Op zondagmiddag 26 oktober bracht het Nederlands Philharmonisch Orkest in het Concertgebouw Amsterdam een programma dat klank tot gebed maakte: Olivier Messiaen (1908-1992) opende de hemel, Franz Liszt (1811-1886) danste met de schaduw van de dood, Camille Saint-Saëns (1835-1921) bouwde een kathedraal van geluid. Orgel en orkest, piano en strijkers, alles één adem. Stilte werd glans, klank werd tijd, en de ziel reisde van mystiek naar eeuwigheid, onder leiding van dirigent Pierre Bleuse, met Nelson Goerner en Laurens de Man als geïnspireerde solisten.
Messiaen – Een spirituele dramaturgie in geluid
Het was een gewaagde, maar verhelderende keuze om het concert te openen met L’Ascension van Olivier Messiaen – niet in zijn oorspronkelijke volgorde, maar in een selectie van enkele delen als een afwisseling tussen orkest en orgel. Zo ontstond geen gewone uitvoering, maar een ritueel: een dialoog tussen klankkleuren, tussen adem en resonantie, tussen mens en ruimte. Bleuse, bekend om zijn transparante orkestklank en gevoel voor kleur, gaf deze muziek een spirituele gelaagdheid die zelden zo helder hoorbaar was.
De theologie van de klank
L’Ascension is geen programmawerk in de traditionele zin, maar een spirituele architectuur. Messiaen gebruikt muziek niet om iets uit te drukken, maar om iets te openbaren. De vier meditaties van het werk vormen vier stadia van gebed: lof, vervoering, contemplatie en opheffing. Door de afwisseling tussen orkest en orgel kreeg die structuur een nieuwe dramaturgische dimensie – als twee stemmen van één geest.
Alléluia sur la trompette, alléluia sur la cymbale. Eerst weerklonk het orkest met dit openingsdeel, waarin jubel en ingetogenheid hand in hand gaan. Onder Bleuse kreeg de muziek een bijna vloeibare helderheid. Waar Messiaen ritmische complexiteit combineert met mystieke stuwkracht, liet Bleuse het geheel ademen. De orkestklank was transparant, de ritmes niet dwingend maar pulserend – als lichtflitsen in beweging. De trompetten en houtblazers lieten het alleluia-motief oplichten zonder triomfalisme, eerder als een jubel die van binnenuit groeide.
Transports de joie d’une âme devant la gloire du Christ qui est la sienne. Daarna nam Laurens de Man plaats achter het orgel. De overgang van orkest naar orgel voelde natuurlijk aan, alsof dezelfde geest in een ander lichaam verder sprak. Messiaen herschreef dit deel omdat het oorspronkelijke derde deel uit de orkestversie onvoldoende tot zijn recht kwam op orgel — een beslissing die zijn denken over instrumentale spiritualiteit onthult: elk klanklichaam heeft zijn eigen theologische natuur.
De orgelbewerking versterkte de verticale dimensie van de muziek: klank als opstijgende kolom. De Man speelde met een ideale balans tussen ritmische spanning en klankzuiverheid. De jubel was niet explosief, maar innerlijk brandend – de toon rijk, maar steeds beheerst. Zijn spel belichaamde Messiaens idee van de “vervulde stilte”: klank als gebed zonder woorden.
Prière du Christ montant vers son Père. Het slotdeel van deze triptiek, opnieuw door het orkest, was van een verbluffende rust. Bleuse bouwde dit langzame, meditatieve deel met indrukwekkend gevoel voor tijd. De lijnen in de heerlijke strijkers vloeiden als adem, de harmonieën bewogen traag en onontkoombaar naar boven. Hier kreeg Messiaens concept van “statische tijd” – muziek die zich niet ontwikkelt, maar ontvouwt – een wonderlijke gestalte. De luisteraar werd niet geleid, maar opgenomen in een beweging zonder richting: tijd als eeuwigheid in wording. De lange, door Bleuse opgelegde stilte, voor het applaus mocht losbarsten, werkte weldadig.
Zo werd deze selectie uit L’Ascension niet enkel een openingswerk, maar een theologische ervaring van klank. Het orkest vertegenwoordigde de gemeenschap van adem, het orgel de stem van het eeuwige; samen vormden ze een auditieve kathedraal waarin het goddelijke zich niet openbaarde door woorden, maar door resonantie.
