Hij is intussen de vierde in een rijtje talentvolle SWUK-laureaten die als pianist een soloalbum mocht opnemen. Met Masques schotelt Wouter Valvekens de luisteraar een (laat)romantisch programma voor dat uitblinkt in zowel pit, diepgang als openhartigheid. Vanwaar dan toch die melancholische, ja zelfs ietwat treurige blik op de hoes?
Het is vast een misvatting – een ‘gevoelsverwarring’ – van mijnentwege. Want zoals Valvekens het in het boekje zelf omschrijft: “Het programma van deze cd mijmert over het mysterie van maskers. Nu eens maskers als vermomming of afleiding voor sluwe bedoelingen, dan weer maskers als vermaak en society-gebeuren. Het speelt zich af op een gemaskerd bal, waar een waaier aan personages de revue passeren, zonder dat we ooit echt kunnen doorgronden wie ze zijn, wat ze doen, wat ze van plan zijn.” Een poging om te peilen hoe onze pianist zich bij Masques écht voelt, is dus een hoogst hachelijke, onzekere onderneming, zoveel is van bij aanvang wel duidelijk. Tegelijk is het natuurlijk aan hem om die veelheid aan personages waarvan sprake met klanken gestalte te geven: van Shéhérazade, ‘Tantris’ en Don Juan tot Pantalon en Colombine. Zeker is dat Valvekens, dit jaar laureaat van de vzw SWUK Vlaanderen, voor de volle honderd procent achter deze opname staat. Het concept werd naar eigen zeggen over de loop van enkele jaren gefinetuned, en geeft hem ruimschoots de gelegenheid om de uiteenlopende facetten van zijn pianistiek kunnen te berde te brengen.
Oren wijd gesloten
Zwaartepunten in het programma zijn Karol Szymanowski (1882-1937) en Robert Schumann (1810-1856). Aan het opus 34 van eerstgenoemde ontleent het album zijn titel, terwijl we met de andere componist een bezoek brengen aan Carnaval (opus 9). Beide suites zijn al tig keren op plaat gezet. Het werk van Schumann is sowieso een uitermate populair repertoirestuk, maar ook Masques is al opvallend vaak opgenomen – vrij recent nog voor Deutsche Grammophon door niemand minder dan Krystian Zimerman. Het is dus zeer verleidelijk om deze cd met die andere, oudere opnames te gaan vergelijken: een aanpak die recensenten slag om slinger toepassen. Maar waarom toch de waarde van iets steeds willen afmeten aan iets anders? Waarom prestaties in competitie tegenover elkaar zetten, in plaats van ze broederlijk naast elkaar te plaatsen? Om dit schijfje op z’n eigen merites te beoordelen, is het dus aangewezen om dat soort vergelijkende analyses achterwege te laten. Oren wijd open dus voor Valvekens, maar gesloten voor eminente collega’s als Jozef De Beenhouwer, Mitsuko Uchida, Marc-André Hamelin, Piotr Anderszewski of nog Boris Giltburg.
Openen doet Masques met de gelijknamige en opmerkelijk grillige pianotriptiek van Szymanowski, een werk dat net als dat andere solo drieluik – Métopes (opus 29) – ten tijde van de Eerste Wereldoorlog werd geschreven (1915-1916). De lat ligt daarmee meteen hoog, want of het nu Shéhérazade, Tristan ‘de Nar’ of Don Juan is, voor de uitvoerder vormt elk van deze kleurrijke karakterschetsen een pittige worsteling. Valvekens is meteen op het appel en neemt de eerste horde – Luctor et Emergo – met het nodige aplomb. Van zacht, geheimzinnig en tentatief gepingel (Lento assai. Languido), gaat het in Shéhérazade algauw naar geagiteerd gehamer (Più mosso) en weer terug. Finesse en kracht worden daarbij vakkundig met elkaar afgewisseld én gecombineerd. Akkoorden en herhaalde noten vliegen hardnekkig in het rond, waarbij het besef groeit hoezeer deze muziek verschilt van dat andere, meer bekende vertelsel van Duizend-en-één-nacht van Rimski-Korsakov. Minstens zo turbulent gaat het er in het volgende stuk aan toe. In het ritmisch uitdagende Tantris le Bouffon, een omkering van Tristan, de mannelijke hoofdpersoon uit Wagners muziekdrama Tristan und Isolde, toont Valvekens zich opnieuw alert en wendbaar (Vivace assai). De verstandhouding tussen de linker- en rechterhand is voortreffelijk. Naast een schertsende toon, het resultaat van talrijke accenten, schiet de muziek ook dynamisch alle richtingen uit, van triple forte tot viervoudig pianissimo helemaal aan het eind. De Sérénade de Don Juan (Vivace) kent eenzelfde heldhaftige aanhef als Tantris, alsof de protagonist zichzelf op de borst lijkt te kloppen. Maar het tumult is van korte duur, ook al blijft dit door de vele stemmingswisselingen toch een serenade op speed. Een frivole lofzang waarin Valvekens trefzeker het achterste van de toetsen laat zien, en dit zowel in het uitgesponnen gebaar (Più vivo) als het schichtige motief (Più en Meno mosso). Of hoe Szymanowski’s mythische persoonlijkheden door de pianist één na één overtuigend ontmaskerd worden.
