Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

Tussen triomf en transcendentie: Beethoven en Cherubini ontvouwen de ziel van de muziek

Op woensdag 3 december 2025 vulden het Orchestre des Champs-Élysées en Collegium Vocale Gent de Henry Le Boeufzaal in Bozar te Brussel. Philippe Herreweghe leidde zijn ensemble eerst door Beethovens Symfonie nr. 3, de Eroica, dat onvermijdelijke keerpunt waar de klassieke wereld de romantiek voelde aankloppen.

Na de pauze schoof het koor aan voor Cherubini’s Requiem in c klein, een werk dat zelden op de lessenaars staat maar dat met zijn ingetogen tragiek en spirituele diepgang des te sterker binnenkomt. De combinatie van beide werken bleek intrigerend: de heroïsche adem van de Eroica naast de verstilde intensiteit van Cherubini. Het publiek, dat Bozar tot de nok vulde, voelde die belofte ook. Het was een unieke gelegenheid om een mijlpaal uit het symfonisch repertoire te horen naast een miskend meesterwerk – en om beide in handen van Herreweghe te beleven, waar geschiedenis, klank en emotie elkaar doorgaans feilloos vinden.

Heroïsche klanken en revolutionaire ambitie

De avond opende met de Eroica, een werk dat als geen ander de grandeur en de rusteloze verbeelding van de jonge Ludwig van Beethoven (1770-1827) in zich draagt. Vanaf het eerste akkoord van het Allegro con brio voelde je hoe Herreweghe zijn troepen aanzette om Beethoven niet als monument, maar als levende kracht neer te zetten. Alles vloeide, alles stroomde; het orkest ademde als één organisme. De historische instrumenten gaven het geheel een transparantie die je niet elke dag hoort: scherpe ritmes, ranke lijnen, timbres die zonder omwegen in het oor vielen. De dynamische contrasten waren uitgesproken maar nooit opzichtig, alsof Herreweghe de heroïek niet wilde etaleren, maar eenvoudigweg laten ontstaan.

Opvallend was hoe fris en jeugdig Herreweghes Beethoven blijft. Ik heb hem al vaker de Eroica zien dirigeren in Antwerpen, ook met grotere bezettingen, maar waar andere dirigenten met de jaren stroever of trager worden, wordt zijn aanpak strakker, levendiger, en dit zonder zijn natuurlijkheid te verliezen. Thuis verkies ik nog altijd een Furtwängler, maar in de concertzaal werkt deze juveniele, bijna revolutionaire aanpak wonderwel: Beethoven aan de deur van de romantiek, maar nog niet bedolven onder het sentiment.

Die kleinere bezetting met authentieke instrumenten zorgde bovendien voor een schat aan details die in een massievere klank al snel verdwijnen. In de eerste beweging bijvoorbeeld werden de zes paukenslagen een klein evenement op zich: geen afgerammelde markeringen, maar kleuren, nuances, ideeën. De paukenist bleef trouwens doorheen de hele symfonie verrassend inventief – telkens net anders, telkens raak.

De Marcia funebre klonk plechtig, maar nooit larmoyant. Integendeel: in de lange lijnen van de strijkers en de fluisterende accenten van de houtblazers hoorde je iemand die aan het leven hing, niet iemand die zich er al van afgekeerd had. Herreweghe hield de spanning strak, waardoor de treurmars een vreemd soort vitaliteit behield, alsof de droefenis voortdurend herinnerde aan wat het leven had kunnen zijn. Het Scherzo barstte open met geestdrift en enthousiasme. Je zag de eerste violen elkaar toeknikken in muzikaal plezier. De blazers – koper én hout – vielen op door een loepzuivere intonatie. De drie hoorns in het trio blonken uit, en kregen terecht een warm applaus achteraf; hun bijdrage tilde het geheel hoorbaar op.

