik schreef het stuk toen ik in Beiroet was en we een appartement huurden met een hek eromheen. En er was ook een dak vanwaar je de Syrische kustlijn bijna kon zien. Thuis was tegelijkertijd heel dichtbij en heel ver weg.
Welke stemming wil je oproepen met deze drie werken?
KA: Ik denk dat mijn antwoord voor alle drie de stukken hetzelfde zal zijn. Want als ik je zou kunnen vertellen welke emoties ik wil oproepen door ze in woorden te vatten, zou ik dat gewoon doen en zouden we de muziek niet meer nodig hebben. Ik denk dat dit het meest opwindende is aan kunst maken: het stelt ons in staat om emoties op te roepen die we niet kennen; emoties waarvan we niet de luxe hebben om ze in het echte leven te ervaren. Daarom grijpen we naar kunst: omdat we plotseling, op een emotionele manier, worden geraakt door iets dat we niet kennen. Het is een zeer complexe combinatie van verdriet, geluk, optimisme, pessimisme – noem maar op. Het zit allemaal in één enkel muziekstuk. Ik kan je dus niet vertellen welke stemming deze drie werken zullen oproepen. Mensen zullen ze moeten horen en zien welke emoties deze bij hen uitlokken.
Welke richtlijnen zou je het publiek geven om deze muziek beter te kunnen begrijpen?
KA: In alle muziek, en vooral dan kamermuziek, is de interactie tussen de musici heel belangrijk. Maar het publiek zal ook merken dat ik in veel van mijn stukken een kamermuziekensemble probeer te benaderen als een ‘band’. Het belangrijkste verschil tussen een kamermuziekgroep en een band, in de traditionele betekenis van het woord, is de ritmesectie. In Dabke on Martense Street maar ook in In the Element zal het publiek een echte aanwezigheid van de ritmesectie horen, wat meestal de bas en drums zijn. Dabke on Martense Street heeft geen bas en drums, en toch hoor je een baslijn die het stuk begeleidt. De belangrijkste puls komt van de cello en alle andere instrumenten spelen eromheen. Het belangrijkste advies dat ik heb, is: open je oren en geniet van wat er gebeurt.
In In the Element zit een opwindende drive in het eerste deel, Run. Je zou kunnen zeggen dat het stuk geïnspireerd is door elektronische muziek, waar ik ook fan van ben. Het tweede deel, Rain, is eigenlijk een koraal met improvisaties. Het derde deel is het meest ‘aardse’ deel. Het gaat over wat er gebeurt als je ergens aankomt en je voelt dat je met beide voeten op de grond staat. Misschien zijn dit de indrukken waarvan ik wil dat mensen ze ervaren als ze het stuk horen.
Als context voor The Fence, the Rooftop and the Distant Sea hoop ik dat wat ik eerder zei genoeg is om de verbeelding van het publiek te prikkelen. Het is een dialoog tussen twee individuen die een gemeenschappelijke liefde voor iets hebben. Maar ze hebben net daarover ook gemeenschappelijke vragen. Ik kan alleen algemene gedachten over dit stuk delen en geen muzikale richtlijnen, omdat de emotionele context waarin het stuk werd gecreëerd uiteindelijk het meest relevant is.
Jullie spelen ook twee composities van Colin Jacobsen, één van de violisten van Brooklyn Rider: A Mirror for a Prince en Starlighter. Wat maakt deze muziek zo bijzonder?
KA: Ik hou van de manier waarop Colin muziek schrijft, omdat hij net als ik wortels heeft in verschillende muziekgenres. Starlighter is speciaal voor onze samenwerking geschreven. Het is een stuk over fotosynthese: de manier waarop planten licht omzetten in energie of voedsel. Er is ook echt veel licht in dit heldere stuk. Het is een kort werk, maar het is ongelooflijk ontroerend om te spelen en om naar te luisteren. Je kunt een direct verband horen tussen wat Colin schrijft en een aantal ideeën uit het klarinetkwintet van Brahms. De compositietaal is ook erg ‘dens’. Het is heel anders dan mijn stukken, want er is geen enkele ruimte voor improvisatie. Alles is als geschreven, ook al is Colin ook een improvisator. In dit werk kunnen we nauwelijks van de partituur wegkijken, omdat het qua uitvoering zo veeleisend is.
Colin Jacobsen over A Mirror for a Prince:
A Mirror for a Prince verwijst naar gedragshandleidingen voor heersers waarin modellen van koningen worden beschreven om na te volgen of om te vermijden. Met Il Principe schreef Machiavelli misschien wel de beroemdste westerse versie van zo’n handleiding. De eerste twee stukken in deze driedelige suite zijn gebaseerd op een verzameling gereconstrueerde muziek van het 16de– en 17de-eeuwse Ottomaanse hof. Een interessant kenmerk van deze muziek is dat deze vaak in lange ritmische cycli gecomponeerd is – in het geval van het eerste stuk bijvoorbeeld 48 tellen. Dit komt omdat deze muziek is voortgekomen uit verfijnde poëtische vormen, en het is prachtig om te horen hoe het rijmschema zowel melodisch als ritmisch wordt uitgespeeld. Het derde stuk in de suite, A Walking Fire, is een deel uit een suite stukken met dezelfde naam die ik oorspronkelijk voor Brooklyn Rider schreef. De titel komt van een versregel van de 13de-eeuwse soefi-mysticus Rumi, waarin hij zijn vriend en mentor Shams-i-Tabrizi prijst en zegt dat hij een levende belichaming van liefde is, letterlijk “een lopend vuur”. Het stuk was oorspronkelijk geschreven voor kamancheh, kwartet en percussie, maar ik heb het voor klarinet bewerkt.
Het laatste stuk op het programma is van Lev Lyova Zhurbin: Everywhere Is Falling Everywhere. Wat spreekt je in deze compositie aan?
KA: Ik denk dat Lev en ik ook een gelijkaardig muzikaal leven leiden. Lev is iemand die veel verschillende dingen doet: toeren met een band of met een orkest, muziek arrangeren of componeren, enzovoort. Hij is een zeer veelzijdig muzikant. Dit stuk is oorspronkelijk in opdracht van het Silk Road Ensemble geschreven, maar daarna hebben Brooklyn Rider en ik opdracht gegeven voor het arrangement voor onze formatie, samen met Mathias Kunzli. Het is een heel flexibel stuk dat veel verschillende stemmingen doorkruist. Het is eigenlijk als een ongelooflijke reis. Er zijn delen waar we wild improviseren, vooral dan in de grote finale. In de kern hoor je ook muziek die geïnspireerd is door een veelheid aan tradities, zonder erdoor beperkt te worden, wat eigenlijk ons hele programma karakteriseert. Everywhere Is Falling Everywhere is een naadloze reis door de Arabische wereld, over de Balkan naar de laat-Europese romantische stijl. Het is ook echt een stuk dat precies klinkt als zijn componist. En omdat het een heel persoonlijk stuk van hem is, is het ook een heel persoonlijk stuk van ons geworden.
- WIE: Kinan Azmeh, klarinettist en componist
- WAT: Interview naar aanleiding van een concert in Antwerpen
- WAAR & WANNEER: DE SINGEL, zaterdag 18 mei 2024
- FOTO’S: ⓒ Shervin Lainez en Liudmila Jeremies