Wat wil je nog meer?
De première van L’Italiana in Algeri in Venetië in 1813 was zo’n triomfantelijk succes dat het de toen 21-jarige Gioacchino Rossini aanzette tot een van zijn typische bon mots: “Ik dacht dat de Venetianen me gek zouden vinden na het horen van mijn opera. Nu blijkt dat ze nog gekker zijn dan ik.” Het werk lijkt uit één mal te zijn gegoten en deed volgens de schrijver Stendhal de luisteraar “alle ellende van de wereld vergeten”. Met dit werk veroverde Rossini eindelijk het wereldtoneel als de onbetwiste meester van de komische opera van zijn tijd. De stijl van deze opera is een ingenieuze vervolmaking van de tradities van de 18e eeuw en een inspiratie voor latere ontwikkelingen in dit genre in de loop van de 19e eeuw.
Hoewel Jakob Lehmann het werk benadert vanuit het perspectief van de historische uitvoeringspraktijk, is het Eroica Berlin Orchestra geen ensemble dat beslist op historische instrumenten speelt, maar kiest het eerder een soort middenweg. Lehmann volgt de kritische editie en speelt het onverkort. Volgens de gewoonte van die tijd laat hij de recitatieven niet alleen begeleiden door een toetsinstrument, maar door een trio van cello, contrabas en fortepiano. Naar zijn mening moet een echt historisch “geïnformeerde” interpretatie van een muziekwerk de oorspronkelijke tekst volgen, maar ook tussen de regels door lezen en er af en toe overheen gaan. Het resultaat is als een verjongingskuur voor dit populaire werk: het ruikt naar historisch theater, maar klinkt nooit stoffig; het volgt historische tradities, maar zonder dogmatisch rigide te worden. Maar bovenal biedt het het beste entertainment zonder af te glijden naar oppervlakkigheid. Wat wil je nog meer?