Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

Guitar works

Uitvoerders:

  • Carlo Pignatta

Label:

  • Da Vinci Classics
  • Releasedatum:  24/10/2025
  • KC ID: 348-1

Jean Absil (1893-1974) was een Belgische componist, organist en professor aan het Conservatorium van Brussel. Geboren in Bonsecours in de regio Henegouwen in België, studeerde hij orgel en harmonie aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel alvorens zich te richten op compositie. Absil verwierf al vroeg erkenning door het winnen van de Belgische Prix de Rome in 1922 en de Prix Rubens in 1934. Deze laatste prijs stelde hem in staat tijd door te brengen in Parijs, waar hij vooraanstaande componisten ontmoette zoals Darius Milhaud, Arthur Honegger en Jacques Ibert. Deze internationale blootstelling had een grote invloed op zijn muzikale ontwikkeling. Absils carrière combineerde daarna compositie met pedagogie. Vanaf 1930 doceerde hij harmonie aan het Conservatorium van Brussel, werd in 1936 professor contrapunt en was later professor fuga aan zowel het Conservatorium als aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Gedurende meer dan veertig jaar leidde hij ook de Muziekacademie van Etterbeek (die in 1963 ter ere van hem werd hernoemd), waar hij generaties jonge Belgische muzikanten begeleidde. In 1955 werd hij verkozen tot lid van de Koninklijke Academie van België.

Als componist stond Absil bekend om het samenvoegen van diverse stijlrichtingen tot een persoonlijk, modern idioom. Zijn vroege werken werden beïnvloed door de laatromantiek (met name Wagner en Richard Strauss), maar in de jaren 30 omarmde hij eigentijdse technieken. Absil synthetiseerde elementen uit de Franse muzikale traditie met de innovaties van Igor Stravinsky en Béla Bartók, samen met polytonale, atonale en zelfs seriële technieken, tot een samenhangende muzikale taal. Ondanks zijn gebruik van geavanceerde technieken bleef zijn muziek opmerkelijk helder. Critici merkten op dat de luisteraar in Absils werken “nooit last heeft van een indruk van tonale onzekerheid”: in plaats van de traditionele majeur/mineurtoonsoorten bedacht hij voor elk stuk nieuwe toonladders of modi, waaruit akkoorden ontstonden die nog steeds spanning en resolutie overbrengen. Hij hanteerde nooit strikte atonaliteit; zelfs wanneer stemmen onafhankelijk van elkaar bewegen, komen ze uiteindelijk samen om een ​​uniek tonaal centrum te impliceren. Deze balans tussen modernisme en helderheid is een kenmerk van Absils stijl, waardoor hij progressieve ideeën kon verkennen en tegelijkertijd expressieve directheid kon behouden. Gedurende zijn lange carrière schreef Absil in vrijwel elk genre, van opera en symfonieën tot kamermuziek en solo pianowerken. In de jaren zestig richtte hij zijn aandacht ook op de gitaar, een instrument dat in die tijd een renaissance doormaakte in de concertmuziek. Tussen 1962 en 1972 componeerde Absil een reeks stukken voor gitaar – zowel solo als in duo – die het moderne repertoire van het instrument uitbreidden. Zo schreef Absil naast de werken op deze cd ook Pièces caractéristiques (1964) en Petit bestiaire (1970) voor sologitaar, evenals een Concerto voor gitaar en klein orkest op. 155 (1971), wat een sterke betrokkenheid bij de gitaar in zijn latere jaren aantoont.

Het huidige album bevat vier sologitaarcollecties van Absil: de Suite pour Guitare op.114, Quatre esquisses ′Sur un paravent chinois′ op.147, Quatre pièces op.150 en Douze pièces op.159. Elk van deze werken biedt een ander perspectief op de muziek van Absil, van neoklassieke dansvormen tot suggestieve programmatische scènes en bondige karakterstudies.

Absils Suite pour guitare op. 114, gecomponeerd in 1963, was een van zijn eerste werken voor gitaar. De suite bestaat uit drie delen – Introduction et Pavane, Sicilienne en Gigue – en weerspiegelt de invloed van danssuites uit de barok en de renaissance. De suite opent met een statige Pavane (een oude hofdans) die een elegante, lyrische toon zet. Het tweede deel, Sicilienne, is zacht en liederlijk, gekenmerkt door het zangerige 6/8-ritme van die pastorale dans. De finale is een levendige Gigue in snelle samengestelde maat, die een energieke afsluiting vormt. Hoewel Absil deze klassieke vormen overneemt, behandelt hij ze met een moderne harmonische taal: modale verbuigingen en subtiele dissonanten verrijken de traditionele patronen. De polyfone compositie benadrukt Absils contrapuntische vaardigheid, maar de textuur blijft helder en idiomatisch voor de gitaar.

