C.Ph.E.) Bach: Symfonie in D, Wq 183 nr. 1 H 663 – Concert voor klavecimbel en fortepiano in Es, Wq 47 H 479
Mozart: Divertimento in D, KV 138 – Pianoconcert nr. 17 in G, KV 453
Célene Frisch (klavecimbel), Alexander Melnikov (fortepiano), Café Zimmermann o.l.v. Pablo Valetti (viool)
Alpha 1043 • 72′ •
Opname: datum onbekend, Église du Béguinage de Saint-Trond (B)
De albumtitel doet merkwaardig aan, want dit zijn geen jeugdwerken en ze zijn allesbehalve ‘foolish’, maar dat is danook het enige dat erop valt aan te merken, want de musiceervreugde spat er van begin tot eind vanaf. Er spreekt uit deze uitvoeringen zoveel aanstekelijke individualiteit (alleen al die héérlijke houtblazers!) dat het niemand ongemoeid zal laten. De souplesse en levendigheid, de betoverende dialogen, de volmaakte articulatie, frasering, de bijna intuïtieve timing: het draagt er allemaal toe bij dat het een waar genot is om naar deze vertolkingen te luisteren. Daar horen ook de pittige accenten bij die de muzikale stroom herhaaldelijk een eigen cachet geven. Accenten waar niet iedereen blij mee zal zijn, maar die wel deel uitmaken van een fascinerend discours waarin conventies (alsof een bepaalde ‘Mozart-stijl’ op historische feiten zou rusten) met grote overtuigingskracht opzij zijn geschoven.
In deze lezingen lijken accenten bedoeld als functionele ‘stoorzenders’. Ze bewerkstelligen turbulentie, met overrompelend effect. Niet alleen het puntig musicerende Café Zimmermann heeft zich ervan bediend, ook de solisten weten er danig raad mee. We horen het met de nodige brille terug in het spel van Céline Frisch en Alexander Melnikov, twee solisten met een grote staat van dienst en diepgaande kennis van het metier.
Melnikovs pookt de hoekdelen van Mozarts KV 453 zodanig op dat ik er ademloos naar heb geluisterd, met het tussenliggende Andante als een baken van rust en verademing. Niet dat de gekozen tempi excessief zijn, maar wel dat het opnieuw de accenten zijn die in hoge mate het expressieve verloop bepalen. Kan dat wel? Ik denk van wel, zeker met het oog op de door Melnikov bespeelde fortepiano (naar een Weense Anton Walter van 1795), die geheel andere en bovendien meer intieme klankeffecten oproept dan bijvoorbeeld een alleen al qua klankvolume ‘luxueuze’ Bechstein, Yamaha, Steinway of Bösendorfer. Zoals de eveneens door Melnikov bespeelde fortepiano ook ruimschoots aan bod komt in het Dubbelconcert (voor klavecimbel en fortepiano) van C.Ph.E. Bach, waarbij Céline Frisch op een replica van een Berlijnse Mietke uit 1710 de klavecimbelpartij voor haar rekening neemt. Ook in de Symfonie in D zijn dankzij de inzet van de fortepiano als continuo-instrument de klankeffecten een en al verrukking.
Niet minder subliem zijn de heen-en-weer ‘gesprekken’ tussen houtblazers en fortepianist, al zijn de dynamische gradaties bij Melnikov een fractie beter uitgekristalliseerd dan bij het orkest (op zich niet zo verwonderlijk). Maar dankzij deze interpretatie en dit geweldige ensemble als geheel horen we in KV 453 wel onmiskenbaar Mozart als operacomponist. Muzikale toverkunst van een bijzonder gehalte, op de keper beschouwd véél belangrijker dan wel of geen darmsnaren (dat laatste is bij Café Zimmermann overigens het geval). Al had een eigen cadens van Melnikov in de beide hoekdelen de artistieke waarde van het geheel mogelijk nog extra positief beïnvloed.
In het cd-boekje wordt aan Mozarts Divertimento ten onrechte een klavecimbelrol toegedicht. Het stuk is oorspronkelijk geschreven voor strijkkwartet (twee violen, altviool, cello). Zo gaf Breitkopf & Härtel het in 1882 ook uit in de serie Mozarts Werke Serie XIV: Quartette für Streichinstrumente, Bd.3, No.26. Een klavecimbel hoort er dus niet in thuis.
Wat evenmin klopt is dat volgens het cd-boekje aan Céline Frisch in C.Ph.E. Bachs Dubbelconcert de pianoforte-partij wordt toebedeeld. Dat moet uiteraard Alexander Melnikov zijn. Het laatste foutje: de opnamedata ontbreken. Al met al klein bier, maar toch wel het vermelden waard. Geen klein bier is de opnametechnische omlijsting, want die is voortreffelijk.