Wie vandaag de naam Gilles Joye hoort, zal wellicht de schouders ophalen. Toch was deze Vlaamse componist — geboren rond 1424/1425 in het bisdom Doornik, vermoedelijk in Kortrijk — in zijn tijd een klinkende naam binnen de Bourgondische polyfonie van de 15de eeuw. Zijn levenspad, rijk aan controverse én muzikaal talent, bracht hem tot aan het hof van Filips de Goede en Karel de Stoute, waar hij opklom tot zanger en uiteindelijk kapelaan van de befaamde hofkapel. Tegelijkertijd leidde hij een liederlijk bestaan, wat zijn roem enkel versterkte.
ClubMediéval, het ensemble voor laatmiddeleeuwse muziek onder leiding van Thomas Baeté, laat ons kennismaken met deze kleurrijke figuur via een selectie van zijn werk: vijf wereldlijke driestemmige chansons en één van zijn twee missen. Onder de gekozen stukken bevindt zich het ronduit schunnige Ce qu’on fait, dat toont hoe uitgesproken en vrijmoedig Joye durfde componeren. Een andere opvallende keuze is O rosa bella, een chanson met een bewogen geschiedenis.
Die titel, O rosa bella, verwijst naar twee verschillende chansons uit de 15de eeuw. De eerste werd geschreven door Johannes Ciconia; de tweede, lang toegeschreven aan John Dunstable, wordt nu erkend als een werk van de Engelse componist John Bedyngham, verbonden aan St. Stephen’s Chapel in het Palace of Westminster. De tekst — een smachtend liefdesgedicht van Leonardo Giustiniani (1388–1446) — werd een ware evergreen in de middeleeuwen en inspireerde tal van andere componisten, waaronder Johannes Ockeghem en, opvallend genoeg, ook Gilles Joye.
Joye’s versie van O rosa bella is niet zomaar een muzikale compositie; vermoedelijk weerspiegelt ze ook een deel van zijn persoonlijke leven. Vanaf 1449 was Joye verbonden aan de Sint-Donaaskerk in Brugge, waar hij tevens kapelaan was van de Sint-Basiliuskapel. In diezelfde periode leefde hij samen met “Rosabelle”, een prostituee die volgens de stadskronieken bekend stond als de meest beruchte vrouw van lichte zeden in Brugge. Het ligt daarom voor de hand om een verband te leggen tussen deze Rosabelle en de geliefde uit O rosa bella: de prachtige, maar onbereikbare roos aan wie de minnaar zijn hart verliest.
De composities van Gilles Joye zijn bewaard gebleven in slechts enkele bronnen en beperken zich tot wereldlijke driestemmige werken. Toch getuigen ze van een uitgesproken melodisch talent en een trefzeker gevoel voor tekstexpressie, wat ze tot waardevolle voorbeelden van de Bourgondische muziektraditie maakt. Dat hij daarbij het aardse, het obscene en het sacrale moeiteloos wist te verenigen, maakt hem tot een uitzonderlijke figuur binnen de laatmiddeleeuwse muziekcultuur.
De uitvoeringen door ClubMediéval laten Joye’s werk herleven in al zijn rijkdom en dubbelzinnigheid. Artistiek leider Thomas Baeté, geboren in Oostende in 1978, is de drijvende kracht achter het ensemble. Zijn muzikale weg begon aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen, waar hij viool studeerde bij Vegard Nilsen. Later specialiseerde hij zich in de viola da gamba, met studies bij onder meer Wieland Kuijken in Brussel en Jordi Savall in Barcelona. Hij vervolmaakte zich via masterclasses bij o.a. Paolo Pandolfo en Sigiswald Kuijken en is vandaag docent gamba en middeleeuwse muziek aan het Stedelijk Conservatorium van Leuven en de Academie van Sint-Lambrechts-Woluwe.
Met ClubMediéval bouwt Baeté aan een steeds rijker repertoire uit de laatmiddeleeuwse periode, met bijzondere aandacht voor onbekende meesters als Gilles Joye. Hun interpretaties zijn niet louter reconstructies, maar levendige vertolkingen waarin de geest van de 15de eeuw opnieuw voelbaar wordt. Dankzij hun werk krijgt Joye eindelijk de herwaardering die hij verdient — als componist, als zanger en als kroniekschrijver van een Bourgondische tijd vol pracht én passie.