In Leuven openen binnenkort kerken, zalen en aula’s de deuren voor Festival 20.21. Dat draait dit jaar niet rond een centraal thema, maar wie door het boekje bladert ziet wel enkele duidelijke lijnen door de programmatie lopen. Om te beginnen zijn er heel wat concerten waarin nieuwe en oude muziek met elkaar verbonden worden. Verder wordt ingezoomd op specifieke thema’s zoals Christus’ kruisdood en het mysterie van de nacht. In een heuse Hongaarse week wordt de enorme 20ste-eeuwse muzikale rijkdom van dat land met het publiek gedeeld. Voldoende aanleiding voor Klassiek-Centraal om artistiek leider Pieter Bergé op te zoeken.
CDW: Sinds u voor het festival samenwerkt met Maarten Beirens, presenteren jullie jaarlijks een themadag. Het begon met een Gershwindag in 2015 en ik herinner mij een lànge zondag met de Sequenza’s van Berio, alternerend met de cellosuites van Bach. Wat is het belang van een themadag tijdens het festival?
PB: De jaarlijkse themadag biedt enorme opportuniteiten om echt eens diep te duiken in een bepaald repertoire. Die dag houdt altijd een uitdaging in voor het publiek, maar het verandert bij veel mensen ook de manier van luisteren. Als mensen zich zo schrap zetten voor een hele dag, lijkt het alsof ze hun hoofd en oren extra op scherp stellen. Dat levert een heel aparte sfeer op. Daarom is het ook zo mooi dat we dit evenement ieder jaar in de Schouwburg kunnen laten plaatsvinden, in samenwerking met 30CC. Dat is een plaats die uitnodigt tot concentratie en intensiteit. Dit jaar hebben we dus gekozen voor een integrale van de strijkkwartetten van Bartók. De muziek staat daarbij natuurlijk centraal, maar we maken van de gelegenheid ook gebruik om de mysterieuze mens die Bartók was wat te duiden via korte documentaires. Daarvoor lieten we opnieuw enkele ZKF’s maken door videokunstenares Lise Bruyneel. Dat zijn “Zeer Korte Filmpjes”, die een kader en een sfeer scheppen rond de gespeelde werken. Lise maakte vorig jaar reeds een prachtige serie filmpjes omtrent de vriendschap tussen Sjostakovitsj en Britten. De impact daarvan op het publiek was enorm. Je kon een speld horen vallen, niet alleen tijdens de filmpjes, maar vooral ook tijdens de uitvoeringen die erop volgden. Het was alsof abstracte muziek toch een theatrale dimensie kreeg.
De ‘Hongaarse week’ bestaat uit drie concertdagen, waarin telkens een van de grote Hongaarse componisten centraal staat. In Zoals de nacht is dat Ligeti, bij de Kafka-Fragmenten (Verloren woorden) draait het om Kurtág en op de themadag is Bartók dus de spilfiguur.
I. Zoals de nacht, 3 oktober 2022
PB: Dit concert is in feite opgebouwd rond twee grote kwartetten die de nacht als thema hebben. Aan de ene kant is dat Métamorphoses Nocturnes, een vrij vroeg werk van Ligeti dat nog vrij dicht aanleunt bij Bartók. Dat is ook de reden waarom het stuk wordt voorafgegaan door een van de zogenaamde ‘Nachtmusik’-delen uit Bartóks Vijfde Strijkkwartet. Aan de andere kant is er Ainsi la Nuit van de Franse componist Henri Dutilleux. Ook hier is er een soort prelude, meer bepaald het solostuk Ai limiti della notte van de Italiaanse componist Salvatore Sciarrino. Het hele concert wordt dus een soort exploratie van de nacht, door verschillende nationaliteiten heen, in al zijn mysterie en fragiliteit.