In tegenstelling tot de abstracte vormen van de Suite zijn de Quatre esquisses ‘Sur un paravent chinois’ op. 147 korte programmatische stukken, geïnspireerd door Chinese beeldspraak. Gecomponeerd in 1970, vertaalt de titel van deze set zich naar ‘Op een Chinees scherm’, verwijzend naar scènes afgebeeld op een decoratief kamerscherm. Elk van de vier schetsen heeft een beschrijvende titel: ‘mysterieuze Boeddha’, ‘drakenprocessie’, ‘sampans op de Yang-Tsé’ en ‘dans van de Piao’. Deze titels suggereren levendige visuele en culturele verwijzingen, die Absil vertaalt naar muziek. Zo creëert het eerste stuk, Boudha mystérieux, waarschijnlijk een kalme, meditatieve sfeer met sonore, aanhoudende tonen – die de eerbied van een boeddhistisch heiligdom oproepen. Cortège du Dragon is ritmisch en dynamisch, en doet misschien denken aan een ceremoniële processie met krachtige, percussieve akkoorden. In Sampans sur le Yang-Tsé roept Absil een rustig tafereel op van boten die in de schemering op de Yangtze-rivier dobberen; vloeiende arpeggio’s en pentatonisch getinte melodieën roepen de zachte beweging van water en een ver weg gezang op. De laatste schets, Danse du Piao, verbeeldt een energieke volksdans en sluit de set levendig af. Door de hele compositie heen gebruikt Absil exotische modi en kleurrijke harmonieën om een ​​oosterse sfeer te creëren, maar de muziek behoudt zijn gedisciplineerde vakmanschap. In plaats van louter pastiches, combineren deze stukken een fantasierijke sfeer met de heldere texturen en modale logica die kenmerkend zijn voor Absils stijl.
Ook uit 1970 dateren de Quatre pièces voor gitaar op. 150, een verzameling van vier korte werken, elk met een eigen karakter. Hun titels – Barcarolle, Scherzetto, Romance en Gigue – duiden op een verscheidenheid aan stemmingen en vormen. De Barcarolle opent met een zacht wiegende 6/8-beweging die doet denken aan een bootlied, waarbij de melodie zweeft over een golvende begeleiding. Vervolgens komt de Scherzetto, een speelse miniatuur met vlotte ritmes en lichte staccato-accenten, die de behendigheid en humor van de gitaar laten zien. Het derde stuk, Romance, biedt een lyrisch contrast: een warme, cantabile lijn zingt over rijke harmonieën, waardoor de expressieve stem van de gitaar schittert. Ten slotte sluit Gigue de set op een levendige noot af. Deze Gigue weerspiegelt de barokke dansvorm met zijn snelle tempo en geaccentueerde ritmes, maar Absil voegt er moderne twists en syncopen aan toe. In de Quatre Pièces demonstreert Absil zijn meesterschap van de miniatuur. Elk deel concentreert zich op een enkele affetto of stijl, maar samen vormen ze een bevredigende reeks van contrasterende tableaus.

De Douze pièces pour guitare op. 159, voltooid in 1972, maken deel uit van een uitgebreidere collectie bestaande uit twaalf miniaturen voor sologitaar. Veel van de stukken zijn simpelweg getiteld naar tempo of karakter – de set bevat bijvoorbeeld stukken gemarkeerd met Allegretto en Allegro moderato – wat impliceert dat Absil ze opvatte als studies in contrast, elk met een eigen tempo, metrum of technische uitdaging. Andere stukken hinten naar klassieke vormen (zoals een prelude of dans), waardoor de collectie subtiel aan de traditie wordt gekoppeld. Als geheel bestrijken de twaalf stukken een breed expressief bereik: sommige zijn levendig en virtuoos, terwijl andere langzaam en beschouwend zijn en de introspectieve stem van de gitaar uitdiepen. Absils schrijfstijl blijft hier trouw aan zijn late stijl – helder van textuur en inventief van harmonie. Hij blijft polymodale toonladders en zachte dissonanten gebruiken, maar altijd met een oor voor het idiomatische geluid van de gitaar, waardoor zelfs complexe passages comfortabel op het instrument liggen. Er zit ongetwijfeld een educatief aspect aan deze stukken (wat Absils levenslange rol als docent weerspiegelt). Door verschillende toonsoorten, stemmingen en technieken te doorkruisen, kunnen de Douze pièces dienen als nuttige studies voor gitaristen in ontwikkeling. Toch zijn ze net zo waardevol als concertminiaturen, elk een korte maar complete muzikale verklaring.

Blijf op de hoogte

Elke donderdag sturen we een nieuwbrief met de meest recente berichten op onze website

Andere recente releases