Van de Franse componist Erik Satie is langzamerhand veel bekend maar nog steeds weinig begrepen. Uit de themadag Satie s’amuse , die Festival 20.21 afgelopen zondag aan hem wijdde, bleek dat hij zelf niet veel anders wilde, het was de kern van zijn marketingstrategie. De programmeurs hadden gekozen voor zijn minder bekende werken, niet toevallig de composities die doorgaan voor excentriek, religieus, humoristisch, ironisch en in ieder geval ondefinieerbaar.
Het bedaagde conservatorium van Parijs beoordeelde Satie (1866 – 1925) als “matig getalenteerd” en “lui”, waarna hij zijn werkterrein verlegde naar het wufte Montmartre. Intussen zijn Satie’s Gymnopédies waarschijnlijk even bekend als de hits van Abba. Amerikaanse hedendaagse componisten zoals Philip Glass en Terry Riley hebben hun repetitieve arpeggio’s aan Satie te danken. Debussy sprak over Satie bewonderend als “mijn voorloper”. Satie werkte samen met de dichter Jean Cocteau en de schilder Pablo Picasso. En John Cage concludeerde: “Hij is onmisbaar”.
Pianist Jan Michiels, dit jaar de festivalartiest, opende de dag met het “ballet catholique” Uspud, een religieus verhaal over de weg van de hoofdpersoon naar het martelaarschap. De aanwijzingen in de partituur zijn vintage Satie, dus onbegrijpelijk. Er zijn enkele maten geschreven voor fluit, maar wegens de laagte van de registers onspeelbaar. Er wordt aangekondigd dat het tijd is voor een “wekker van trompetten”, maar een piano staat daar machteloos tegenover. De toelichting bij sommige passages meldt afschuwelijke natuurverschijnselen of een peilloos lijden, en toch kabbelt de muziek onbekommerd voort. Jan Michiels speelde zondag zoals wij hem kennen: poederdroog maar fluweelzacht, fortissimo maar zonder lawaai, nuchter maar gevoelig. Lise Bruyneel verzorgde de video’s van het tekstgedeelte, smaakvol en effectief.
Muziek om niet naar te luisteren
Satie’s onnavolgbare ironie werd zondagavond in de verf gezet met twee afleveringen uit Musique d’ameublement (1917-1923) die Satie omschreef als “doelbewuste trillingen” die tot niets anders dienen dan behaaglijk achtergrondgeluid. Het is daarmee muziek waarnaar bewust niet geluisterd moet worden. Het ensemble I Solisti, voor deze keer uitsluitend in een bezetting van blazers, interpreteerde deze stukken als huishoudelijke geluiden bij andere activiteiten als opruimen, voorwerpen uit handen laten vallen, tegen elkaar aanlopen en een beetje aanrommelen met een of ander muziekinstrument. Als intermezzo ongezien en ongehoord. In Parade, het “ballet réaliste”(1916-1917), werkte Satie samen met Picasso (kostuums en decor), Cocteau (tekst) en Léonide Massine, choreograaf van het dansensemble Ballets Russes. Het verhaal gaat over een parade op het voorplein van een theater, dat tot doel had publiek voor de voorstelling van die avond naar binnen te loodsen. Tim Mulleman stond in voor het arrangement voor blazers. Strijkers horen daar niet bij omdat zij als te romantisch werden beschouwd. Het eerste deel, waarin een Chinese goochelaar zich aan de voorbijgangers voorstelt, bestaat uit een paar Aziatisch aandoende motiefjes. Het moet het hebben van enkele neveneffecten zoals een met de hand bediende sirene en het geluid van een natte dweil die wordt uitgewrongen. In het tweede deel, opgedragen aan “la Fille Américaine” worden de dempers van de trombones geschroefd en mag een rag-time een poging doen. Ensemble I Solisti had er duidelijk plezier in. Pianist Jan Michiels liet hier zien dat een ouderwetse schrijfmachine een welbesteed tweede leven krijgt als percussie-instrument. De première (1917) was geen succes. Het stuk werd beschouwd als “sur-réaliste” en de Parijzenaren vonden niet dat het thuishoorde in de klassieke concertzalen.
Verlangen naar meer
De samenstellers hebben er kennelijk rekening mee gehouden dat het ondoenlijk is om in drie uur en tien minuten recht te doen aan de complexe veelzijdigheid van Satie. Daarom hebben zij gekozen voor zijn minder bekende werken, opdat aangetoond wordt dat Satie veel meer is dan Gymnopédies of Gnossiennes.
Dat doet verlangen naar meer. Bijvoorbeeld naar een uitvoering van Vexations voor piano, een werkje waarvan de partituur op een halve pagina past maar wel 840 keer gespeeld moet worden. Satie schreef bij de partituur: “…il sera bon de se préparer au préalable…” In 1963 heeft een groep pianisten rond John Cage het in New York uitgevoerd in een off-Broadwaytheater. Het concert begon om 18h00 en duurde tot de lunch de dag erop. Tickets kostten 5 dollar. Je kon 5 dollarcent per 20 minuten aanwezigheid terugkrijgen. Aan het einde was nog één luisteraar over. En die riep: “Encore!”
WAT: Satie s’amuse, themadag Festival 20.21
WIE: I Solisti, Jan Michiels [piano], Lise Bruyneel
WAAR: 30CC/Schouwburg, Leuven
GEZIEN: 8 oktober 2023