Liszt – De dans van de vergankelijkheid
Waar Messiaen de hemel bezingt, richt Liszt zich op de diepte van de aarde – op de plek waar klank en dood elkaar raken. Totentanz is gebouwd op het Dies Irae-thema, dat sinds de Middeleeuwen het geluid van het Laatste Oordeel symboliseert. Toch is Liszts benadering allesbehalve fatalistisch: de dood is hier niet enkel einde, maar ook openbaring, een poort naar het fundamentele ritme van het bestaan.
Het Dies Irae als ritueel
Het gregoriaanse motief fungeert als ritueel incantatiepunt: een roep vanuit de duisternis. Liszt gebruikt het niet als louter citaat, maar als een archetypische kracht die telkens opnieuw ontstaat. Elke variatie – van demonisch tot etherisch – is een spiegel van de menselijke ziel die zich bewust wordt van haar sterfelijkheid. In Totentanz wordt het Dies Irae een universele ervaring, zowel angstaanjagend als transcendent.
Nelson Goerner: virtuositeit als existentiële confrontatie
In dit werk kwam de genialiteit van pianist Nelson Goerner tot zijn recht. Zijn pianospel oversteeg louter technische virtuositeit; elke toets werd een diep existentiële uitspraak, alsof hij zelf de confrontatie met de dood aanging. Bekend om zijn combinatie van helderheid en introspectie, toonde Goerner hoe Liszts demonie en devotie één adem kunnen vormen. Zijn toon was tegelijkertijd helder, krachtig en doorleefd, met een glans die soms ruw klonk, perfect passend bij Liszts dramatische visie.
In de stormachtige, snelle variaties leek Goerners piano een onweerstaanbare kracht te worden: ritmisch en percussief, maar nooit oppervlakkig, altijd gedragen door een innerlijke spanning. In de lyrische passages transformeerde hij zijn instrument tot een stem van mededogen en reflectie, die de luisteraar meevoerde naar de kern van Liszts vragen en bestaansthema’s. Hij liet op onnavolgbare wijze horen dat Liszts virtuositeit geen parade van effectjes is: elk glissando, elke sprong, elk massief akkoord droeg een gewicht dat de menselijke sterfelijkheid voelbaar maakte.
Het orkest als spiegel
Bleuse begeleidde dit alles met een zeldzame combinatie van precisie en vrijheid. Terwijl Goerner de vurige intensiteit bracht, zorgde het orkest voor een structuur die de emoties omlijnde – als een schaduw die de gloed van een felle vlam definieert. De koperblazers gloeiden als gesmolten brons, de pauken klopten als het hart van de aarde, en zelfs in de stiltes bleef een voelbare spanning hangen, alsof de muziek nog resoneerde in een onzichtbare ruimte. Het orkest fungeerde als verlengstuk van Goerners expressie: waar hij de existentiële spanning in klank onthulde, vertaalde Bleuse die naar een collectieve ervaring van confrontatie en transcendentie.
Een apotheose van de geest
De slotvariaties boden geen definitief antwoord, maar openden een dialoog. In de laatste maten leek de muziek zichzelf te verheffen – niet naar de hemel, maar naar een helder, bijna filosofisch inzicht, gedragen door Goerners meesterlijke interpretatie.
Nelson Goerner maakte van Liszts infernale visioen een intense spirituele ervaring: virtuositeit werd een instrument om het menselijk lot te bevragen en klank een spiegel van de ziel. In zijn handen werd Totentanz geen concertstuk, maar een confrontatie met leven, dood en transcendentie.
Nadien weerklonk als toegift Prelude op. 23 nr. 6 van Sergei Rachmaninov (1873-1943), een moment van verstilling en verdere reflectie, vooraleer na de pauze het orkestrale geweld volledig zou losbarsten.
Saint-Saëns – De orde van het eeuwige
Na Messiaens extatische blik en Liszts visioen van verwoesting bracht Saint-Saëns’ Symfonie nr. 3 “Orgelsymfonie” rust en helderheid: de verheffing van het aardse tot harmonie. Geschreven in 1886 als synthese van zijn stijl, is dit werk zowel monument als ademend organisme – een architectuur van klank die gelijktijdig streng en lyrisch is.
Architectuur van vorm
Saint-Saëns ontwierp de symfonie als een tweeluik in vier delen: twee grote bewegingen, elk bestaande uit twee onderafdelingen. Deze vorm weerspiegelt zijn geloof in orde en symmetrie, maar ook in het organisch groeien van ideeën. Het orgel, zelden solistisch, fungeert als architectonische pijler: het is de adem van het symfonische gebouw, niet de versiering ervan. Bleuse begreep dit principe volkomen. Zijn lezing was helder en soepel, de spanningsbogen natuurlijk. Hij leidde het orkest met nobele beheersing en liet de grootsheid van deze symfonie organisch ontstaan – zonder effectbejag.