II. Verloren woorden, 6 oktober 2022
Kafka-Fragmente van Györgi Kurtág (°1926) aan het publiek kunnen presenteren is voor artistiek directeur Pieter Bergé een oude droom die in vervulling gaat. Deze vierdelige cyclus uit 1985-87 is geschreven voor de ongewone bezetting van sopraan en viool, en ook de vorm is uitzonderlijk. De componist heeft eigenlijk een collage gemaakt van veertig tekstfragmenten van Franz Kafka (1883-1924), die net als hijzelf van Joodse en Oostenrijks-Hongaarse afkomst was. De opeenvolgende stukjes, van zeer wisselende lengte (tussen 15 sec. en 7 min.), vertonen geen nadrukkelijke inhoudelijke samenhang maar als geheel hebben ze iets hypnotiserends en genereren ze heel geconcentreerde, vaak zeer introverte muziek. Soms zijn de fragmenten die Kurtág selecteerde zo kort dat de uitvoerders in luttele seconden van sfeer moeten wisselen. Dat is een aartsmoeilijke opdracht die het festival aan sopraan Katrien Baerts en violist Wibert Aerts toevertrouwd heeft.
Weet je, ik was ooit een groot tekenaar, maar toen ben ik bij een slechte schilderes schoolse tekenlessen gaan nemen en heb ik mijn hele talent verknoeid
CDW: Als we de schrijver van Het proces zelf mogen geloven is er aan Kafka een groot tekenaar verloren gegaan. De in totaal 163 tekeningen van zijn hand bleven tot 2021 grotendeels ongepubliceerd maar zijn nu eindelijk vrijgegeven. Met dat ‘nieuwe’ materiaal zal opnieuw videokunstenares Lise Bruyneel een video-enscenering opbouwen bij het soms ascetische, soms extravagante stuk van Kurtág. Zijn er hier dan eigenlijk drie uitvoerders aan het werk?
PB: Ja, in feite wel. Ook voor dit project werken we inderdaad samen met Lise Bruyneel. Ze is eigenlijk een beetje onze huisartieste geworden, want samen met Muriel Waerenburgh zorgt ze ook al jaren voor de vormgeving van onze communicatie. Voor Kurtág is de aanpak wel totaal anders dan bij Bartók. De video maakt hier echt deel uit van de productie zelf. Het beeld loopt dus parallel aan de muziek. Enerzijds brengt die de gezongen teksten in beeld, anderzijds gaat Lise dus ook aan de slag met tekeningen of stukken van tekeningen van Kafka. Soms toont ze die gewoon, op andere momenten treedt ze in een soort creatieve dialoog met dat materiaal. Dat is echt heel delicaat. De muziek van Kurtág is immers extreem kwetsbaar; er staat werkelijk geen noot te veel in de partituur en Lise probeert om aan diezelfde kwetsbaarheid een visuele pendant te geven. Dat is een enorme evenwichtsoefening en een voortdurend proces van schrappen, verfijnen, verder verfijnen, enzovoort …
CDW: Luisteren lijkt een vermoeiende bezigheid die nog weinig mensen beheersen, we leven in een zeer visueel georiënteerde cultuur. Gaat het festival een beetje mee in deze trend door video bij de muziek te serveren?
PB: Die ‘visuele vormgeving’ is een zeer actuele en moeilijke kwestie. We moeten daar dus heel omzichtig mee omspringen. De muziek mag nooit onder het beeld gebukt gaan zoals vandaag wel vaker gebeurt. Ik gruw ook van de tendens om concerten meer en meer te laten afglijden tot simpele belevingsmomenten, waarbij de muziek dan verwordt tot een soort dienstmaagd. Met Festival 20.21 willen we natuurlijk ook inzetten op beleving, maar dan wel een beleving die zo veel mogelijk naar de muziek toe leidt. Voor sommigen kan zo’n visuele component verhelderend werken, en anderen kunnen natuurlijk altijd hun ogen sluiten. Het doel is alvast om de muzikale concentratie van het publiek aan te scherpen, niet om een alternatieve beleving te stimuleren.
