Onder een langzaam donker wordende hemel in het hart van de Harz weerklonk op vrijdagavond 8 augustus Mozarts Die Zauberflöte in een productie die de grenzen van het klassieke muziektheater met overtuiging en verbeeldingskracht verkende. De voorstelling maakte deel uit van de “Harzer Theater- und Konzertsommer” en werd gerealiseerd door het Harztheater – een gezelschap dat, ondanks zijn bescheiden schaal, een indrukwekkend artistiek profiel koppelt aan onverdroten engagement en een multidisciplinaire visie.
Het Harztheater – klein in omvang, groots in visie
Het Harztheater mag dan met zijn 164 vaste medewerkers tot de kleinere theaters in Duitsland behoren, het getuigt van een uitzonderlijke vitaliteit. Waar veel gezelschappen tijdens de zomer de deuren sluiten, blijft dit theater het publiek verrassen met een waaier aan producties op uiteenlopende locaties: van openluchttheaters en kerken tot kastelen en pleinen. Deze geografische spreiding geeft de producties niet alleen een unieke sfeer, maar maakt het theater tot een cruciale culturele speler in de regio.
Een sprookje van rede, liefde en beproeving
Mozarts Die Zauberflöte, gecomponeerd in 1791 op een libretto van Emanuel Schikaneder, is veel meer dan een sprookjesopera. Onder de kleurrijke allegorieën en magische figuren schuilt een diepzinnige zoektocht naar waarheid, liefde en morele verheffing. De jonge prins Tamino wordt door de Koningin van de Nacht uitgestuurd om haar dochter Pamina te bevrijden uit de handen van de wijze Sarastro. Met de vogelvanger Papageno aan zijn zijde begint een tocht vol beproevingen, illusies en onthullingen. Wat aanvankelijk zwart-wit lijkt – goed tegenover kwaad – vervaagt geleidelijk tot een complex spel van licht en schaduw. Tamino ontdekt dat Sarastro niet de vijand, maar de hoeder is van wijsheid en zuiverheid en dat ware liefde alleen standhoudt wanneer ze gepaard gaat met inzicht en zelfoverwinning. Pamina en Tamino doorstaan samen de beproevingen van vuur en water, terwijl Papageno, op zijn eigen ontwapenende wijze, de eenvoud en vreugde van het leven viert – en zijn Papagena vindt. Die Zauberflöte is tegelijk een ontroerend liefdesverhaal, een rite de passage en een filosofische parabel in muziek. Een werk dat, net als de mens zelf, niet in één betekenis te vatten is.
Een sobere Zauberflöte die des te meer betovert
Voor deze zomervoorstelling koos het theater voor een semiscenische uitvoering – een keuze die in openlucht al snel als beperking kan worden gezien. Maar regisseur Nina Kühner en ontwerper Tom Grasshof maakten van die beperking een poëtisch uitgangspunt. De zangers werden niet alleen als vertolkers, maar ook als vertellers en choreografisch element ingezet, wat de productie een gelaagde symboliek gaf. Met uitgepuurde bewegingstaal, suggestieve rekwisieten en doordachte regievondsten bracht de regie een heel eigen visie tot leven. Zo werd het thema “Liebe” in de eerste akte niet enkel bezongen, maar ook uitgebeeld door diverse koppels uit het koor – inclusief vrouw-vrouw en man-man, een subtiele maar duidelijke hint naar inclusiviteit en tijdsgevoeligheid.
Een ander sterk moment kwam aan het begin van de tweede akte, toen een ‘probleem’ met de verlichting zich voordeed. Deze theatrale breuk bleek geen toeval, maar een metafoor voor de Verlichting zelf: een reflectie op het patriarchale karakter van Sarastro’s tempelorde, die zich wel beroept op “Menschlichkeit”, maar vrouwen duidelijk als minderwaardig beschouwt. Twee rake momenten onderstreepten dit visueel: vrouwen verschenen met bordjes “Mensch” en “Human” op het toneel en cirkelden rond Sarastro. Toen iemand op het bord “égalité” het woord “sororité” liet volgen, werd dit door Sarastro demonstratief doorstreept.
De regie schuwde ook humor noch ironie: in de Singspiel-dialogen werd gespeeld met een Babylonische spraakverwarring, waarbij zangers soms delen van hun teksten in hun moedertaal spraken. Een origineel idee, al werkte het niet altijd even overtuigend – vooral wanneer een zanger met migratieachtergrond een overdreven accent moest hanteren, wat de grens met karikatuur benaderde.
Vocale glans en karakterdiepte
Vocaal viel er veel te genieten. De absolute publiekslieveling was Michael Rapke als Papageno: een geboren podiumpersoonlijkheid, perfect gecast als de losbol met een gouden hart. Hij won het publiek voor zich vanaf zijn eerste optreden en gaf ook zijn tragikomische kant – wanneer hij zich van het leven wil beroven – ontroerend gestalte. Een zeldzame combinatie van naturel, zangkwaliteit en acteertalent. Nina Koufouchristou betoverde als Koningin van de Nacht, die haar beide aria’s met loepzuivere hoogte, gemak en vuur bracht. Haar “Der Hölle Rache” was technisch feilloos én dramatisch geladen – het soort uitvoering die verwachtingen niet alleen inlost, maar overstijgt.