Adagio – Allegro moderato: fundament en adem
De symfonie opent met een langzaam oplichtend adagio, waarin het orkest als een ademend bouwwerk verschijnt. Thema’s ontvouwden zich organisch, strijkers zijdeachtig, houtblazers scherpgetekend, terwijl het Allegro moderato de beweging voortzette met vloeiende energie. Het orkest legde het fundament van de symfonie: stevig verankerd, maar al in lichte beweging, als een gebouw dat langzaam vorm krijgt. Bleuse weefde de lijnen met een vanzelfsprekende ademhaling, elke maat voortkomend uit de vorige, waardoor de luisteraar subtiel werd geleid door een organische structuur van klank.
Poco adagio: het gebed van het orgel
Het hart van de symfonie was een moment van verstilling. Het orgel klonk als een ademend gewelf boven het orkest, warm en omhullend, nooit overweldigend, niet als donderende macht, maar als ademend gewelf. Laurens de Man liet de klank zweven, zodat de tijd leek stil te staan. Elke toon werd een gebed, elke klank een ruimte waarin het menselijke en het goddelijke elkaar even ontmoetten. Hier kwam Saint-Saëns’ classicisme volledig tot bloei: schoonheid als evenwicht, emotie als maat. De luisteraar werd opgenomen in een tijdloze ruimte, waarin klank niet voortschreed, maar simpelweg bestond.
Allegro moderato – Presto: dansende energie
De energie keerde terug, eerst gematigd, dan als een stroom die versnelde tot een bruisend, bijna orgiastisch Presto. Thema’s dansten en verweefden zich, het orkest bewoog met een ongeziene precisie en soepelheid, subtiele ritmische verschuivingen droegen de luisteraar door een spel van spanning en ontlading. Virtuositeit diende hier de architectuur van de muziek: levendigheid en ritmische scherpte zonder overdaad. Bleuse liet het geheel ademen, zodat de passage voelde als een ritmische dans door de ruimtes van het muzikale bouwwerk.
Maestoso: voltooiing wordt openbaring
Het slotdeel bracht alles in monumentale helderheid. Orgel en orkest smolten samen in een stralende klankmassa, breed en beheerst, zonder bombast. De overgang klonk als het openen van een poort naar een betere wereld; adem en steen, vlees en licht, alles één in glans en harmonie. De slotakkoorden rezen op als het sluiten van een gewelf — niet enkel hoorbaar, maar voelbaar in de ruimte, een apotheose van orde, rust en verheffing.
Ik heb dit werk al vaker gehoord in concertzalen met een elektronisch orgel dat de klank slechts benaderde. In de kathedraal van Angers voelde ik voor het eerst wat het werkelijk kan losmaken bij een luisteraar wanneer het op een echt pijporgel wordt uitgevoerd. Maar de uitvoering in het Concertgebouw, met het roemruchte Maarschalkerweerdorgel, overtrof alles: het was een once-in-a-lifetime-experience. De muziek leek daar letterlijk te ademen; elke toon was doordrenkt van leven en diepte. Het maakte hoorbaar dat de essentie van dit werk enkel op het juiste instrument echt tot klinken en tot leven komt. Die namiddag werd muziek niet langer slechts gehoord, maar beleefd; een ervaring die je voor altijd bijblijft.
Epiloog – De dramaturgie van het geheel
Wat deze middag onvergetelijk maakte, was de dramaturgie: een zorgvuldig opgebouwde boog van spirituele intensiteit. Messiaen leidde het oor omhoog, Liszt liet het afdalen in de diepte, Saint-Saëns bracht de verzoening van beide werelden.
Bleuse, de Man en Goerner waren geen afzonderlijke protagonisten, maar stemmen in één metafysische dialoog. De dirigent weefde de drie werelden samen tot een theologisch landschap van klank: van aanbidding naar ondergang, van strijd naar harmonie.
Zo werd de reis van mystiek tot monument niet enkel muzikaal, maar existentieel. Zelden klonk het Concertgebouw zo als één ademend instrument. Een middag waarin muziek, ruimte en mens elkaar raakten – van adem naar licht, van mystiek tot monument – een pelgrimstocht van de ziel in geluid.





