Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

Het geweten in noten: Britse componisten over verlies en herstel

Soms verandert een concertzaal in een kathedraal van aandacht — waar klank niet louter weerklank wordt, maar geweten. Zo’n middag bood Andrew Manze met het Radio Filharmonisch Orkest tijdens de Zaterdagmatinee van 15 november in het Concertgebouw te Amsterdam, met een programma dat zorgvuldig opgebouwd was rond rouw, reflectie en verzoening.

Sinds ik Manze eind oktober in Antwerpen de Zesde Symfonie van Ralph Vaughan Williams (1872-1958) had zien dirigeren, wist ik dat ik meer van hem in deze componist wilde horen. Dat hij in Amsterdam de Derde Symfonie leidde, maakte de keuze vanzelfsprekend. Dat ik bovendien Johan Dalene — een jonge solist wiens spel ik bewonder om zijn zeldzame helderheid — kon horen in Concentric Paths van Thomas Adès (°1971), een van de meest intrigerende hedendaagse componisten, voelde als een onverwacht geschenk. De gelaagde Sinfonia da Requiem van Benjamin Britten (1913-1976) fungeerde als ideale opstap naar dit programma.

Drie Britse stemmen, drie generaties, één emotionele lijn: van Brittens jeugdige requiem via Adès’ spiegelende labyrint naar Vaughan Williams’ pastorale stilte. Met deze drie werken bouwde Manze een dramaturgie van verstilling: een boog van rouw via reflectie naar verzoening.

Benjamin Britten – Sinfonia da Requiem

Toen Benjamin Britten in 1939 zijn Sinfonia da Requiem componeerde, was hij nog geen dertig. Vanuit zijn ballingschap in Amerika schreef hij het als opdrachtwerk voor het Japanse keizerlijke jubileum. Ondanks het verzoek om een feestelijk stuk koos hij voor een requiem, een dodenmis zonder woorden, doordrongen van persoonlijk pacifisme. De Japanse autoriteiten weigerden het prompt: te somber, te christelijk, te weinig eerbetoon aan de keizer. De ironie was groot: een anti-oorlogsmanifest afgewezen door een natie op weg naar oorlog. Manze plaatste het werk nadrukkelijk in dat morele licht.

Het Lacrymosa klonk als een trage hartslag: een dof kloppend ritme in celli, bassen en pauken waaruit de muziek zich langzaam losmaakte. De lage strijkers vormden een donkere, ademende ondergrond, terwijl de houtblazers hun fragiele lijnen trokken – meer een fluisterend protest dan een klaagzang. Alles bleef ingehouden; expressie kwam niet uit grote gebaren maar uit het gewicht van de stilte ertussen. Manze liet die spanningsboog breed ademen, zonder dat de onderstroom verzwakte: rouw als terughouding, als adem die zich verzamelde vóór de storm van het Dies irae. Daar dreef hij het Radio Filharmonisch Orkest tot messcherpe precisie: ritmische erupties als echo’s van een wereld die zichzelf vernietigt. De koperblazers klonken furieus, maar nooit grotesk; Manze hield de toon menselijk.

En dan het Requiem aeternam. Waar het Dies irae woede ademt, zoekt dit slotdeel verzoening — maar niet zonder strijd. Brittens akkoordentaal verzacht, maar blijft geladen: vrede wordt niet gegeven, ze moet bevochten worden. Manzes grootste verdienste lag in zijn zin voor proportie. Hij liet het orkest niet uitbarsten in pathos, maar temperde de storm tot een innerlijk vuur. Daardoor klonk de slotbeweging niet als epiloog, maar als verzoening: een zachte terugkeer in de schaduw. Een enkele fluit, een dalende lijn in de violen — alles ademde mededogen. Brittens afgewezen “Japanse” requiem klonk hier als een universeel menselijk gebed: muziek die niet huilt, maar luistert.

Thomas Adès – Concentric Paths, vioolconcert

Met Thomas Adès betreden we een andere dimensie: geen elegie, maar een intellectuele dissectie van gevoel. Concentric Paths uit 2005, geschreven voor Anthony Marwood, behoort tot zijn meest geraffineerde orkestwerken. De titel verwijst naar cirkels rond een onzichtbaar middelpunt — een metafoor voor herinnering en terugkerende introspectie. Waar Britten emoties openlegt, abstraheert Adès ze: hij toont het innerlijk niet als bekentenis, maar als beweging. Onder dit geometrische oppervlak ademt een diepe melancholie. De drie delen — Rings, Paths en Rounds — vormen een boog van extroverte dynamiek naar verstilde introspectie. Johan Dalene, de jonge Zweed van net 25, was de spil van deze klankarchitectuur. Zijn techniek lijkt moeiteloos; bijzonder was vooral hoe hij stilte durfde te gebruiken. Zijn toon bezit een innerlijke rust: een transparantie die Adès’ complexiteit niet temde, maar liet ademen. Dalene is een violist om te volgen: ingetogen, zonder show, volledig ten dienste van de muziek.

