De Opéra Royal de Wallonie opent het seizoen met een topper uit het operarepertoire, La Traviata van Giuseppe Verdi. De regisseur, Thaddeus Strassberger, kiest voor een setting ingebed in de 19de-eeuwse opera en salonwereld. Hij maakt een zeer theatrale enscenering van deze toch wel vrij intieme opera, die zo sterk is dat hij wel een stootje verdraagt.
Verdi en zijn Violetta
Verdi schrok er niet voor terug af en toe een risico te nemen met de onderwerpen van zijn opera’s. In La Traviata durfde hij het aan een rijke prostitueé als personage van een opera te kiezen, al heette dat in de 19de-eeuwse adellijke kringen in Parijs wat sierlijker een “courtisane”.
Het verhaal is gebaseerd op “La dame aux Camélias”, de roman van Alexandre Dumas, die de geromantiseerde affaire verhaalt van Alexandre Dumas fils met Marie Duplessis. De jonge vrouw kwam als 15-jarige naar Parijs en werd een gegeerde courtisane in de hogere kringen.
Verdi maakt het personage onsterfelijk in zijn opera: misschien voelde hij haar zo sterk aan door zijn eigen levensomstandigheden. Hij leefde ongehuwd samen met de sopraan Giuseppina Strepponi, iets wat in het midden van de 19de eeuw niet zo vanzelfsprekend was en Giuseppina werd in haar omgeving dan ook wel eens bestempeld als ‘de gevallen vrouw”.
Regie kiest voor theatrale aanpak
Een opvoering van La Traviata kan de sociale context van het verhaal in de verf zetten of vooral focussen op de intieme wereld van het hoofdpersonage. Thaddeus Strassberger, die regie decor en belichting voor zijn rekening neemt, kiest uitgesproken voor de uitbundige wereld van de bourgeois salons. Hij ensceneert ook een soort proloog, waarvoor hij als reden opgeeft, dat hij wil aansluiten bij de traditie van de negentiende-eeuwse opera, die behalve de eigenlijke opera ook het publiek vermaakte met voor-tussen- en naspelen. Dus voor de eigenlijke opera begint, worden we onderhouden met een spektakeltafereeltje met acrobaten, dansers, matadors enzovoort, opgevoerd bij pianomuziek vanuit de zijloge. Jammer eigenlijk, want het sterke effect van de prelude van Verdi’s opera, die de tragische afloop evoceert en meteen de juiste sfeer schept, wordt teniet gedaan. Het mooie adagio keert terug als de expressieve muziek uit het derde bedrijf als Violetta sterft.
Als het doek opgaat, zijn we in een theaterzaal, afgezoomd met scènelichten, twee verdiepingen, grote trap, lusters en veel glitter en vooraan een kleedkamer, waar de personages kledij en accessoires uitkiezen en elkaar bekijken en keuren.
De setting van het eerste bedrijf wordt uiteraard verder uitgespeeld in de tweede scène van het tweede bedrijf op het feest van Flora met de exuberant uitgedoste zigeuner- en stierenvechterskoren. Zodanig overdreven en op de rand van kitsch dat je bijna hoopt dat de regisseur er de draak mee steekt.
In de eerste scène van het tweede bedrijf slaat de sfeer om van periode en stijl: we vertoeven in een kleinburgerlijke buurt, weg van glamour en glitter. Alfredo en Violetta hebben hun intrek genomen in een woning op het platteland, uitgebeeld als een vintage keuken en salon uit de jaren vijftig, twintigste eeuw. Giorgio Germont, de vader van Alfredo, komt Violetta overtuigen dat ze wegens haar slechte reputatie het huwelijk overschaduwt van zijn dochter en dus afscheid moet nemen van Alfredo. De dochter mag vader Germont vergezellen en leest – als extra sentimenteel effect – in de zetel een magazine “Nous deux”!
