De wereld is een dorp geworden. Symfonieorkest Vlaanderen illustreerde dit met een muzikale reis rond de wereld en de tijd met balletmuziek, folk songs en de Boléro. Van barok en neo-klassiek tot hedendaagse componisten, van Arbeidzjan en Spanje tot Amerika. De rode draad: elk werk is geïnspireerd door dans- en/of volksmuziek.
Een mooi gevarieerd en uitgebalanceerd programma te beginnen met een ‘Selectie uit de Suite ‘Les Indes Galantes’ van Jean Philippe Rameau (1683-1764). Naast de zangstukken bevat de opera een prachtige instrumentale suite met diverse dansen waaruit dirigent Duncan Ward een selectie maakte. De muziek van dit operaballet klinkt verrassend modern en pittig. De vioolsectie speelt rechtstaand wat de uitvoering ook meer dynamiek geeft. De jonge dirigent absorbeert de dansante muziek en brengt ze op een galante wijze over op het publiek in een uitgebalanceerde, samenhangende en krachtige klank.
Als tweede werk op het programma ‘Suite uit Pulcinella’ van Igor Stavinsky’ (1882-1971). Op verzoek van Sergej Diaghilev, stichter van Les Ballets Russes, componeerde hij een ballet gebaseerd op de Italiaanse commedia dell’arte en muziek die werd toegeschreven aan Giovanni Pergolezi. Stravinsky herschreef deze oude partituur door specifieke thema’s en structuren over te nemen en er modernere ritmes, cadensen en harmonieën aan toe te voegen. Het ballet ging op 15 mei 1920 in première in de Parijse Opera. De Italiaanse commedia dell’arte revisited met een Russisch patina. De muziek mist, volgens mijn bescheiden mening, de pit, schalksheid en verrassingselement van het genre.
Na de pauze werk van de Italiaanse componist Luciano Berio (1925-2003). Zijn oeuvre omvat een breed scala aan vormen en vormexperimenten. Hij behoort inmiddels tot de belangrijkste componisten van de 20ste eeuw. De ‘Folk Songs’ schreef hij in 1964 voor zijn echtgenote, de Amerikaanse mezzosopraan Cathy Berberian. Met deze liederencyclus slaat hij een brug slaat tussen avant-garde en volksmuziek. Hij droomde van een begrijpelijke en herkenbare verbinding tussen oude, populaire muziek en hedendaagse muzikale praktijken.
In alle toonaarden wordt de liefde bezongen. Het werk bevat arrangementen van negen traditionele volksliederen uit landen als Armenië, Frankrijk, Italië en Amerika. Aanvankelijk voor een kleine instrumentale bezetting en in 1973 arrangeerde Berio zijn ‘Folk Songs’ voor groot orkest. Als soliste werd de Gabonese Adriana Bignagni Lesca uitgenodigd. Een ravissante verschijning. Ze betreedt het podium in een lange zalmkleurige japon, wat bijzonder flatteert bij haar donkere huid. Haar podiumprésence heeft stijl en allure. Ze heeft een mooie, volle, warme stem geschikt voor lyrisch repertoire met emotionele diepte. Haar vertolking is beeldend en charmant en werd bijzonder gesmaakt door het publiek.
Bolero
Na de pauze krijgt het orkest versterking. Tijdens deze Boléro-concertreeks laat Symfonieorkerst Vlaanderen voor het eerst 27 jongeren uit hun jeugdorkest SOV Young meespelen met hun professionele musici. Dit side-by-side project is een unieke ervaring voor de jonge muzikanten. Ze ontdekken hoe het is om in een professioneel orkest te spelen én voor uitverkochte zalen in Gent, Brugge en Antwerpen. Jonge en nog onbekende talenten van wie we grote verwachtingen hebben.
De jongeren namen allemaal deel aan een auditie. Zij sluiten eerst aan bij de creatie van Emile Daems en vervolgens bij Boléro.
SOV Composers’ Academy is een project van Symfonieorkest Vlaanderen dat jaarlijks de kans geeft aan jonge componisten die studeren aan Belgische conservatoria om een creatie te componeren die past in een concertprogramma van Symfonieorkest Vlaanderen.
‘Te KAAP’REN’ van Emile Daems is een stevig werkstuk. In een web van diverse lagen, waarin de originele melodie van het bekende 17de eeuwse zeemanslied ‘Al die wille te kaap’ren varen’ zit verwerkt, schildert Daems een beeld van de moed en wilskracht van de zeerovers die de onstuimige zee en vijanden trotseren. De muziek kolkt en buldert waarbij verschillende solisten van de het jeugdorkest SOV Young in een concerte-grosso-stijl hun talent kunnen demonstreren. Emile Daems: een talent om te volgen.
Als uitsmijter en pièce de résistence: de ‘Boléro’ van Maurice Ravel ((1875-1937). Hoe een dubbeltje rollen kan… Maurice Ravel componeerde de Boléro in 1928 op verzoek van de Oekraïense ballerina en choreografe Ida Rubenstein. Hij was een strenge criticus van zijn eigen werk. “De Bolero is geen kunst, maar een puur orkestraal experiment” zei de componist er zelf over. “Ik ben gefascineerd door het geluid van fabrieksmachines: stabiel en zonder versnelling.” Zo moest ook het ritme in de Boléro klinken, net zo machinaal. Een meesterlijk staaltje van instrumentatie kunst. Hij vond het alles bij elkaar maar een inhoudsloos werkstuk. Toch werd het wereldberoemd.
In een duister verlichte Spaanse herberg klimt een meisje op een tafel. Aangemoedigd door de mannen danst ze de Boléro die haar tenslotte in extase brengt. Maurice Bejart maakte er vorige eeuw met zijn unieke choreografie een iconisch werk van. Door de trage eenvoud krijgt het stuk iets hypnotiserend. De melodie blijft lang in het hoofd van de luisteraar nazinderen. Juist die eenvoud maakt het stuk bijzonder. Een kwartier durend crescendo over een groot aantal herhalingen van melodie en ritme. Elke orkestgroep komt aan de beurt, alleen én in combinatie met andere instrumenten. Aspecten die deze muziek spannend maken, zijn de nieuwe klankkleuren die ontstaan. Klinkt het Symfonieorkest Vlaanderen anders al meeslepend en indrukwekkend, met de toevoeging van de 27 jonge muzikanten is het resultaat adembenemend. Dirigent Duncan Ward weet de kleuren en energie van deze uitzonderlijke compositie tot hun recht te laten komen. De kracht en intensiteit van de muziek overvalt en overrompelt. De fantastische opbouw van dit werk: van één naar de totaliteit van het instrumentarium liet het publiek niet onberoerd. Er was emotie, zelfs tranen. Na de fantastische apotheose barstte een minutenlang enthousiast applaus los.