Als ik ooit veroordeeld zou worden tot de eenzaamheid van een onbewoond eiland, dan zou Elias van Felix Mendelssohn (1809-1847) ongetwijfeld tot de kleine schat behoren die ik zou meenemen. Dit magistrale oratorium vult twee uur lang iedere leegte: muzikaal, verhalend én emotioneel. Vanaf de allereerste noot word je meegezogen in het bezielde relaas van de profeet Elia, gedragen door machtige koortableaus en memorabele aria’s die zich diep in het geheugen nestelen.
Mendelssohn componeerde Elias in 1846 met het volledige oratorium-erfgoed in het achterhoofd: de monumentale kracht van Händel, de contrapuntische discipline van Bach, en daarbovenop de gevoeligheid en expressieve kleur van de romantiek. Het resultaat is een werk dat tegelijk collectief en persoonlijk klinkt, met een uitdrukkingskracht die het oratorium herhaaldelijk tot de rand van de opera voert.
Elias grijpt naar de keel omdat Mendelssohn het volledige spectrum van menselijke gevoelens laat weerklinken, met een vanzelfsprekendheid die enkel grote meesters gegeven is. Wie zich openstelt voor deze innerlijke tocht, herkent onderweg onvermijdelijk iets van zichzelf. Zelfs na herhaalde live-ervaringen blijft het werk nieuwe facetten onthullen, alsof deze rijke en gelaagde partituur zich nooit volledig laat doorgronden.
Samen met Paulus en het onvoltooide Christus vormt Elias de kern van Mendelssohns religieuze oeuvre, maar bovenal is het een groots opgezet muziekdrama waarin geloof niet dogmatisch wordt benaderd, maar existentieel en menselijk.
Het koor als ademend hart van het verhaal
Op zaterdag 13 december bracht het Octopus Symfonisch Koor onder leiding van Bart Van Reyn in de Elisabethzaal Elias ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van het koor – een uitvoering die zowel zintuigen als intellect scherpte. Dit jubileum gaf extra gewicht en bood een feestelijk kader, waardoor het galaconcert uitgroeide tot een uitvoering die plechtigheid combineerde met de scherpte van een doorleefde interpretatie. Het werd geen loutere reproductie van een partituur. Van Reyn legde de structuur van het werk bloot: je hoorde niet alleen de muziek, maar voelde ook haar noodzaak en doorzag de onderliggende spanningsopbouw.
Daarbij koos Van Reyn resoluut voor een aanpak die de barokke wortels alle eer aandeed en tegelijkertijd de romantische expressie volledig benut. De tempi volgden de natuurlijke lijn van het verhaal, de frasering bracht de tekst krachtig naar voren, terwijl subtiele orkestkleuren behouden bleven. Zijn aanpak balanceerde wonderwel op het smalle koord tussen historisch bewustzijn en romantische adem. Van Reyn trad op als vormgever van het muzikale geheel, met een scherp gevoel voor spanning, structuur en timing. Zijn fijnzinnige uitwerking van de verhalende laag – waarin muzikale opbouw en betekenis voortdurend in dialoog stonden – toont aan dat de toekomst van het Belgische oratoriumrepertoire verzekerd is. Tegelijk maakte zijn benadering nieuwsgierig naar wat hij binnen de context van een operahuis zou kunnen realiseren.
De muzikale precisie die Van Reyn dramaturgisch vormgaf, liet hij ook technisch tot in de puntjes uitkomen: elk contrapuntisch thema kreeg zijn eigen ruimte en resonantie, waardoor de polyfone opbouw niet alleen duidelijk, maar ook overtuigend klonk. Fugatische passages wekten bewondering, maar vroegen om actieve aandacht en betrokkenheid. Juist deze combinatie van intellectuele helderheid en emotionele zeggingskracht gaf de uitvoering haar bijzondere spanning.
Het koor toonde indrukwekkende veelzijdigheid. Met meer dan honderd zangers werd een opmerkelijke homogeniteit bereikt, gekoppeld aan uitzonderlijke dictie: zelfs in massieve passages bleef elk Duits woord verstaanbaar. Die zorg voor detail bleef behouden over het volledige dynamische spectrum: fortissimo’s behielden hun kern en pianissimo’s waren scherp gedefinieerd. Het koor liet zien waarom koorzang meer is dan een verzameling stemmen: het is een ademend collectief ethos.
Casco Phil fungeerde daarbij als ademende onderstroom, waarbij iedere muzikale laag – van de laagste baslijnen tot de fijnste houtblazers – zorgvuldig werd uitgebalanceerd en consequent in dienst stond van de spanning van het werk. Instrumentale kracht en intieme kleur hielden elkaar in evenwicht, zodat zowel dramatische uitbarstingen als momenten van verstilling gelijkwaardig gewicht kregen.
De stem van een profeet: Elia tot leven gebracht
Werner Van Mechelen gaf Elia een indrukwekkend gelaagd portret. Zijn bas-bariton combineerde profetische autoriteit met groeiende kwetsbaarheid. Gewicht in lage registers, soepele middenregisters, scherp geprofileerde recitatieven en subtiele dynamiek in verhitte scènes maakten zijn vertolking memorabel. Zijn Elia overtuigde door de spanning tussen moreel gezag en menselijke twijfel.
