Wat fijn dat de Munt deze fantasierijke en feeërieke productie uit 2019 opnieuw op het programma zet. De opera’s van Rimsky-Korsakov komen sowieso al niet zo vaak aan bod, dus elke kans is het meepikken waard. Laat de productie nu uitgerekend ondertekend zijn door een van de grote Russische regisseurs van het moment en het is duidelijk: niet te missen! Dmitri Tcherniakov is een van de hedendaagse regisseurs die erin slaagt een actuele twist aan een negentiende-eeuws verhaal te geven, zonder het origineel van de componist te verraden of te negeren. In de huidige operawereld al een hele verdienste!
Samenvatting
Het verhaal is gebaseerd op een sprookje van Poesjkin en bestaat uit een proloog en vier bedrijven. Er was eens: een klein landhuis in Rusland, op een koude winteravond. Niemand minder dan de tsaar komt er op bezoek en hij is op zoek naar een geschikte echtgenote. Hij kiest de jongste van drie zussen, die hem al snel een zoon schenkt. Gekweld door jaloezie smeden de twee zussen van de nieuwe tsarina een plan om haar en haar kind, Gvidon, in zee te laten gooien. In afwezigheid van de tsaar, die naar een oorlog vertrokken is, steken ze hen in een grote ton en gooien die in zee. De ton breekt, moeder en zoon overleven en komen terecht op een magisch eiland. Daar beleeft de jonge prins tal van avonturen: hij redt een prinses die in een zwaan is veranderd, ziet uit het niets een prachtige stad verschijnen en verandert zelfs in een hommel! Overrompeld door heel wat grote emoties – vreugde, woede, teleurstelling, liefde – leert hij gaandeweg één ding: te luisteren naar wat hij voelt. De tsaar vindt zijn vrouw Militrissa en zoon terug en verheugt zich daarover. De moeder zegent het huwelijk van Gvidon en de prinses. De boze zussen vluchten angstig weg maar de tsaar vergeeft iedereen.
Geen onschuldig sprookjesverhaal.
Het is niet verwonderlijk dat Dmitri Tcherniakov de dubbele bodem van het originele sprookje beklemtoont. Hij maakt een voorstelling waarbij de fantasie van het sprookjesverhaal doorprikt wordt door een intieme psychologische karakterisering. Aan dat psychologische geeft hij een eigen switch, aangepast aan wat leeft in de huidige maatschappij. De proloog maakt het meteen duidelijk dat Prins Gvidon, de zoon van de tsaar een onaangepaste jonge man is met een hoge graad van autisme. Die proloog speelt zich af op de voorscène voor het podium en focust enkel op hem en zijn zorgzame moeder. Wat we moeten weten schrijft de moeder beetje bij beetje op het toneelscherm. Ze zijn beiden eenvoudig en hedendaags gekleed, de jongen zelfs sjofel, de buitenwereld kan hem immers geen zier schelen.
In al zijn soberheid en eenvoud waarschuwt deze openingsscène meteen dat het verhaal waarschijnlijk niet eindigt op een happy end. De toeschouwer wordt als het ware gedwongen zich te focussen op deze twee personages en de nieuwsgierigheid is geprikkeld. De enige objecten op de scène spelen later een rol in het verhaal, speelgoedruiters, een eekhoorn en een pop van de zwaanprinses. In zijn speelgoedgedaante valt de eekhoorn op als zinvol, want het diertje is als wonderlijk element prominent in de scène waarin Tsaar Saltan terugkeert en zijn vrouw en zoon terugziet.
Na de proloog worden we overweldigd door de tweede laag van de regie. Kleurrijk als prachtig geschilderde baboesjka’s verschijnen de zussen en andere hovelingen. Het opstellen van de list waarmee ze Militrissa en haar zoon uitschakelen, het bouwen van de ton waarin ze de twee stoppen en in zee gooien, het getuigt allemaal van een grandioze speelse en kinderlijke fantasie, waarop je nauwelijks uitgekeken raakt.
