Concerti nrs. 11, 12 en 13 waren Mozarts eerste concerti, die hij schreef na zijn verhuizing van Salzburg naar Wenen. In een brief aan zijn vader Leopold beschreef hij ze als “een gulden middenweg tussen te licht en te moeilijk; zeer briljant, aangenaam voor het oor en natuurlijk zonder flauw te zijn”. Op dit punt was Mozart vrij van de dominante aanwezigheid van zijn vader. Hij schreef ze om Wenen voor zich te winnen, en dat lukte, waardoor hij zich stevig vestigde als Europa’s toonaangevende componist. Maar met deze stukken zocht hij ook de goedkeuring van zijn vader. En het verlangen naar ouderlijke goedkeuring is fundamenteel. Er zijn inderdaad veel momenten in de concerten, of ze nu subliem, galant of majestueus zijn, waar je nog steeds een gevoel van kinderlijke verwondering voelt.