De aria Es ist genug! vormt een innerlijk universum. Hier trekt Mendelssohn het retorische decor weg: de melodie glijdt neerwaarts, de harmonie lijkt langzaam uit elkaar te vallen. Van Mechelen zong dit als een proces van stille, innerlijke erosie: ingehouden, met een gevoelige timing die wanhoop tastbaar maakte. Subtiele timbreveranderingen en zorgvuldig gedoseerd vibrato versterkten dit gevoel van existentiële uitputting. De cellosolo fungeerde niet alleen als begeleider, maar als klankmatige spiegel van Elia’s innerlijke breuklijn, en versterkte zo de psychologische diepte van het moment.
Ilse Eerens (sopraan) betoverde met een heldere kleur en indrukwekkende lange adem, Inez Carsauw (alt) straalde met haar warme, dragende klank, en Robert Murray gaf de tenorpartijen een natuurlijke, verhalende helderheid. Alle solisten waren overtuigend gecast en wisten hun personages muzikaal en inhoudelijk te dragen. Ook de koorsoli en de knapenstem verdienen speciale vermelding: hun zuivere, integere bijdrage verhoogde merkbaar de spanning en expressie.
Dramatische contouren en natuurgeweld
De spanningsboog van Elias opent ongewoon abrupt: droogte en hongersnood kondigen zich aan nog vóór een klassieke ouverture. Mendelssohn introduceert drie kernmotieven – dreigende koperklanken, de opstijgende zanglijn van Elia en een klagend houtblazersmotief rond de tritonus – die doorheen het werk terugkeren en subtiel transformeren. Van Reyn liet deze motieven van meet af aan scherp contrasteren, waardoor de contouren van de spanning meteen voelbaar werden.
Het eerste deel culmineert op de berg Karmel, waar de Baälcultus en het geloof in Jahwe muzikaal lijnrecht tegenover elkaar staan. Ritmisch pregnante koordelen van de Baäl-priesters blijven onbeantwoord; lange stiltes maken de leegte tastbaar. Binnen deze collectieve wanhoop fungeerde So ihr mich von ganzem Herzen suchet als spiritueel ankerpunt van belofte en ommekeer. Het koor bracht deze passage met opmerkelijke helderheid en energie, waarbij de balans tussen stemmen en orkest de confrontatie scherp stelde.
De regen en uiteindelijke verlossing werden meeslepend uitgewerkt: pizzicato-strijkers imiteerden de eerste druppels, crescendo’s lieten de spanning groeien, waarna het koor uitbarstte in collectieve vreugde. Van Reyn regisseerde dit samenspel meesterlijk; de zaal ademde als één lichaam mee met de muziek.
Het tweede deel verschuift de focus naar Elia’s innerlijke crises. Confrontaties met Ahab en Izebel en de vlucht in de woestijn verdiepen het portret tot een existentiële worsteling. Lyrische rustpunten boden momenten van verstilling en troost. De solisten gaven deze passages een intieme zeggingskracht die scherp contrasteerde met de monumentale koorblokken.
Het spirituele middelpunt ligt in de Godsopenbaring op de berg Horeb: storm, aardbeving en vuur gevolgd door het “stil, zacht suizen” van Jahwe. Onder Van Reyns beheerste leiding werd dit een verstilling van uitzonderlijke kracht, waarin terughoudendheid meer zei dan volume ooit had gekund.
De hemelvaart van Elia vormde een monumentale climax, maar Mendelssohn eindigt niet in louter triomf. De slotdelen richten de blik vooruit en monden uit in een jubelende, uitgesproken Händeliaanse fuga, uitgevoerd met zorgvuldig geprofileerde stemvoering en energieke articulatie. Het Octopus-koor bracht deze finale met indrukwekkende precisie en elan, terwijl de instrumentale lijnen sprankelden tot het laatste applaus.
Een symfonie van geloof, menselijkheid en emotie
De zaalervaring versterkte het geheel: stiltes na de meest ontroerende passages, een collectieve zucht bij Es ist genug! en het oorverdovende applaus bij het slot maakten duidelijk dat dit meer was dan een uitvoering – dit was geen avond voor snelle indrukken, maar voor geconcentreerd luisteren. Werner Van Mechelen combineerde gezag met kwetsbaarheid, het Octopus-koor vond een ideale balans tussen ritueel gewicht en expressieve zeggingskracht, en Casco Phil leverde een genuanceerde, muzikaal bewogen orkestrale bedding. Bart Van Reyn hield dit alles samen met een interpretatie die helder, organisch en diep doorleefd was.
Deze Elias werd een complete exegese, waarin muziek, spiritualiteit en verhalende vorm tot een overtuigend geheel samensmolten. Muziek als theologie – niet als preek, maar als denkruimte. In deze gala-uitvoering werd niet alleen een jubileum gevierd, maar ook Mendelssohns blijvende vermogen om geloof, twijfel en menselijkheid in klank te verenigen.