Die twee aspecten van de uitbeelding, het fantasierijke sprookjesachtige en het intieme houdt de regisseur de hele voorstelling vol. In de passages waarin het verhaal draait rond de vereenzaming van moeder en zoon op hun eiland verdwijnen de kleuren voor projecties met zwarte tekeningen en arceringen. Deze grafische uitbeelding van wat ze daar meemaken is al even expressief, weliswaar zwart en somber. De zwaan die Gvidon met zijn pijl gered heeft van de roofvogel zorgt voor een lichtend contrast in die grijze wereld. Stralend verrijst ze op een blad van een kleurboek. Kinderlijk in zacht pastel, niet zo uitbundig als de verraderlijke kleuren van het listige hof. Typisch voor een sprookje is de zwaan de metamorfose – of in dit verhaal misschien eerder metafoor – voor de geliefde die Gvidon uit zijn innerlijke gevangenis als autist kan verlossen. Maar zijn eerste verlangen is zijn vaderland terug te zien en zijn vader te leren kennen, want dat hij door zijn vader verlaten is, ervaart hij als oorzaak van zijn persoonlijkheidsstoornis. De zwaan helpt hem terug te keren en de boze tantes te belagen. Hij kan de gedaante van een plagende hommel aannemen. De finale speelt zich opnieuw af op het voortoneel. De feeërieke wereld maakt plaats maakt voor de nieuwe realiteit. Maar de tragiek overheerst want ondanks de pogingen tot verzoening en ondanks de liefde heeft de prikkelbaarheid van Gvidon geen definitieve oplossing gevonden. Tcherniakov maakt duidelijk dat het wonderlijke verhaal van het sprookje niet onschuldig eindigt maar uitloopt op pijnlijke tragiek. Zijn getuigenis over zijn kindertijd in het programmaboek verwondert dan ook niet: “Ik voelde me vooral aangetrokken tot duisternis, verdriet, mysterie, angst, lusteloosheid – dingen die niets te maken hadden met de eigenlijke kindertijd.”
Muzikaal grandioos fresco
De opera start met een circusachtige trompetsolo, die in de loop van de voorstelling nog enkele malen weerklinkt: een uitnodiging om te komen kijken. Orkestraal is de voorstelling al even kleurrijk als de enscenering. Dirigent Timur Zangiev laat het orkest uitbundig klinken in de grandioze taferelen die het verhaal voortstuwen, maar ook verfijnd en precies in de confrontaties tussen de personages. De hovaardige zussen, de treurige moeder, de wanhopige zoon: voor elk tafereel koos Rimsky-Korsakov de juiste intonatie en klank en het orkest is uiterst betrokken in het verhaal en geeft de diverse atmosfeer perfect weer. In enkele intermezzi is de instrumentale meeslepende klank van Wagner herkenbaar en uiteraard is de “vlucht van de hommel” een heerlijke passage, die vlotjes in het oor blijft hangen. Ook het koor heeft een groot aandeel in deze opera en het zong formidabel telkens vanop verschillende plaatsen in de zaal (hoogste balkon, loges enz.)
Bogdan Volkov geeft een beklijvende presentatie van zijn in deze productie toch wel moeilijk personage. Stem, blik, houding, alles geeft uiting aan zijn problematisch karakter, aan iemand die in een denkbeeldige wereld leeft. De moeder Svetlana Aksenova overtuigt met haar empathisch gedrag en mooie evenwichtige stem. De prinses, Olga Kulchynska straalt in haar uiterst veeleisende en extreem hoge aria’s. De bas Ante Jerkunica zet een overtuigende Tsar Saltan neer. Al deze solisten waren ook al aanwezig in de voorstellingen van juni 2019 en het is een plezier hen opnieuw te beleven.
Een knappe voorstelling die door het publiek duidelijk ook met plezier toegejuicht werd. Absoluut terecht!
WAT: Nikolay Rimsky-Korsakov: Het sprookje van Tsaar Saltan
WIE: Dmitri Tcherniakov, regie
Timur Zangiev, dirigent
Met: Bogdan Volkov,Ante Jerkunica,Svetlana Aksenova, Olga Kulchynska,
Symfonieorkest en Koor van de Munt
WAAR: Brussel, Koninklijke Muntschouwburg
WANNEER: zondag 3-12-2023 (première)
nog voorstellingen tot 19 december