In de finale, het Allegro molto, koos Herreweghe bewust voor een zekere ruwheid. Niet slordig, maar ongepolijst op de beste manier: Beethoven hautnah, de man die nog midden in het leven stond, koppig, energiek, visionair. De ritmische motoriek kreeg vrij spel, de variatiestructuur bouwde zich op tot een compacte, heroïsche boog waarin tragedie en triomf hand in hand gingen. Het was een symfonie die het leven toelachte en bezong in al zijn finesses – met zijn zwier, zijn haperingen, zijn moed. Een Eroica die niet in brons gegoten werd, maar in vuur. En daarmee legde Herreweghe een ideale dramaturgische basis voor wat daarna nog zou volgen.

Philippe Herreweghe

Philippe Herreweghe

Plechtigheid, introspectie en romantische expressie

Luigi Cherubini (1760–1842) wordt nog te vaak overschaduwd door Mozart, Haydn en Beethoven, maar wie zijn muziek werkelijk beluistert, ontdekt een componist met een uitzonderlijke combinatie van strengheid, dramatische kracht en emotionele diepgang. Zijn oeuvre is gebouwd op een bijna klassiek-architecturale helderheid, maar binnen die formele precisie gloeit een intensiteit die opvallend vooruitloopt op de romantiek. Cherubini vormt zo een unieke schakel tussen twee stijlperiodes: de logica en discipline van het classicisme enerzijds en de ontluikende emotionele expressie van de vroege negentiende eeuw anderzijds.

Het Requiem in c klein, voltooid in 1816 na een opdracht van de Franse autoriteiten ter herdenking van de terechtstelling van Louis XVI, is daarvan wellicht het indrukwekkendste voorbeeld. Cherubini wilde bewust alle associaties met de opera vermijden. Geen solisten, geen theatrale aria’s, niets dat de luisteraar zou afleiden van de ernst en spirituele lading van de tekst. Deze ascetische keuze leidde tot een partituur die toen als gewaagd en dramatisch ervaren werd. Vooral het Dies irae, met zijn unisono koperinleiding die abrupt wordt doorbroken door de slag van de trom, moet bij het oorspronkelijke publiek als een mokerslag zijn aangekomen.

Toch kende het werk van bij de première groot succes. Niet alleen het publiek, maar ook vakgenoten (h)erkenden de uitzonderlijke kwaliteit. Beethoven, Schumann en later ook Brahms zagen in Cherubini een meester die contrapuntische beheersing en emotionele zeggingskracht wist te verbinden. Beethoven zou zelfs hebben opgemerkt dat dit Requiem zijn voorbeeld zou zijn, mocht hij ooit zelf aan een dodenmis beginnen – een project dat er nooit kwam, al klinkt het des te symbolischer dat het werk wél op zijn eigen begrafenis uitgevoerd werd. In dit Requiem ademt elke contrapuntische lijn betekenis; de structuur blijft steeds helder en klassiek, maar de dramatische lading tilt het geheel naar een nieuwe expressieve wereld. De muziek is tegelijk intellectueel verfijnd en direct emotioneel, een spanningsveld dat Cherubini’s unieke plaats in de muziekgeschiedenis verklaart en dat hem terecht tot de grote inspiratiebronnen van de romantiek maakt.

Het Introitus zette onmiddellijk de toon: een plechtige, bijna strenge opening, maar doordrenkt van subtiele harmonische verschuivingen die een gevoel van hoop en transcendentie opriepen. Collegium Vocale Gent droeg het werk met een perfecte dictie en het orkest reageerde ademend op iedere frasering, waardoor de textuur zowel transparant als levendig klonk. Herreweghe liet de historische instrumenten volledig spreken: het begin, gedragen door de diepe strijkers, schetste een ideale sfeer van nederige smeekbede, alsof deze vanuit de diepten van de ziel opsteeg. Het Kyrie bouwde contrapuntisch verder aan deze plechtigheid, waarin koor en orkest elkaar aanvulden en soms gecontroleerd contrasteerden. Hier klonk een muzikaal gesprek tussen menselijke kwetsbaarheid en goddelijke majesteit, telkens op het scherpst van de interpretatieve snede, met een intonatie en balans die elke frase betekenis gaf.

