Er zijn concerten die meer doen dan de stilte doorbreken — ze laten haar spreken. Momenten waarop muziek niet enkel klinkt, maar leeft. Waar elke toon ademt en even iets van het onzegbare laat vermoeden. Zo’n avond ontvouwde zich op zondag 19 oktober in de Elisabethzaal, waar Jan Lisiecki, de jonge Canadese pianovirtuoos, samen met het Royal Scottish National Orchestra (RSNO) onder leiding van de bezielde en uiterst trefzekere Thomas Søndergård, niet zomaar een programma bracht, maar een reis tussen onstuimigheid en verstilling. Wat zich hier voltrok, was een muzikale openbaring — een wedergeboorte van plat gespeelde werken van Ludwig van Beethoven (1770-1827) en Felix Mendelssohn (1809-1847) die een nieuwe glans kregen.
Drie keer goud
Opvallend: sinds de heropening van de Elisabethzaal in 2016 was het al de derde keer dat Cofena het RSNO verwelkomde — en telkens stond Søndergård op de bok. Of het toeval was of niet, ook dit concert droeg het getal drie in zich: Beethovens Derde Pianoconcerto en Mendelssohns Derde Symfonie (‘de Schotse’). Een symbolisch drieluik dat niet onopgemerkt bleef: deze derde ontmoeting tussen orkest en publiek werd opnieuw een voltreffer — het bewijs dat sommige samenwerkingen met de tijd alleen dieper wortelen.
De oorlog van de ziel
Beethovens Derde Pianoconcerto blijft een innerlijke strijd tussen licht en duisternis. De openingsakkoorden klonken als een poort naar iets onherroepelijks — een oproep tot verzet. Lisiecki antwoordde met een innerlijke gloed die beheerst, maar brandend was: kracht en broosheid verstrengelden zich in een toonspraak van uitzonderlijke zuiverheid. Zijn spel was geen pronkstuk, maar een intieme bekentenis; de piano leek te spreken zonder woorden, een dialoog met zichzelf en de ruimte. Wat opviel, was de volmaakte eenheid tussen solist, dirigent en orkest: alles vloeide moeiteloos, zonder spanning of breuklijn. De keuze om de drie delen attacca te spelen versterkte de dramatische lijn en hield de spanning onophoudelijk levend.
In het Allegro con brio daagden piano en orkest elkaar uit in een spel van schaduw en licht. Søndergård leidde het RSNO met een zeldzame mengeling van precisie en warmte. Elke dialoog tussen solist en orkest klonk als een stap in een groter verhaal, alsof Beethoven zelf over de schouders meeluisterde.
Het Largo bood geen rust, maar een adempauze in een wereld die bleef bewegen. Lisiecki’s aanslag was fluwelig, haast gewichtloos. De stilte kreeg vorm — een ruimte waarin de muziek verder zong. De strijkers begeleidden hem met een glans als brekend licht door wolken. Hier werd Beethoven niet uitgevoerd, maar heruitgevonden.
De finale, het Rondo (Allegro), barstte los als een bevrijdende storm, maar in plaats van triomf klonk aanvaarding. Lisiecki’s laatste noten droegen vrede in zich — de sereniteit van wie zijn stormen heeft omarmd. Zelden klonk dit concerto zo volledig, zo evenwichtig tussen strijd en verzoening.
Zoals we Lisiecki kennen van zijn indrukwekkende Beethoven-opnames en andere live concerten, werd ook dit een beklijvende uitvoering die het publiek volledig meesleepte. Het applaus barstte los, een uiting van dankbaarheid voor zoveel intensiteit en finesse.
Bis: Lisiecki schonk ons Nocturne nr. 20 van Frédéric Chopin (1810-1849). De zaal hield zijn adem in. Na de orkaan van Beethoven klonk dit als een balsem — een fluistering die alles samenvatte wat woorden niet konden zeggen.
