Liefde, licht en vergankelijkheid onder de sterrenhemel
Waar architectuur, muziek en emotie elkaar ontmoeten
Wanneer augustus zijn zachte gloed over Erfurt legt, verandert het hart van deze middeleeuwse stad in een levend podium, gevuld met adem en klank. De monumentale trappen tussen de Dom en de Severikirche vormen het decor voor de jaarlijkse DomStufen-Festspiele, een openluchtervaring die de grens tussen stad en verhaal vervaagt. Het Theater Erfurt bouwt hier geen tijdelijk decor, maar creëert een bezield samenspel van steen, lucht en licht.
Tegen deze eeuwenoude achtergrond presenteerde regisseur en scenograaf Matthew Ferraro een La Bohème van Giacomo Puccini (1858–1924) die de tijd tartte. Geen romantische terugblik of stoffig eerbetoon, maar een levend kunstwerk – gelaagd, zintuiglijk en verrassend actueel. Onder de bezielde muzikale leiding van Helmes Helfricht bloeide Puccini’s partituur open als een bloem in het avondlicht. De voorstelling op zaterdag 16 augustus 2025 was geen routineuze herneming, maar een ontroerende meditatie over liefde, verlies en de vluchtigheid van het bestaan.
Beleving in open lucht
Net zoals in Bregenz speelde het orkest hier niet ter plaatse, maar in het nabijgelegen theater. Bij het begin van de voorstelling zagen we op de schermen aan weerszijden van het podium een kort beeld van het orkest, dat zich voorbereidde in de theaterzaal. Zodra de zangers begonnen, verschenen de Duitse vertalingen op de schermen om de voorstelling te volgen. Alle zangers op het podium waren versterkt.
De voorstelling vond plaats in de open lucht van een grote stad. Trams, sirenes en het verre geluid van verkeer vormden de achtergrond. Voor de pauze viel het straatlawaai minder op, maar na de pauze werd het vervelender, vooral tijdens de intieme momenten. Het geluid van glazen, vuurwerk van een ander evenement en auto’s met bonkende muziek verstoorden af en toe de chemie van de scène. Gelukkig wist Puccini’s muziek je snel weer terug te trekken in de ervaring.
Het leven gevat in muziek en woord
Geïnspireerd door Henri Murgers Scènes de la vie de bohème uit 1830, schildert Giacomo Puccini met klank en drama een levendig tableau van het Parijse Quartier Latin — een wereld van idealen, armoede en hartstocht aan de vooravond van de moderne tijd. In dit verhaal vervlecht zich het speelse met het tragische, de lichtvoetigheid van het moment met de eeuwigheid van de herinnering. Puccini weet als geen ander de vergankelijkheid van het leven muzikaal te bezingen, waardoor La Bohème een universele spiegel wordt voor ons allen. Deze productie maakte dat voelbaar, als een tijdloze ode aan jeugd en vergankelijkheid.
Een visionaire regie met oog voor detail
Ferraro’s regie wandelde behendig over de drempel tussen verleden en heden. Hij brak niets af, maar bouwde voort – met respect voor traditie én een scherp oog voor de wereld van vandaag. Het decor was niet alleen oogstrelend, maar verweefde zich met het verhaal. De indrukwekkende trappen gaven de ruimte een verhevenheid, terwijl een imposante, 16 meter hoge Eiffeltoren (die nog niet bestond in de tijd van de roman) opdoemde als een stil baken van moderniteit. De vele lampen op het podium, naast de Eiffeltoren, waren een duidelijke verwijzing naar de lichtstad. De 22 meter lange glijbaan bracht speelse energie die de handeling ondersteunde – een tastbare metafoor voor jeugdige impulsiviteit. Het iconische Café Momus verscheen niet als een klassieke Parijse kroeg, maar als een pop-upbar in een container: een vondst die het bohémienbestaan dichter bij het hedendaagse leven bracht zonder aan artistieke geloofwaardigheid in te boeten.
