De derde dag van Transit Festival bracht een moment tot nadenken. Wat als we onuitvoerbare ideeën voor operaproducties een ruimte gaven? Wat als we ze toch op een bepaalde manier uitvoerden? Øyvind Torvund’s Plans for Future Operas speelt met het idee van wat had kunnen zijn, en wat misschien nog kan zijn. De uitvoering van pianist Mark Knoop en sopraan Juliet Fraser brengt ons weg van de grenzen van het praktische. Laten we nu ook eens denken aan het uitdagende.
Imitatie versus realiteit
Initieel denk je bij een titel als “Praten met de doden, zingen met de vogels” waarschijnlijk wel ‘maar, dat zijn concepten al gebruikt in operacomposities en producties.” Het antwoord hierop is ja, en nee. Alhoewel er in een sectie van de compositie – het deel waarbij sopranen samen zongen met de vogels in het bos – iets mij op een bepaald moment deed denken aan een fragment uit “The Bell Song” van Léo Delibes’ Lakmé (1883), realiseerde ik mij ook snel dat dat normaal was. De liefde voor het imiteren van bellen en vogels – hoge, reine klanken – waren nu eenmaal vaste waardes in de negentiende-eeuwse Bel Canto. Maar, imitatie is het juiste woord. Veel concepten die we zien terugkomen in Torvund’s compositie zijn geïmiteerd geweest, maar zijn nooit – voor logische redenen – volledige realiteit geweest – probeer maar eens wilde vogels jou wil op te leggen. En dat is nu het punt van deze productie.
(On)realistische toekomstmuziek?
Plans for Future Operas bracht een scala aan opties met zich mee, de ene misschien nog verder gezocht dan de andere. Het is, volgens de Münchener Biennale, uiteindelijk “een presentatie van talloze ideeënfragmenten die allemaal tegen de wetten van de fysica en de akoestiek ingaan.”* Sopranen die in Mad Max-stijl lijken mee te rijden op auto’s, terwijl autohoorns onderdeel uitmaken van het orkest? Check. Een geest die een gitaar manipuleert? Telepathisch bepalen welke muziek er gemaakt wordt? Zingen met monsters? Zingen in vreemde talen, om daarna spontaan in brand te vliegen? Als we Torvund’s suggesties konden waarmaken, dan zweefde het publiek zelfs in de lucht. Plans for Future Operas is niet alleen een uitvoering, maar ook een denkoefening. Ik kan maar een concept bedenken van heel de selectie die ietwat is waargemaakt: de bekende Amerikaanse mezzosopraan Marilyn Horne heeft wel degelijk ooit met een bende Muppet-monsters gezongen. “C is for Cookie,” anyone?
En nu: uitvoeren(?)
Mark Knoop en Juliet Fraser hadden de uitdaging om het onuitvoerbare uit te voeren. Een gedeelte werd via beeldprojectie in beeld gebracht, wat een leuke visuele extra was – alsof je meekeek op de schetstafel. Maar, het blijft uiteindelijk een concert. En een concert klinkt (meestal). Het speelt met geluid en ruimte.
Het interessante was dat ze het simpel deden lijken. De ene moment klanken projecteren, het andere moment een melodie herhalen op drie woorden, tussen de vogels kwetteren, of het herhalen van Noorse woorden die een spook je als een soort verknipte Duolingo-oefening influistert… Fraser leek ogenschijnlijk ongestoord in haar transformaties. Met enig acteertalent liet zo ook zien welk gevoel er opgeroepen werd gedurende het hele gebeuren. Een beetje gezichtsexpressie doet soms veel, zeker als je concept het “onuitvoerbare, maar laten we dat nu toch maar in beeld brengen net,” is. Er was nu ook net zoveel variatie in onmogelijke. Het was niet zozeer een optreden, als een muzikaal exposé. Iets waar je niet alleen maar naar luistert, maar dat je ook ergens inspireert en aan het denken zet. Het luisteren was voor mij als meepuzzelen in je hoofd. Kan dit echt niet, of toch? Dit klinkt eigenlijk mooi, zou er toch geen variant mogelijk zijn? Ik heb nog nooit zoveel vragen uitgetypt in een recensie, maar dit is juist wat Torvund’s Plans for Future Operas met je doet als luisteraar.
Het optreden was een aangenaam klinkend denkspel. Het was iets dat de luisteraar eens, als die dat wilde, in een mentaal minder passieve rol plaatste. Het gaf mij alvast een hoopvol gevoel. Wie weet, misschien zijn we nog niet aan het einde van al onze operamogelijkheden. Het zou alvast zuurstof geven aan de klassieke muziek, en dat is, naar mijn mening, altijd welkom!
* Citaat uit Münicher Biennale, “Øyvind Torvund, Plans for Future Opera’s (2002),” Transit programma (2024): p.32.