Schotland in de verbeelding
Na de pauze verplaatste de reis zich van de innerlijke mens naar de adem van de natuur. Mendelssohns ‘Schotse’ Symfonie werd onder Søndergårds leiding een breed uitgesponnen klanklandschap waarin wind, steen, mist en licht elkaar ontmoetten.
De opening Andante con moto klonk als een horizon die zich langzaam openvouwde — de strijkers als nevel, de hoorns als een verre roep uit de Highlands. Het orkest bezong een herinnering aan verloren tijden: fluiten die als stemmen van vroeger over de heuvels waaiden, strijkers die het verblekende zonlicht vingen in tonen die bijna pijn deden van schoonheid. Søndergård ademde met het orkest, waardoor elke frase en elke stilte een diepe betekenis kreeg. De overgang naar het Allegro un poco agitato bracht een zinderende spanning, alsof de Schotse kustlijn zelf aan de rand van de zaal stond: ruig, ademend, levend.
Het tweede deel, Vivace, was een openbaring van lichtheid: zo helder, zo vinnig, zo dansend. De houtblazers dartelden als vogels door het bos, en het publiek leek hun vlucht te volgen — glimlachend, stil, geraakt.
Daarna liet Søndergård het orkest vertragen naar een contemplatieve stilte. Het Adagio ademde een verstilde Schotse melancholie: strijkers als nevel over een loch, houtblazers als glinsterend zonlicht dat de wateroppervlakte streelt. Elke frase kreeg ruimte om te resoneren. De stilte tussen de tonen voelde als een zachte adem van het landschap zelf. Subtiele spanningen werden als echo’s door het orkest gedragen, alsof de heuvels hun verhalen fluisterden. Het publiek werd meegezogen in een introspectie van tijd en herinnering, een moment waarin natuur en menselijke emotie samenvielen. Tegen het einde vond de beweging serene rust: een stille ademhaling van Schotland, waarin Mendelssohns lyriek en Søndergårds leiding samensmolten tot een intiem, bijna tastbaar beeld van het land dat in de verbeelding tot leven kwam.
De vierde beweging tenslotte — een eruptie van grandeur en emotie. Hier werd Mendelssohn niet beschreven, maar belichaamd. Het RSNO speelde met een energie die de lucht deed trillen, om uiteindelijk tot rust te komen in verlichte slotmaten. Søndergård hield de storm in zijn hand, maar liet haar vrij — een zeldzaam evenwicht tussen beheersing en overgave.
Bis: Een verstild, elegisch werk voor strijkers van Peter Maxwell Davies (1934-2016), gevolgd door een vurige Schotse Reel die de zaal deed daveren. Søndergård, Deen van geboorte maar Schot van hart, droeg het op aan zijn ‘nieuwe heimat’. Een perfecte afsluiting van een avond die muziek, menselijkheid en feestelijkheid samenbracht — én het klinkende begin van Cofena’s 80ste jubileumjaar.
Muziek als spiegel van mens en natuur
Jan Lisiecki blijft een pianist die meer denkt dan toont. Zijn Beethoven was introspectief, doorleefd en haast visionair. Ogen dicht, oren wijd open voor elk ademend detail van het orkest. Thomas Søndergård leidde het RSNO met vanzelfsprekend meesterschap. Zijn Mendelssohn was geen landschap, maar een levende wereld — muziek die golft, verandert en stilvalt als de natuur zelf. Onder zijn baton werd elke nuance betekenisvol, elke stilte vol verwachting.
Wat er vanavond in de Elisabethzaal gebeurde, was meer dan een concert. Het was een ontmoeting — tussen Beethoven en Mendelssohn, Lisiecki en Søndergård, mens en natuur, storm en stilte.
In dat spanningsveld vonden we iets ongrijpbaars: muziek die ons even liet ervaren wat woorden niet kunnen zeggen.
Een avond waarin muziek niet slechts klonk, maar ons liet voelen, ademen en leven.