In de regie zaten enkele kleine details, die me bijbleven. Zo werden er in de tweede akte zeepbellen geblazen als er over de liefde gezongen werd. Porpignol kwam aangerukt met zijn kompanen op een fiets. Ze droegen bijzondere kostuums, wat mooi aansloot bij de reputatie van Parijs als modestad. Op het einde van de derde akte stonden Mimi en Rodolfo mooi belicht in een hart.
Op die manier werd het openluchttheater zelf een levend, ademend podium. Matthew Ferraro’s scenografie, met vijfhonderd warmgloeiende lampen, toverde elke scène om tot een schilderij van licht en schaduw. Het geluid van een verre kerkklok, een plotselinge bries, het ingehouden fluisteren van het publiek – alles werd deel van de muziek. De DomStufen, met hun imposante trappen en het adembenemende uitzicht, zetten de toon voor het dramatische verhaal dat zich ontvouwde.
De partituur als emotionele motor
Helmes Helfricht, aan het hoofd van het Philharmonisches Orchester Erfurt, dirigeerde met innerlijke helderheid. Zijn lezing van Puccini’s muziek gleed tussen kwetsbaarheid en vurigheid, tussen fluistering en storm. Wat opviel, was zijn vermogen om het orkest als één ademend lichaam te laten spreken. In de grote ensemblescènes klonken transparantie en structuur, zelfs in de openlucht. Intieme momenten – zoals “Che gelida manina” en “Donde lieta uscì” – werden teruggebracht tot hun essentie: stiltes, ademruimtes, spanningsbogen die niet werden uitgespeeld, maar gedragen. Helfricht liet de muziek zingen zonder haar te forceren. Hij schuwde effect, en koos voor betekenis. Zo werd de partituur geen muzikale omlijsting, maar een emotionele motor die het drama vanuit de diepte voortstuwde. Zijn dirigeren bracht de ademhaling van de jonge geliefden tot leven, met een fijnzinnige aandacht voor elke muzikale nuance, waarmee hij de rijkdom en dramatiek van Puccini’s klanklandschap perfect tot uitdrukking bracht.
Portretten van jonge liefde en schrijnende kwetsbaarheid
In het hart van La Bohème bloeit de ontmoeting tussen de jonge dichter Rodolfo, vertolkt door de meesterlijke Jongwoo Kim (voor mij de revelatie van de avond), en de breekbare, dromerige Mimì, ontroerend en glashelder gezongen door Daniele Gerstenmeyer. Twee zielen die elkaar vinden in een zolderkamer vol dromen en tocht, in een wereld waar liefde oplicht als een lucifer in de wind. Deze productie legde met fijnzinnige hand het accent op de menselijke verhoudingen – een mozaïek van verlangen, vriendschap en verlies.
Gerstenmeyers Mimì ontroerde met een stem die tegelijk fragiel en vastberaden klonk, een sopraan met de glans van ochtendlicht op beslagen glas. Haar “Sì, mi chiamano Mimì” werd geen aria, maar een fluistering van hoop in de schemer van het lot. In elke frase zong het verlangen naar een gewoon leven – naar warmte, naar nabijheid – des te schrijnender in haar stille ondergang.
Jongwoo Kim gaf zijn Rodolfo een tenorstem met een gloed van oprechtheid, als een open hart kloppend op muziek. Zijn “Che gelida manina” werd een ontboezeming zonder opsmuk, een melodische aanraking die meer zei dan duizend woorden. En in “O soave fanciulla”, zijn duet met Mimì op het einde van de eerste acte, kleurde zijn stem het duister met een liefde die oplichtte zonder te verblinden.
Konstantin Ingenpass (Schaunard) en Kakhaber Shavidze (Colline) vormden een warme, broederlijke grondtoon onder het ensemble. Shavidzes “Vecchia zimarra” werd een moment van pure stilering: een ode aan vergankelijkheid, gezongen als een afscheid aan meer dan alleen een jas.
Anna Sophia Theils Musetta straalde, vonkte, daagde uit – maar onder het fonkelende spel van haar sopraan school ook zachtheid, mededogen, inzicht. Haar “Quando me’n vo’” was tegelijk een flirt en een spiegel. Musetta stal de show als een moderne Marilyn Monroe, en haar optreden op de barak, in een rood kleed (natuurlijk met omhoog zwaaiende rok) in Moulin Rouge-stijl, was een meesterwerk van acteren en zingen.