In Rings klonk zijn viool als een lichtstraal door een prisma. De lijnen waren strak, maar nooit koel; vibrato minimaal, frasering natuurlijk. Manze hield het orkest in transparante lagen: strijkers als nevel, houtblazers als weerkaatsing van Dalenes toon. Het middendeel, Paths, werd het kloppende hart van het concerto. Adès balanceert op de rand van tonaliteit, zonder haar te verlaten. De viool zoekt houvast, een dialoog tussen orde en emotie. Dalene speelde het niet als constructie, maar als bekentenis: elke noot gewogen, elke stilte geladen. Manzes begeleiding was een les in luisterend dirigeren: ruimte gevend zonder los te laten.

In Rounds keerde de cirkel terug in getransformeerde gedaante. Het orkest zwol, de viool vervlocht zich erin tot niet meer duidelijk was wie leidde en wie volgde. Dalene zweefde boven het zinderende klankweefsel — niet als onderdeel, maar als centrum. Zijn spel overtuigde niet door volume, maar door helderheid van intentie. De muziek eindigde niet; ze verdampte. Dalene bleef na de laatste noot roerloos staan, alsof hij zelf nog moest terugkeren van waar de muziek hem had meegevoerd. Hoewel het buitenbeentje van het programma, paste het qua thematiek perfect binnen dit kader: mensen draaien in cirkels en zoeken verbinding. Adès toont dat moderniteit niet kil hoeft te zijn: het kan ook de vorm zijn waarin gevoeligheid zichzelf onderzoekt — en vindt.

Bisnummer – Ysaÿe, Sonate voor viool nr. 5, beweging 2 & 3

Na Concentric Paths volgde een bis die bij velen diepe indruk maakte: Johan Dalene koos voor twee delen uit de Vijfde Sonate voor viool van Eugène Ysaÿe (1858-1931), tweede beweging “Danse rustique” en derde beweging “Moderato amabile” — een meesterwerk van virtuositeit en expressie. De “Danse rustique” bracht een charmante, ritmische speelsheid: Dalene speelde met een natuurlijke swing en een levendige articulatie, waarbij elke frasering ademde zonder ooit haar structuur te verliezen. De dansachtige lijnen voelden spontaan en organisch, alsof de viool zelf het ritme uit de aarde sloeg.

In “Moderato amabile” toonde hij een zijde van de viool die je zelden zo intiem hoort: lange, zangachtige lijnen, een subtiel vibrato en een toon die zowel kwetsbaar als glanzend was. Waar in Adès’ concerto stilte een rol speelde, werd hier elke stilte geladen met emotie; Dalene transformeerde het notenschrift in een verhaal dat je letterlijk naar binnen trok. Zijn interpretatie van Ysaÿe was een verbluffend toonbeeld van technische beheersing én muzikaal inzicht: geen oppervlakkige virtuositeit, maar een bisnummer dat zowel de oren als het hart gevangen nam. Het publiek werd meegezogen in de delicate balans tussen lyriek en scherpte, tussen improvisatorische vrijheid en nauwgezette precisie. Het was een afsluiting die even briljant als intiem voelde, en die de lijn van het programma voortzette: van reflectie en verstilling tot een persoonlijke, bijna intieme dialoog met de muziek.

Ralph Vaughan Williams

Ralph Vaughan Williams – Symphony No. 3 “A Pastoral Symphony”

Na de storm en de spiegeling kwam de verzoening. Vaughan Williams’ Derde symfonie, voltooid in 1921, draagt de naam “Pastorale”, maar beschrijft geen landschap — wel een gemoedstoestand. De componist, die als ambulancechauffeur aan het front diende, verwerkte in dit werk zijn herinnering aan de stilte ná het geweld. Toch is die stilte niet leeg; ze is geladen met verre echo’s van trompetten, flarden volksmelodieën, stemmen die enkel nog als herinnering bestaan. Vaughan Williams bouwde de symfonie niet als een klassiek vierdelig bouwwerk, maar als een kringloop van adem — van ontwaken tot verstilling. Elk deel weerspiegelt een facet van het herbeginnende leven: eerst de mist van herinnering, dan het droef gedenken, vervolgens het moeizame hervinden van beweging, en ten slotte de loutering van berusting.

Molto moderato — Een serene opening. De muziek rijst als ochtendnevel boven verlaten velden. De fluiten weven een zachte melodie over een pulserende ondergrond van altviolen. Manze liet de lijnen vloeien alsof ze uit het landschap zelf opstegen: de melodie is geen thema, maar een adempatroon. In de wazige harmonieën klinkt nog de schaduw van Debussy door, maar Vaughan Williams maakt ze ronder, menselijker. Dit deel ademde hoop, geen zekerheid.