Bénédicte Herber vertolkte Pamina met een zuivere sopraanstem en opvallende dramatische présence. Haar “Ach, ich fühl’s” greep zichtbaar het publiek naar de keel. Samen met Papageno zong zij bovendien een weergaloos duet dat deed vermoeden dat deze twee misschien meer gemeen hebben dan het libretto laat uitschijnen. Francisco Huerta als Tamino en Gijs Nijkamp als Sarastro hadden elk een mooi stemtimbre en zongen hun partijen verzorgd, maar kwamen in het eerste bedrijf wat statisch over. In de tweede akte groeiden beiden, vocaal én dramatisch. Tobias Amadeus Schöner maakte van Monostatos een venijnig karakter, gespeeld met flair en bezieling. Een rol die hem duidelijk lag én plezier gaf.
Het koor – en met name het mannenkoor – viel op door homogeniteit, kracht en expressiviteit. Tot slot verdienen Jessey-Joy Spronk, Bettina Pierags en Regina Pätzer een bijzondere vermelding als zowel de Drie Damen als de Drie Knaben – herkenbaar aan een eenvoudig T-shirt met de rol erop gedrukt. Dit drietal stal de show met hun aanstekelijke samenspel, vlekkeloze intonatie en natuurlijke présence. Ze zorgden voor een speels tegengewicht in een verder vrij ernstige productie.
Orkest en locatie: zoeken naar balans
Dirigent Harutyun Muradyan leidde de Harzer Sinfoniker met vakmanschap, al verliepen de ouverture en de eerste akte wat traag en log – alsof hij nog op zoek was naar de juiste dynamiek. In de tweede akte zat er duidelijk meer vuur in het samenspel en wist hij meer spanning op te bouwen. Het orkest – opgesteld in het poortgebouw van het serene Burchardiklooster – speelde niet altijd even zeker of toonvast. De zangers stonden op een klein voorpodium en waren – begrijpelijk in open lucht – versterkt. Hoewel de akoestiek van het klooster complex bleek, creëerde de locatie een bijzondere sfeer: een oase van rust aan de rand van de stad, waar Mozarts muziek op een zwoele zomeravond de ruimte kreeg om te ademen.
Een betovering voorbij de decors
Wat deze productie vooral onderscheidde, was de moed om niet alles te willen tonen. In plaats van visueel spektakel koos men voor suggestie, eenvoud en symboliek. Juist daardoor kwam de essentie van Mozarts meesterwerk des te sterker naar voren. De openluchtomstandigheden maakten het niet altijd gemakkelijk, maar dat werd ruimschoots goedgemaakt door verbeeldingskracht, artistieke coherentie en een voelbare liefde voor de muziek.
Slotbeschouwing
Deze Zauberflöte van het Harztheater was meer dan een voorstelling: het was een ode aan de veerkracht van het muziektheater, aan de kracht van de beperking en aan de onverwoestbare zeggingskracht van Mozarts muziek. Waar grotere huizen met meer middelen soms verzanden in overdaad of technisch vertoon, toonde deze productie hoe verbeeldingskracht en thematische scherpte kunnen zorgen voor een ervaring die beklijft. De keuze voor een semiscenische openluchtversie vereiste inventiviteit, en die vond de regie in eenvoud en symboliek. Daarbij werden niet alleen de zangers optimaal benut als dragers van de dramaturgie, maar werd ook nagedacht over de maatschappelijke implicaties van het werk. De subtiele commentaar op de patriarchale ordening binnen het tempelritueel van Sarastro bracht een hedendaagse lezing aan het oppervlak, zonder ooit belerend te worden. Mozarts humanisme kreeg zo een extra, feminiene laag – een toevoeging die niet alleen actueel aanvoelde, maar het libretto ook scherper aftekende.
Wat deze productie bijzonder maakte, was de balans tussen muzikaal vakmanschap en inhoudelijke durf. Niet alles verliep vlekkeloos – het orkest kende zijn onzekerheden, de akoestiek speelde soms parten – maar die imperfecties droegen bij aan de charme van de avond. Want wat hier werd gebracht, was géén steriele reconstructie van een klassieker, maar een levend, zoekend, tastend muziektheater dat zich bewust was van zijn tijd en context. Het Harztheater bewijst dat kwaliteit geen kwestie is van schaal, maar van visie. Door trouw te blijven aan de kern van het werk én ruimte te laten voor actuele reflectie, gaf men het publiek een Zauberflöte die even ontroerde als prikkelde, even toegankelijk was als gelaagd. En misschien is dat wel de grootste verdienste van deze avond: dat men erin slaagde om Mozarts ‘grote opera voor kleine mensen’ opnieuw te tonen als wat ze is – een universele vertelling over liefde, verlies, groei en hoop.
Een voorstelling die je met een glimlach én een gedachte naar huis stuurt. Wat kan een mens nog meer verlangen op een zomerse avond onder de open hemel?