In een wereld die steeds meer op losse schroeven staat, bracht Brussels Philharmonic onder leiding van Kazushi Ono op vrijdag 26 september in Flagey een avond van schoonheid en hoop. Het thema van de avond was de liefde – niet alleen de romantische, maar ook de broederlijke, spirituele en idealistische facetten ervan. De titel Une Déclaration d’Amour bleek geen gratuite allusie, maar een diep doordachte programmatische lijn, met werken van Annelies Van Parys (°1971), Nadia Boulanger (1887–1979) en Maurice Ravel (1875–1937).
Wat deze avond zo uitzonderlijk maakte, was niet alleen de uitzonderlijke kwaliteit van de uitvoering, maar ook de coherente gedachte erachter. De werken boden een diepgaande reflectie op liefde in verschillende tijdsperioden en vormen. Zo werd muziek niet alleen een weerspiegeling van hoe liefde door de tijd heen blijft bestaan, maar ook een uitdrukking van de kwetsbaarheid ervan.
Een droom verdampt
Het concert opende met de recent gecreëerde compositie EUtopia, waarin Van Parys het Europese ideaal onderzoekt – en ontleedt. Het werk werd oorspronkelijk opgevat als een hommage aan verbondenheid en broederschap, maar Van Parys slaagde er wonderwel in om de complexiteit van het Europese project te tonen, waarin de hoopvolle idealen van solidariteit langzaam plaatsmaken voor vervreemding en crisis.
Van bij de eerste maten hoorden we echo’s van Beethoven, maar gedempt, vertroebeld – alsof het Alle Menschen wurden Brüder werd gerecycleerd in een wereld die haar geloof in dat ideaal allang verloren is. Deze vroege associatie met Beethoven geeft het werk een tragische ondertoon, alsof de idealen van eenheid en broederschap voor altijd vervaagd zijn. De orkestratie – meesterlijk in balans – deed denken aan Mahler en Ligeti tegelijk: gelaagd, schurend, soms dreigend. Op momenten was het orkest zowel het symbool van een idealistische toekomst als de tragische afbraak ervan. Kazushi Ono leidde zijn musici met vaste hand door de complex opgebouwde structuur met een scherp gevoel voor spanningsopbouw. Het publiek bleef bij momenten ingehouden stil: Van Parys had iets wezenlijks te vertellen, en dat kwam aan.
Een vergeten stem
Hoewel Nadia Boulanger vaak wordt gezien als de ‘mentor’ van talloze bekende componisten, blijft haar eigen werk helaas onderbelicht. Te vaak herleid tot haar rol als pedagoge – zij die onder meer Copland, Glass, Piazzolla en tal van Amerikaanse musicalcomponisten opleidde – wordt haar eigen muziek zelden gespeeld. Onterecht, zo bleek uit deze fijnzinnige en elegante Fantaisie variée pour piano et orchestre, een werk dat niet alleen technisch virtuoos is, maar ook een diep persoonlijke en emotionele uitdrukking biedt.
De muziek ademt laatromantische nostalgie, maar ook de prille indrukken van het Franse impressionisme. De orkestratie in dit werk weerspiegelt de delicate balans tussen de piano en het orkest, waarbij elke variatie een andere gemoedstoestand in de muziek brengt. Boulanger toont zich niet alleen als vormbewuste componiste, maar ook als gevoelig klankdichter: beheerst, maar niet koud. Dat zij het werk ooit “nutteloos” noemde, getuigt eerder van haar bescheidenheid dan van de artistieke waarde ervan. Het is verrassend dat dit fascinerende werk uit 1912 sinds 1913 niet meer op een Belgisch podium is uitgevoerd, want deze rijk geschakeerde partituur kan perfect haar mannetje staan naast andere concerti uit deze periode.
Pianiste Alexandra Dariescu toonde zich een ware ambassadrice van Boulanger. Haar spel benadrukte de gevoeligheid van het werk, waarbij ze met grote precisie en emotionele nuance de complexiteit van Boulangers compositie tot leven bracht. Zij begreep dat deze muziek niet om virtuositeit vraagt, maar om afstemming, introspectie, vertrouwen. Brussels Philharmonic begeleidde Dariescu met fluwelen precisie, en samen boden ze het publiek een zeldzaam muzikaal geschenk. Met een vingervlugge en dartele encore van Heitor Villa-Lobos (1887-1959) toonde Dariescu afsluitend nog eens haar meesterschap op de piano.
