Het is wellicht lang geleden dat je nog eens in een concertzaal of op een radiozender Darius Milhauds La Creation du Monde hebt gehoord. Gerrit Valckenaers vindt het één van de 32 meesterwerken van de 20e -eeuwse muziek. En over die 32 schreef hij een boek. De auteur stipt in zijn woord vooraf aan “dat programma’s rond eigentijdse muziek vaak naar de late avond verbannen waren”. Maar nu, hoor ik al rond 20u s ‘avonds die muziek! Het is ongetwijfeld zijn verdienste -en dat van collega Vanhoudt met wie hij samen lange tijd die laatavond uitzendingen maakte- dat er nu een voldoende publiek is opgebouwd zonder verlies van luistercijfers….
Geef toe, het was toch hoog nodig dat er in onze 21ste eeuw meer aandacht kwam voor die vaak vergeten componisten uit de 20ste eeuw. Altijd maar die 19e eeuwers met hun ijzeren repertoire en hun klassieke voorlopers plus die blijvend populaire barokcomponisten. Geen kwaad over hen, dat niet, maar méér goeds over al die andere en vaak minder bekende namen, dat màg niet alleen maar móet. Gerrit Valckenaers citeert de 18e -eeuwse Britse muziekhistoricus Charles Burney die vond dat in zijn tijd “zowat alle muziek eigentijdse muziek was, want elke nieuwe compositie had maar een levensverwachting van hooguit twee generaties. ” Maar net zoals nu, betekende dit niet, dat alle nieuwe muziek met open armen werd ontvangen.
Hij schotelt ons 32 meesterwerken voor in behapbare brokken. En hij doet dat niet enkel met interessante anekdotiek maar evenzeer met grondige en originele analyses. Als je beseft hoe moeilijk het is om muzikale begrippen in tekst te verwoorden, zonder die voor de lezer te kunnen verklanken, dan moet je besluiten dat hier toch een prima lesgever aan het schrijven is. En ja, soms gaat het over de meer bekende stukken zoals Mahlers Adagietto uit zijn 5e symfonie of Le Sacre van Stravinsky maar heb je al vaak Atmosphères van Ligeti beluisterd of zo’n miniatuurtje als Weberns opus 10, Vijf stukken voor orkest? Dat zet je aan om meer en andere meesterwerken te ontdekken van grote namen zoals bv. die aangrijpende Wozzeck van Alban Berg. En je krijgt onderwijl een zicht op dat warrige kluwen van liefdesrelaties onder al die Weense kunstenaars. Of hoe Satie’s muziek (Trois morceaux en forme de poire) “promoveerde van café naar concertzaal”
Knap hoe hij uit zijn enorme geraadpleegde bibliografie telkens de pittigste en interessantste verhalen plukt om dat alles in het tijdsbeeld te situeren. Het getuigt van een enorme belezenheid. En bij elk van de behandelde meesterwerken leer je meteen heel wat bij, niet alleen over de andere werken van die componist maar ook over een pak kompanen of concurrenten, nieuwlichters/avant-gardisten of gewoon tijdgenoten. Hij typeert ook prachtig Richard Strauss’ spagaat met het naziregime in een hoofdstuk én meesterwerk met de naam “Vier Letzte Lieder”. Evenmin ontbreken besprekingen over zakenman-componist Charles Ives (The Unanswered Question) en immigrant George Gershwin (Rhapsody in Blue).
Je leert ook, bijna uit eerste hand, het trieste verhaal kennen over eerst de vriendschap en later de spanningen tussen de assertieve Karlheinz Stockhausen (Gesang der Jünglinge) en de introverte Karel Goeyvaerts (Sonate voor twee piano’s). Een van de meest ontroerende passages uit het boek is de uitgebreide beschrijving over de ontstaansgeschiedenis van Messiaens “Quator pour la fin du temps.” Over de synesthesist Messiaen staat er : “Al wat hij ziet, hoort hij”. En over John Cage (4’33”) lees je hoe hij met zijn aandacht voor omgevingsgeluiden gangmaker was voor het minimalisme en de terugkeer van de tonaliteit. Je maakt kennis met de faseverschuivingen bij die minimalisten als Steve Reich (Music for 18 Musicians), Terry Riley (In C) , met die bezwerende Nederlander Simeon Ten Holt van Canto Ostinato, natuurlijk ook met Arvo Pärt (Tabula Rasa) . Nog een paar namen? Te veel om ze allemaal op te noemen….. Luc Brewaeys (Talisker), Meredith Monk (Book of Days), Brian Eno (Music for Airports) en nog veel meer, allemaal virtuoos in “ woord en beeld” gebracht, telkens ook met een heel mooi grafisch auteursportret van Lotte Vanhamel.
Dit boek lezen bespaart je het lezen van minstens 32 muzikale biografieën over die periode. In sommige meer musicologische paragrafen loop je wel even verloren als je geen “muziek” geleerd hebt, maar het is, ook voor de liefhebber, heerlijk verdwalen in dit meeslepende boek. Ik heb het dolgraag gelezen en er ontzettend veel uit geleerd. Nu nog alles onthouden.