Ensemblekracht en poëtische eenvoud
Deze Bohème was geen optelsom van sterke solisten, maar een ademend ensemble waarin elke stem verweven was met de ander. Het Opernchor des Theaters Erfurt, versterkt door leden van het Philharmonischer Chor Erfurt en het Kinder- und Jugendchor der Chorakademie Erfurt, zette een verbluffende prestatie neer in de tweede akte en verleenden het klankbeeld een levende omlijsting. Deze uitvoering was een symfonie van menselijke stemmen, als echo van een stad die leeft, lacht en rouwt.
Ferraro’s regie legde niet de nadruk op de grote gebaren, maar op de gebroken blikken, de aarzelende stappen, de stiltes tussen de woorden. Zijn La Bohème was niet alleen een muzikale reis door het verleden, maar ook een reflectie op het hier en nu. De eenvoud van de materialen, het sterkere accent op de zangers en de muziek die als een adem door alles heen trok, maakten het drama zelfs buiten de trappen van de Dom zichtbaar.
Een slotakkoord in stilte en schaduw
De vierde akte werd gebracht met een verstilling die de adem benam. Geen melodramatische climax, geen bombast, maar een langzaam uitdoven – als het flakkeren van een kaars in de nacht. In “Donde lieta uscì” was het afscheid voelbaar als een schaduw die over de scène gleed. En dan de finale: Mimì’s sterven, Rodolfo’s wanhoop – uitgepuurd tot een moment van intense ontreddering. Het orkest trok zich terug, de stemmen werden adem, de stilte sprak. Puccini’s muziek gleed weg als het leven zelf: onopgemerkt, en daarom des te hartverscheurender.
DomStufen-Festspiele: een podium van tijdloze kunst
Met deze uitvoering bevestigen de DomStufen-Festspiele opnieuw hun reputatie als een plek waar klassieke opera en moderne podiumkunst elkaar ontmoeten in een onvergetelijke openluchtsfeer. Hier werd La Bohème niet slechts opgevoerd, maar opnieuw geboren als een verhaal dat blijft nazinderen in het hart van de toeschouwer, gevangen in een subtiel spel van licht en schaduw, van droom en werkelijkheid.
Slotbeschouwing: een avond die nazindert
Deze La Bohème op de DomStufen-Festspiele was meer dan opera. Het was een zeldzaam samenvallen van theater, muziek en emotie. Elk element werkte samen, als een symfonie van het leven zelf. Het resultaat was een ervaring die zich niet alleen in de oren nestelde, maar ook in het hart.
Matthew Ferraro bracht Puccini’s meesterwerk met respect, maar gaf het tegelijkertijd een frisse adem. Zijn visuele keuzes wilden niet imponeren, maar verdiepen, en de menselijke interpretaties brachten het drama dichterbij.
Helmes Helfricht leidde het orkest met lyrische intelligentie en dramatische finesse. De zangers gaven hun personages niet alleen een stem, maar ook een ziel. En boven Erfurt, onder het zachte licht van honderden lampen, was de lucht niet slechts toeschouwer, maar getuige van dit magische moment.
Toen het slotapplaus begon, verscheen er plots een wagen. Daarin zat de dirigent, die het welverdiende applaus voor zijn orkest in ontvangst nam, dat opnieuw in beeld kwam. Dit orkest verdient een dikke pluim voor hun perfecte timing en de naadloze samenwerking met de zangers – een goed geoliede machine die weet wat het doet. Wat me na deze technisch vloeiende voorstelling vooral intrigeert, is hoe alles zo perfect samenkomt. Dat moet een huzarenstuk zijn geweest!
Er zijn producties die bevestigen wat we al weten. En er zijn producties die doen vergeten dat we het al kenden. Deze La Bohème behoort zonder twijfel tot die laatste categorie.
Wat we zagen en hoorden op 16 augustus 2025 was geen voorstelling. Het was een herinnering in wording – aan liefde, aan verlies, aan het wonder dat muziek heet.