En welke Tsjechen! Een échte uit Brno, Leos Janacek die we toch redelijk goed kennen van zijn opera’s. Maar er was ook Erwin Schulhoff, een Tsjech die les wou volgen bij Debussy maar met hem niet overweg kon en zich meer door Amerikaanse jazzy tonen liet bekoren. En dan was er de Tsjech die later naar de States trok, Bohuslav Martinu. In dat zondagse “Czech That!” programma kwamen ze alle drie aan bod. Een uitgebreider Pavel Haas Quartet, opende immers met het concert met Strijksextet (1924) van Erwin Schulhoff. Je vraagt je toch af hoe die muziek toen is ontvangen door het concertpubliek en vooral hoe al die soms atonale klanken het hebben kunnen overleven tot nu én gewaardeerd bleven. Merkwaardig toch. Soms streelzacht en dan weer percussionistisch hard met razendsnelle strijkers. Heel anders dan weer het Strijkkwartet nr.2 van Janacek. Een must natuurlijk als je het over deze componist hebt. Het draagt de ondertitel “Intieme brieven“. Inleider en Festival directeur Pieter Bergé vertelde dat Janacek meer dan 700 échte brieven schreef aan zijn, weliswaar getrouwde, geliefde Kamila Stösslová. Langoureus en passioneel klonk dat bijwijlen zoals je dat van zo’n muzikale brief kan verwachten. En ook zo meeslepend gespeeld door het Pavel Haas Quartet. Het is niet de eerste keer dat dit kwartet uitmuntend optreedt voor het Festival. Het draagt de naam van de Tsjechische componist Pavel Haas, omgekomen in Auschwitz. In dit eerste concert kwam er nóg een Strijksextet, dit keer van Bohuslav Martinu. De opening klonk bijna als een orkestraal arrangement dicht bij een ‘standard’ uit het American Songbook met wat swing tussendoor maar ook atonale trekjes. En een Lento dat heel melodieus en (neo)klassiek neergelegd wordt. In de volgende twee delen soms driftig samenspel, weinig solistisch werk maar met heel veel eensluidend, bijna unisono spel van het hele gezelschap. Als een pareltje van zachtmoedigheid klonk dat.
Een heel ander gezelschap kwam op scène voor het tweede deel van het namiddagconcert én met andere klanken ook. Dat waren I Solisti , een bij uitstek blazersorkest. Maar middenin stond dit keer heel dominant de piano van Jan Michiels. En voor het eerste werk waren er ook strijkers bij, het Concertino van Leos Janacek. Luchtige dierenavonturen op muziek gezet met verklankingen voor de egel, de eekhoorn, een bosuil….Werk dus voor prima solisten: hoorn, fagot, klarinet maar het is de pianist die alles bij mekaar moet houden, op het einde aangevuld door de strijkers. Een muzikaal grapje noemde Janacek dit werkje.
En ook het volgende werk bracht een plezierige noot: La Revue de Cuisine van Bohuslav Martinu. Gedacht als een ballet maar noem het gerust een humoristische jazz-suite waarbij de instrumenten op scène “keuken”instrumenten moesten vertolken om een keukenruzie te beslechten. En dat deden ze volgens andere ritmes dan deze uit het klassieke balletrepertoire, met o.a. de Argentijnse tango en de Amerikaanse charleston. Maar (en om in keukenterm te blijven) dat klonk toch eerder als een afkooksel van die populaire muziekstijlen. Een leuke en amusante parodie was het in elk geval.
Terug naar Janacek met nog een luchtig, speels en vrolijk muziekstuk Mladi (Jeugd). Het is nu de beurt aan alleen maar blazers. Toch interessant om eens enkel een stel uitstekende blazers bezig te zien en te horen, kom je niet vaak tegen in een concertzaal. Nadien was een pauze nodig, want er kwam wat volk bij op het podium. Dat moest wel voor dat spetterend slot, een parodie op Le Bourgeois Gentilhomme, Molières stuk ooit getoonzet door Lully. Maar nu in een versie van Erwin Schulhoff. Balletmuziek was de intentie, de uitkomst was pure dansmuziek. Je kon er nog Stravinsky in horen maar meer nog klonk het jazzy. Hoe kan het anders, met 5 percussionisten op het podium en dan nog eens 7 blazers in de orkestbak. En die klanken waren allemaal heel tegenstrijdig met de namen van de onderdelen zoals Aria, Sicilienne, Napolitana… Lully was ver te zoeken maar het geheel klonk Stravinsky-waardig. En boven hen zweefde de hele tijd een imaginaire Bourgeois Gentilhomme in een video van Gerda Dendooven. Opnieuw dus een ontdekking op dit Festival dat zijn 30-jarig bestaan vierde met een receptie. Pieter Bergé presenteerde er zijn Manifesto dat opent met de zin: “Moeilijke” muziek bestaat niet. Zou dat ook voor u zo zijn? Indien ja, dan heeft het Festival 20-21 u daar zeker bij geholpen!