Het derde bedrijf toont de kamer van Violetta als de ingestorte courtisanewereld. De scène toont hier enkele betekenisvolle details, zoals de neergevallen luster, de monumentale trap die dit keer bekleed is als een stilleven met een opvallende vanitasdoodskop, het zwart-zilver-gestreepte kostuum van Violetta uit het eerste bedrijf dat achteraan op het bed ligt. Op de wand van het lavabomeubel hangt een affiche uit beter tijden: “Violetta” als titel met onderaan beschrijving: “c’est magnifique”. Jammer dat ook hier weer de regisseur er niet kan aan weerstaan zijn barokke demonen van duivels en stieren op de scène los laten, in plaats van ze enkel als de achtergrondgeluiden van buiten hun hallucinerende werk te laten doen voor de stervende Violetta (zoals het trouwens in de opera staat).
Uiterlijk vertoon ten koste van innerlijke concentratie
Het mag uit deze beschrijving blijken dat de voorstelling vooral op spektakel focust. Jammer dat het wezenlijke drama daar geregeld onder lijdt. Bij het Brindisi in het eerste bedrijf, loopt Alfredo wat verloren tussen de andere gasten, zijn tête à tête met Violetta komt in de kleedkamer weinig doorvoeld over en haar grote aria È strano als finale van het eerste bedrijf zingt Irina Lungu nog eerder als een theaterdiva dan als een vrouw ten prooi aan verliefde verwardheid.
Zoals de intensiteit ontbreekt bij de ontmoeting tussen Alfredo en Violetta, komt ook in het tweede bedrijf de confrontatie met Vader Germont als de strenge en tegelijk charismatische vader niet echt over. Vader Germont overtuigt wel als Alfredo Violetta op het feest bij Flora publiek betaalt voor haar liefde en hij zijn zoon streng terechtwijst voor deze vernedering.
Het derde bedrijf pleit voor het talent van Irina Lungu dat ze de slotscène ondanks de overbodige details tot een aangrijpende sterfscène maakt.
Onverwoestbare muziek
Wie zich niet tot spektakel heeft laten verleiden is Giampaolo Bisanti. Deze voorstelling beschouw ik als zijn meesterstuk tot nu toe met het orkest. Hij laat de feestelijke muziek bruisen in de balletpassages, laat in de intro tot È strano, de vraagtekens van de verliefde Violetta weerklinken, de ingehouden angstschreeuw van Violetta als ze beseft dat ze zal sterven zonder haar geliefde terug te zien. Het orkest volgt de tekst op de letter en ondersteunt zo de vocale partijen perfect, met enkele prachtige soli van de hobo. Met de orkestuitbarsting van de octaafslagen op het einde stuurt Bisanti met zijn orkest de toeschouwers vol ontroering de zaal uit.
De zangers kruipen in de huid van hun personage. Irina Lungu heeft weliswaar een ietwat hard timbre, dat vooral opviel in het eerste bedrijf, waar haar slotaria Ah fors’è lui nog te weinig twijfelende emotie verraadt. Maar in het verdere verloop ontpopt ze zich als een ontroerend personage die ook vocaal de nuances van de emotie beheerste, vooral in slot, met het prachtige andante. Ze klinkt briljant en beheerst moeiteloos de coloraturen. Vooral in de slotscène is ze een Violetta die de vertwijfeling en uiteindelijk doodsangst belichaamt. Ondanks de bedenking die ik over Vader Germont aanhaalde, heeft Simone Piazzola een flexibele baritonstem die de partij met overtuiging zingt, al mist hij enigszins de vocale warmte die net dat charismatische van de Verdi-vaders zo aangrijpend maakt. Dmitry Korchak zingt zijn partij van verliefde Alfredo met mooie en vaste tenorstem en met de juiste inleving in de diverse scènes.
Een voorstelling die ondanks de bedenkingen toch heeft aangegrepen en eens te meer de onverwoestbare dramatische kracht van Verdi bewijst!