Vrijdagavond 14 november ademde Amare, Den Haag, een sfeer van monumentale grootheid. Het Residentie Orkest onder leiding van vaste gastdirigent Richard Egarr nam het publiek mee op een reis waarin het Vijfde Pianoconcerto, het Keizersconcerto, van Ludwig van Beethoven (1770-1827) en de Eerste Symfonie van William Walton (1902-1983) elkaar ontmoetten in heroïek, lyriek en emotionele intensiteit.
Wat deze avond bijzonder maakte, was niet alleen de programmatische spanningsboog, maar vooral het feit dat Waltons symfonie in Den Haag al meer dan zeventig jaar niet meer live geklonken had. Het programma bood een contrast van historisch en modern meesterschap, een samenspel van twee tijdperken dat zelden zo overtuigend werd gepresenteerd.
Energieke Beethoven
Het Keizersconcerto opende als een ceremonie: een reeks krachtige orkestakkoorden vulden de zaal, als ware het een oproep tot aandacht, waarop solist Lucas Jussen reageerde met een zelfverzekerde, lyrische aanslag. Dit concerto, gecomponeerd in 1809 tijdens de Napoleontische oorlogen, straalt heroïek en grandeur uit die zowel politiek als persoonlijk geladen waren. Beethoven schreef het in Wenen, terwijl de stad door Franse troepen belegerd werd – een context die tot op vandaag voelbaar blijft in de combinatie van kracht en lyriek. De symfonische benadering van het pianoconcerto, waarin solist en orkest geen hiërarchie maar dialoog vormen, werd vrijdagavond scherp hoorbaar.
Lucas Jussen, internationaal erkend om zijn virtuositeit en muzikaliteit, bracht deze combinatie van kracht en verfijning overtuigend, zij het soms met een tempo dat de transparantie van de pianolijn iets onder druk zette, maar dankzij die energieke flair kwam het concerto minder ceremonieel en des te levendiger over. Piano en orkest waren geen rivalen maar partners in een voortdurend gesprek van nuance en subtiliteit.
De interactie tussen Jussen en Egarr was een van de grote sterktes van deze uitvoering. Bij elke overgang leek Jussen subtiele aanwijzingen van de dirigent op te vangen, alsof ze elkaar met een onzichtbare taal van gebaren volgden. Egarr begeleidde de solist niet alleen, maar stimuleerde diens impulsen, waardoor de dialoog tussen piano en orkest uitzonderlijk organisch klonk.
De eerste beweging ontvouwde zich als een heroïsche mars. De blazers gaven hun accenten met opvallende helderheid, terwijl de strijkers een warme onderstroom vormden die Jussens articulatie mooi droeg. Het publiek volgde ademloos. In de tweede beweging vertraagde de tijd. De orkestklank werd transparant, bijna kamermuzikaal. Jussens frasering was hier voorbeeldig en ruim ademend. De derde beweging sloot de reis feestelijk af. Sprankelend en virtuoos danste de piano door het orkest, met dialogen en speelse passages. Beethovens Keizersconcerto voelde niet als een monument op afstand, maar als een levend organisme waarin solist en orkest één werden, een nagenoeg perfecte symbiose van techniek en drama.
Het slot liet niet alleen de grandeur van de compositie horen, maar ook de menselijkheid erachter. Bijzonder was ook het moment, waarop de pauk toen een subtiele dialoog met de piano voerde. Gelijkaardige fijngevoelige momenten waren er in de andere delen ook met de cello of met de hoorn, een mooi accent dat me na deze uitvoering extra bijgebleven is. Deze kleine, haast terloopse conversaties met en binnen het orkest benadrukten hoe hecht en aandachtig het ensemble speelde – een kwaliteit die het hele concert zou dragen. Hoewel niet alle details in de piano altijd even helder doorklonken en de zanglijn soms wat meer présence had kunnen gebruiken, won Jussens blijmoedige charme en expressieve spel vrijwel alle harten.
Als bis speelde Lucas Jussen de Liebestraum van Franz Liszt (1811-1886), een moment van intieme lyriek. Deze keuze werkte ideaal als ademruimte voor wat zou volgen.
Een storm van emotie
Egarr leidde Waltons Eerste Symfonie humoristisch in. Zijn luchtige introductie vormde een opvallend contrast met de rauwe intensiteit die zou volgen. Het was 71 jaar geleden dat deze symfonie nog in Den Haag weerklonk. Niemand in de zaal had het werk ooit ervoor live gehoord, en niemand van het orkest had het ervoor ooit gespeeld. Egarrs persoonlijke band met het werk – hij koestert het al vier decennia – gaf de uitvoering een voelbare emotionele lading. Met de speelse oproep “Fasten seat belts” liet hij zijn enthousiasme blijken.
Voor mij was het ook een droom die werkelijkheid werd; al drieëntwintig jaar ken ik de opname van Haitink en van Walton zelf, en al zo lang wachtte ik om dit werk eindelijk live te beleven. Die persoonlijke verwachting klonk in de uitvoering verrassend terug: zelden hoor je een orkest zich zó volledig werpen op een symfonie die voor iedereen nieuw is. Uitzonderlijk werd er zelfs tussen de delen geapplaudisseerd. Die spontane ovaties onderstreepten zowel de zeldzaamheid van het werk als de directe impact ervan.