III. Bartók. Een leven in zes strijkkwartetten.
Themadag op 9 oktober 2022 (**)
CDW: De meeste concertgangers weten waarschijnlijk wel dat de muziek van Bartók doordrongen is van volksmuziek, maar hoe en waar horen ze dat?
PB: Laat mij eerst zeggen waar en hoe ze dat vooral niet (of amper) zullen horen in de strijkkwartetten: in de vorm van leuke volksdeuntjes met licht dissonante begeleidingetjes onder. De integratie van volksmuziek zit bij Bartók veel dieper. Daarom is het ook zo belangrijk om te beseffen dat de studie van volksmuziek voor hem een absolute prioriteit was. Hij heeft massaal veel Hongaarse, Roemeense, Slovaakse, Turkse, Noord-Afrikaanse,… volksmuziek uiterst nauwkeurig in kaart gebracht om ze te conserveren en in de overtuiging dat je daarin de ziel van een volk kan herkennen. Gaandeweg heeft hij zich tal van typische wendingen, toonladderfiguren, melodische of ritmische figuren uit die volksmuziek eigen gemaakt en is hij die als kleine partikeltjes in zijn compositieproces gaan gebruiken. Je zou kunnen zeggen dat Bartóks muzikaal DNA gedeeltelijk uit volksmuziek bestaat, dat hij ervan doordrongen was en dat hij van daaruit een echte symbiose van volks- en kunstmuziek heeft gerealiseerd. Er zijn maar weinig componisten bij wie die symbiose zo homogeen is en de strijkkwartetten vormen daarin een absoluut hoogtepunt. Dat besef je nog meer wanneer bijvoorbeeld op het einde van het Vijfde Strijkkwartet heel expliciet een volksmelodietje geparafraseerd wordt. Dat klinkt, bewust natuurlijk, banaal en in dit geval zelfs ironisch.
CDW: Zouden Herman Roelstraete bij ons of Ralph Vaughan Williams in Engeland, die min of meer hetzelfde werk verricht hebben, nu even interessant materiaal hebben ontdekt?
PB: Dat denk ik wel. Een etnomusicoloog is een muzikale archeoloog die graaft zonder vooraf zeker te weten wat hij/zij zal vinden. Wat hij vindt, is erfgoed. Daarmee kan hij een reconstructie maken. Maar wat zo uniek is aan Bartók is dat hij aan dat materiaal ook een ongeëvenaarde artistieke dimensie heeft gegeven, waarin bovendien ook nog eens een West- en Oost-Europese traditie samenvloeien. Dat is van een totaal andere orde dan een simpele klassieke zetting van traditionele volksliedjes.
CDW: Het festival heeft ooit Olli Mustonen bereid gevonden de integrale klaviersonates van Prokofjev te spelen, een marathonachtige ervaring. Zijn de zes strijkkwartetten van Bartók op hun manier ook niet een beetje van het goede teveel?
PB: Neen, totaal niet. In totaal gaat het over minder dan drie uur muziek, verspreid over twee concerten. Bovendien zorgen de ZKF’s voor mentale rustpunten en extra sfeeropbouw. Ik denk eerder dat de mensen op het einde spijt zullen hebben dat Bartók zijn Zevende Kwartet nooit voltooid heeft.
** Wie graag een gesproken inleiding hoort, is welkom om 9:30 op de lezing van Pieter Bergé. Inschrijven en extra info via www.davidsfonds.be
Concertagenda
3 oktober 2022.
Zoals de nacht
Quatuor Van Kuijk om 20:30 in Grote Aula Maria Theresia College
6 oktober 2022.
Verloren woorden
Katrien Baerts, Wibert Aerts, Lise Bruyneel om 20:30 in 30CC/Schouwburg.
9 oktober 2022.
Themadag Bartók. Een leven in zes strijkkwartetten
Bennewitz Quartet en Meccore String Quartet om 11:00 en om 14:30 in 30CC/Schouwburg.