Dageraad en vervoering
Met Daphnis et Chloé bereikte de avond zijn zintuiglijke en emotionele hoogtepunt. Ravels symfonisch ballet klonk in zijn volledige versie – inclusief de zelden gehoorde koorpartijen – wat het publiek een uitzonderlijke kans bood het werk te beleven zoals de componist het bedoeld had: als een totaalervaring van kleur, licht en lichamelijkheid. Hoewel er geen dansers op het podium stonden, bleef het choreografisch karakter onmiskenbaar. Het orkest leek zelf te dansen: muzikale frasen werden gebaren, dynamiek werd adem. De muziek pulseerde als een levend organisme – soms fluisterend, dan weer in golven van klank en beweging. Brussels Philharmonic hield de balans tussen precisie en vrijheid feilloos aan: helder in articulatie, verfijnd in dynamiek, altijd dienend aan de sfeer. Daphnis et Chloé is geen virtuozenwerk in de traditionele zin, maar vraagt een diepgaand begrip van nuance, kleur en timing. Zowel orkest als koren maakten indruk met een klank die vervaagde in transparantie, om plots uit te barsten in vurige energie.
Dirigent Kazushi Ono leidde dit met grote beheersing: zijn aanpak was niet spectaculair om het spektakel, maar helder van structuur en rijk aan verbeelding. Zijn tempi ademden mee met de muziek. Vooral de opbouw naar de iconische Lever du jour werd magistraal opgebouwd: flarden melodie als dauw, houtblazers die vogels evoceerden, een crescendo dat langzaam de ruimte met licht vulde. Ono forceerde niets, maar liet het moment zich ontvouwen als een visioen.
Het Vlaams Radiokoor en Octopus leverden vocale lijnen die het orkest niet slechts ondersteunden, maar er als een onzichtbare stroom doorheen vloeiden. Hun klank gaf het werk een extra dimensie: bovenzinnelijk én aards tegelijk, diep verankerd in het lichamelijke. De apotheose – de extatische eenwording van Daphnis en Chloé – werd een uitbarsting van overgave. Orkest, koren en dirigent smolten samen tot een eruptie van klank en emotie die de zaal bijna fysiek raakte. Geen conventioneel slotakkoord, maar een viering van liefde, verlangen en de kracht van muziek om beide voelbaar te maken.
Tussen kunstgreep en kunst
In de zoektocht naar nieuwe vormen om het klassieke concert te vernieuwen, grijpt men vandaag vaak naar multidisciplinaire toevoegingen. Hoewel dat boeiende resultaten kan opleveren, werkte de integratie van poëzie in dit programma niet overtuigend. Het kunstenaarsduo Lisette Ma Neza en Pitcho Womba Konga verzorgde poëtische inleidingen bij beide werken vóór de pauze, maar hun bijdragen bleven aan de oppervlakte. De teksten waren te voorzichtig en sloten onvoldoende aan bij de diepgang en de maatschappelijke geladenheid van EUtopia. Daardoor werd de gelaagdheid van de compositie eerder afgevlakt dan versterkt.
Ook na de pauze, bij Daphnis et Chloé, bleef de poëtische omlijsting steken in algemeenheden. De originele tekst van Longus is rijk aan symboliek en innerlijke spanning, maar die kwam hier nauwelijks tot leven. De projecties tijdens de uitvoering, bedoeld als visuele ondersteuning, werkten bovendien eerder storend dan verhelderend: ze werden onhandig geprojecteerd over de orgelpijpen en zangers, wat de visuele rust verstoorde. Een soberder, meer doordacht concept – met minimalistische aanwijzingen – had de muziek beter tot haar recht laten komen. Minder had hier duidelijk meer kunnen zijn.
Liefde als daad
Une Déclaration d’Amour was geen slogan, maar een muzikaal statement – artistiek, emotioneel, existentieel. Deze avond maakte liefde voelbaar als meer dan een privégevoel: een gedeelde, menselijke ervaring die zowel troost als pijn in zich draagt. Radicaal in kwetsbaarheid, onvermijdelijk in kracht. De programmatie onderstreepte die visie. Kazushi Ono bracht de verschillende werken niet als losse entiteiten, maar als delen van een organisch geheel. Zijn aanpak getuigde van een diep dramaturgisch inzicht: hij bouwde de avond op als een innerlijke reis, met spanningsbogen die onder de oppervlakte doorliepen.
Pianiste Alexandra Dariescu toonde zich een verhalenverteller aan de vleugel. Haar interpretatie van Boulangers Fantaisie was genuanceerd en doorvoeld – elke frase klonk als een ontboezeming, elke stilering als een keuze met betekenis. De koren, meer dan begeleiders, functioneerden als klank geworden emotie. Ze gaven stem aan wat niet in woorden te vatten valt, en maakten van muziek een lichamelijke ervaring. “Liefde,” schreef Plato, “is een herinnering aan een hogere wereld.” In Flagey werd die wereld even tastbaar – in klanken die raakten, stiltes die zongen, stemmen die verbonden. Een ode aan de liefde – en een uitnodiging om haar serieus te nemen.