Walton begon aan deze symfonie in 1932 en voltooide ze pas in 1935 na persoonlijke turbulentie en creatieve blokkades. Zijn stijl – scherp ritmisch, emotioneel ongefilterd, en rijk georkestreerd – vraagt om een dirigent die zowel helderheid als overgave brengt. Egarr koos nadrukkelijk voor overgave. De symfonie opende met een eerste beweging die de luisteraar onmiddellijk in een storm van klank trok: bastimpani pulseerden als een hartslag, de strijkers bewogen zich golvend, koper en houtblazers sneden door de zaal. Walton introduceerde thema’s die zich ontwikkelden via verrassende harmonische modulaties, waarbij dreiging en onrust voortdurend aanwezig waren. Vrijdagavond voelde het alsof de zaal zelf deel werd van de spanning, de muziek bewoog, schuurde, ademde en jankte tegelijk. Egarr leidde dit met een scherp oog voor dynamiek. De manier waarop hij de spanningsbogen uitstrekte zonder de impulsiviteit te verliezen, gaf deze beweging een zeldzame coherentie. De contrabassen vielen in deze beweging opmerkelijk homogeen op, met een diepte die Waltons donkere onderstromen prachtig ondersteunde.
Het orkest leek trouwens volledig af te stemmen op de intenties van de dirigent: ademhaling, ritmische precisie en dramatische frasering waren onlosmakelijk verbonden, een partnerschap dat Waltons complexe emotionele wereld volledig tot leven bracht. De precisie waarmee de secties elkaar afwisselden – vooral koper en lage strijkers – gaf het eerste deel een bijna cinematografische intensiteit. Egarr had in zijn inleiding ook bewust verwezen naar het feit dat Walton ook filmmuziek geschreven had én dat John Williams écht wel naar Walton moet gekeken hebben…
Het scherzo volgde als een speels kwaadaardig intermezzo. Ritmische verschuivingen, scherpe accenten en korte motieven creëerden een voortdurende spanning, alsof het orkest zowel plaagde als dreigde. Het publiek werd op het puntje van de stoel gehouden, en het orkest speelde op het scherpst van de snede, een dans op de grens van chaos en beheersing. De ritmische scherptes kwamen indrukwekkend synchroon, een bewijs van Egarrs minutieuze voorbereiding. De bijtende articulaties en messcherpe precisie maakten dit scherzo dan ook tot een van de meest opwindende momenten van de avond.
Het Andante con malinconia bood een moment van introspectie. Solofluit en zachte strijkers weefden een melancholisch tapijt, de beweging ademde en nodigde uit tot reflectie. Egarr liet de spanning hier op subtiele wijze voortleven; onderhuids bleef de emotionele energie voelbaar. Vrijdagavond werd dit deel met ademende frasering en zorgvuldige dynamiek uitgevoerd, waardoor de innerlijke spanning des te krachtiger overkwam. Egarr hield het tempo ruim en gedragen, waardoor de melancholie niet verzandde in sentimentaliteit maar als een stille onderstroom bleef vloeien. De solofluit (die avond prachtig verzorgd) gaf de beweging een bijna vocale melancholie.
De finale (Maestoso – Allegro brioso ed ardentemente) explodeerde in een grandioze triomf van orkestrale kleuren. Fanfares van koper, ritmisch scherp houtblazerspel, glanzende strijkers en de dramatische inzet van percussie culmineerden in een overweldigend gevoel van glorie. Vrijdagavond was duidelijk dat elke frasering, elke ritmische verschuiving, iedere dramatische ademhaling van het orkest en de dirigent in perfecte samenspraak stond: Egarr leidde met gebaren die passie uitstraalden, het orkest reageerde als een levend organisme, en samen creëerden ze een finale die voelde als een adembenemende symfonische omhelzing. Het leek alsof de koperblazers de muren van Amare deden trillen, terwijl de strijkers als golven door de zaal rolden.
Vrijdagavond werd duidelijk dat Waltons symfonie niet alleen technisch, maar ook inhoudelijk geladen was: elke beweging was een emotionele ervaring, een reis door woede, speelsheid, melancholie en uiteindelijk triomf. Onder Egarr speelde het orkest met een intensiteit die zowel de dramatische als de poëtische lagen blootlegde. Het resultaat was een uitvoering die overtuigde door haar rauwheid én haar verfijning, en die het zeldzame karakter van dit werk tot zijn recht deed komen.
Een muzikale dialoog van heldenmoed en passie
Het programma van Beethoven en Walton bood een meesterlijke dialoog: eerst de solist in majestueuze glans, daarna het orkest als protagonist in een storm van emotie en kleur. Lucas Jussen bracht het Keizersconcerto tot leven met virtuositeit en lyrische subtiliteit, terwijl het Residentie Orkest Walton transformeerde tot een meeslepend, intens en emotioneel geladen spektakel. Het contrast tussen de transparantie van Beethoven en de ruwe energie van Walton bleek geen breuk, maar een dramaturgisch slimme boog. Het publiek verliet de zaal met vervoering en verwondering, alsof het niet één maar twee reizen had afgelegd: van keizerlijke adel naar ontketende modernistische kracht. De combinatie van Jussens transparante vuur en Egarrs visionaire leiding gaf de avond een coherentie die zelden zo overtuigend wordt bereikt.
Het was een concert dat niet alleen technisch imponeerde, maar ook emotioneel resoneerde – een avond waarop traditie en vernieuwing elkaar vonden in een zeldzame, bijna tastbare intensiteit. Beethoven en Walton, twee werelden van heroïek en passie, kwamen vrijdagavond samen in Amare tot een onvergetelijke muzikale dialoog, waarin virtuositeit en emotie hand in hand gingen.