Het Dies irae vormde het dramatische hart van de uitvoering. Cherubini’s vermogen om kracht, dreiging en emotionele urgentie te combineren, kwam hier onmiskenbaar tot uiting. Het koor zong met onverbiddelijke intensiteit; het orkest ondersteunde met ritmische precisie, staccato-accenten en subtiele percussie. De gongslag bij het begin had misschien nog iets radicaler gemogen, maar de dreiging werd desondanks tastbaar; ingetogenheid daar waar het moest, ongebreidelde woede wanneer de muziek erom vroeg. Deze uitvoering bewees opnieuw dat Cherubini in dit werk geen theatrale kracht nastreeft, maar een muzikale incarnatie van angst, oordeel en vergankelijkheid.

In de meer introspectieve secties – en dan vooral Lacrimosa en Pie Jesu – toonde Cherubini zijn romantische inslag: persoonlijke emotie, smeekbede, mededogen. Koor en orkest vonden steeds de juiste toon bij de tekst, en Herreweghe benadrukte de adem en frasering van elke lijn. De muziek voelde organisch, levend, alsof het Requiem niet een historisch artefact was, maar een actuele meditatie over leven, dood en verlossing. Bij Quam olim Abrahae dreef Herreweghe het tempo subtiel op, zonder dat de ensemblebalans werd aangetast, ware klasse!

Het Agnus Dei en de afsluitende Communio ontvouwden zich in een sereen, meditatief samenspel, een gebed in klank. Maar het moment dat de ziel werkelijk raakte, kwam bij het Lux aeterna: een langzaam oprijzende gloed uit koor en orkest, een klank die als een zachte, maar onstuitbare stroom over de zaal trok. De intensiteit was zó puur, zó ontroerend, dat rillingen over de rug liepen, een intens muzikaal kippenvelmoment dat iedere luisteraar letterlijk stil deed worden. Toen de laatste tonen wegstierven, hing er een geladen stilte, adembenemend. Het applaus dat daarna losbarstte, was groot, oprecht en volledig verdiend.

Historisch gezien markeert Cherubini’s Requiem de overgang van de klassieke elegantie van Haydn en Mozart naar de expressieve kracht van de vroege romantiek. Onder leiding van Herreweghe bracht het Orchestre des Champs-Élysées, samen met Collegium Vocale Gent, deze balans tussen formele striktheid en emotionele intensiteit op indrukwekkende wijze tot leven. Het ensemble luisterde aandachtig naar elkaar, de historische instrumenten gaven iedere frasering glans, en koor en orkest smolten samen tot een klankvolle, adembenemende ervaring die zowel scherpzinnig als hartstochtelijk was. Deze uitvoering bewees dat Cherubini’s Requiem geen curiosum uit de muziekgeschiedenis is, maar een meesterwerk van tijdloze kracht: een werk dat heroïsme en devotie, kracht en kwetsbaarheid, klassieke structuur en romantische expressie in één klankveld verenigt.

Wanneer heroïsme en devotie de ziel van de muziek onthullen

Het was een avond waarin Beethoven de luisteraar opriep tot idealen en kracht, terwijl Cherubini de deur opende naar introspectie en nederigheid. Onder leiding van Herreweghe werd klassieke muziek tastbaar en voelbaar: een levende, ademende kunstvorm waarin elke noot en elke frasering een verhaal vertelde. Zo versmolten geschiedenis, muzikale filosofie, historische klank en poëtische zeggingskracht tot één onvergetelijke ervaring.

Details:

Titel:

  • Tussen triomf en transcendentie: Beethoven en Cherubini ontvouwen de ziel van de muziek

Wie:

    • Orchestre des Champs-Élysées & Collegium Vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe

    Waar:

      • Bozar, Brussel

      Wanneer:

        • 3 december 2025

        Foto credentials:

          • Michiel Hendryckx