Lento moderato — De stem van herinnering. De trompetsolo – een verre echo van het slagveld – klonk als een stem uit een droom. Geen triomf, maar spijt. De frasering was sober, het timbre mat. Wat ooit een veldsignaal was, werd in Manzes handen een elegie. Het orkest antwoordde met fluwelen pianissimi: herinnering werd klank, verdriet dat niet klagen wil.

Moderato pesante – Presto — De mens hervindt zijn tred. Een dans, maar met lood in de voeten. De ritmes zijn volks, maar gebroken; elke uitbundigheid wordt meteen weersproken door melancholie. Vaughan Williams citeert niet, maar echoot het Engelse volksidioom als herinnering aan een vooroorlogs tijdperk. De cadensen haperen, de vreugde blijft ingehouden, een dans voor wie weet wat hij verloor. Manze koos voor sobere directheid: het orkest klonk als aarde, niet als lucht.

Lento — De epiloog, een stem zonder woorden. Sopraan Elisabeth Hetherington trad binnen als een gestalte uit het hiernamaals, een heraut van een andere wereld. Haar woordloze zang – smetteloos, rechtlijnig, bijna bovennatuurlijk – zweefde boven het orkest als een licht van vergeving. In deze finale versmolt het menselijke met het natuurlijke. De sopraan was geen solist maar element: wind, lucht, aanwezigheid. De harmonie bleef open, onbeslist – alsof Vaughan Williams weigerde het laatste woord te nemen. De klanken losten langzaam op, tot niets meer restte dan stilte. Vaughan Williams’ “Pastorale” is geen nostalgie, maar een moreel landschap: een naoorlogse meditatie over herbeginnen. Hij toont dat verzoening niet luid is, maar nederig. Manze begreep dat volkomen: zijn lezing was niet sentimenteel, maar spiritueel – een vorm van luisteren naar wat niet meer klinkt, en juist daardoor aanwezig blijft.

Epiloog – De adem van een eiland

Wat deze namiddag verbond, was niet enkel Britse afkomst, maar een morele toon. Britten rouwde, Adès reflecteerde, Vaughan Williams herinnerde. Drie werken, drie gezichten van het Britse geweten: samen vormden ze het portret van een eiland dat meer is dan traditie — een plek waar muziek nadenkt over bestaan. Manze bracht hun stemmen samen tot één gebaar van menselijkheid. Het Radio Filharmonisch Orkest speelde met een precisie die nooit afstandelijk werd en een warmte die nooit wegsmolt in pathos. Johan Dalene toonde zich een zeldzame jonge musicus: niet bezig met indruk maken, maar met verstaan. Elisabeth Hetherington schonk de finale haar etherische stem als verzegeling van een gebed.

Toen de laatste klank vervaagde, leek het Concertgebouw even geen zaal meer, maar een klanklichaam waarin stilte de plaats van muziek innam. Men voelde hoe deze drie Britse stemmen niet spraken over verlies, maar over het vermogen om te luisteren na het verlies. Britten gaf dat luisteren vorm als gewetensklank, Adès als spiegeling van het innerlijk, Vaughan Williams als het aanvaarden van stilte als antwoord. Manze liet ons horen dat Britse muziek niet bestaat uit stijlen of scholen, maar uit een houding tegenover het leven: ingetogenheid als vorm van moed. Alsof het eiland zelf ademde in hun noten — niet met de adem van macht, maar van mededogen.

November is een maand waarin wij collectief stilstaan bij Wapenstilstand, Remembrance Day of Totensonntag. Deze drie werken lieten horen hoe muziek dat kan: niet door te verkondigen, maar door te herinneren. Rouwen, reflecteren, verzoenen – een muzikale cirkel die precies in deze tijd van het jaar een andere soort helderheid krijgt. De Zaterdagmatinee blaast dit seizoen 65 kaarsjes uit. Met uitgekiende programma’s zoals dat van deze namiddag blijft zij haar bezoekers verrassen — en met verstomming slaan.

 

Details:

Titel:

  • Het geweten in noten: Britse componisten over verlies en herstel

Wie:

  • Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Andrew Manze - Johan Dalene, viool – Elisabeth Hetherington, sopraan

Waar:

  • Concertgebouw Amsterdam

Wanneer:

  • 15 november 2025

Foto credentials:

  • Chris Christodoulou, Marco Borggreve, Mats Ba╠ecker,

Blijf op de hoogte

Elke donderdag sturen we een nieuwbrief met de meest recente berichten op onze website

– advertentie –