Geroutineerde evenwichtskunst
Leunt de muziek van Szymanowski met Masques dicht aan bij het werk van zijn collega-toondichter Debussy, dan belanden we met Schumanns klavierstijl in de volbloed romantiek. “Ze is mij toegewijd, en opmerkelijk muzikaal – alles waar ik naar op zoek ben in een vrouw”, zo schreef een dolverliefde Schumann in 1834 in zijn dagboek over diens geheime verloofde Ernestine von Fricken (1816-1844). Maar de verliefdheid bleek van zeer korte duur, al heeft ze in Carnaval (1834-1835) wel haar sporen nagelaten: zo verwijst de notencombinatie A, Es, C en H onder meer naar Asch, het geboortedorp van Ernestine. Schumann vertolken, is allesbehalve een sinecure, en deze eenentwintig ‘Scènes mignonnes sur quatre notes’, zoals de ondertitel van dit gemaskerde bal luidt, zijn een even intieme als treffende toetssteen voor deze vaststelling. Probeer maar eens de verschillende stemmen, eens uitbundig dansend en dan weer introvert mijmerend, volledig tot hun recht te laten komen. Om telkens de juiste toon aan te slaan, is talent niet voldoende. Ook een diepgaand empathisch vermogen en aanzienlijke kennis van de te vertolken personages, onder anderen uit de sfeer van de commedia dell’arte, zijn onontbeerlijk. En toch tokkelt en walst Valvekens zich er quasi-moeiteloos door. Als een geroutineerd evenwichtskunstenaar, vol vertrouwen in de goede afloop. Sommige van de psychologische portretten blinken uit in theatraliteit (Arlequin, Florestan, Pantalon et Colombine), andere in rustige tederheid (Eusebius, Chopin), maar wat ze allemaal gelijk hebben, is een minutieuze articulatie. Klik en luister maar eens gauw naar Coquette, en overtuig uzelf. Of laat u hieronder op sleeptouw nemen door Valvekens vederlichte toucher in het vermakelijke Reconnaisance. Het enige jammere is dat sommige tracks niet vloeiender in elkaar overlopen, want dat had de spankracht nog opgedreven. Het is evenwel detailkritiek, getuige de afrondende Marche des “Davidsbündler” contre les Philistins waarin op een assertieve wijze plechtstatelijke grandeur met lichtvoetigheid wordt afgewisseld. Mooi zo!
Naast Masques en Carnaval staan er op deze cd nog drie andere werken van evenveel componisten. Dicht bij huis is er de Antwerpse pianist en docent Emmanuel Durlet (1893-1977), van wie De legende der begoochelde torens een bedachtzaam begin en energiek vervolg krijgt. Volgens het boekje zou er naast deze romantische ballade ook een tweede track van Durlet op de cd terug te vinden zijn: een schoonheidsfoutje, want voor Hoogten bleek er uiteindelijk geen ruimte meer te zijn. Met de laatste twee stukken gaat het helemaal aan het eind van de opname naar Venetië en Wenen. De Barcarolle (opus 60) van Frédéric Chopin (1810-1849), een Venetiaans gondellied, doet veel meer dan enkel wiegen en voortkabbelen. Zowel in het openhartige hoofdthema als in het poëtische dolce sfogato bloeit deze cantilene prachtig open. Eindigen doen we ten slotte op de dansvloer in de Oostenrijkse hoofdstad, alwaar Franz Liszt (1811-1886) met zijn Valses caprices uit de bundel Soirées de Vienne niemand minder dan Schubert parafraseert: een Allegro met de vreemde toevoeging con strepito (met rumoer) als een eens opdringerig en dan weer zwierig orgelpunt.
Valvekens levert met dit soloalbum een gevarieerd, genereus en geslaagd visitekaartje af. “What you hear is what you get”… En dat is heel veel, ondanks én dankzij al die bonte maskers.
WAT: Masques, met muziek van Karol Szymanowski (1882-1937), Emmanuel Durlet (1893-1977), Robert Schumann (1810-1856), Frédéric Chopin (1810-1849) en Franz Liszt (1811-1886)
WIE: Wouter Valvekens (Steinway D)
UITGAVE: Etcetera Records, KTC 1788 (1 cd) i.sm. vzw SWUK Vlaanderen en Muziekraad Vlaanderen
CD BESTELLEN: JPC