Op vrijdagmiddag 4 juli ontvouwde zich in een – ondanks het mooie weer – goed gevulde Jezuïetenkerk te Heverlee een concert dat de luisteraar niet zomaar als een toevallige gebeurtenis beschouwde, maar eerder als een diepgaande beleving, een spirituele reis van transcendentie. Onder de bezielende leiding van chef-dirigent Bart Van Reyn bracht het Vlaams Radio Koor (VRK) twee van de mooiste meesterwerken uit de 20ste-eeuwse koormuziek: de Messe pour double choeur van Frank Martin en het Requiem van Maurice Duruflé.
Vlaams Radio Koor legt ziel Martins Mis voor Dubbelkoor bloot
In de wereld van de a capella muziek behoort Frank Martins Messe pour double choeur tot de meest intrigerende en diepgaande composities die ooit geschreven zijn. Deze miszetting blijft luisteraars verrassen met haar ongekende schoonheid en spirituele kracht, die in niets terugdeinst voor de diepte van de menselijke ziel. Het VRK bewees vandaag opnieuw, waarom het tot de absolute top van de internationale koren behoort. Wat we hoorden was geen simpele vertolking, maar een spirituele reis die ons meenam naar de meest afgelegen uithoeken van het menselijke bestaan.
Frank Martin (1890-1974), een componist die zijn hele leven worstelde met de verhouding tussen zijn muziek en zijn diepgewortelde christelijke overtuigingen, hield zijn Messe pour double choeur jarenlang verborgen. Het was een werk dat voor hem iets intiems, iets sacraals vertegenwoordigde – een expressie van zijn geloof die niet bedoeld was om aan het grote publiek getoond te worden. Pas in 1963 kwam dit werk voor het eerst in de openbaarheid, en de impact ervan was meteen voelbaar. In deze Messe komen menselijke kwetsbaarheid en het verlangen naar het goddelijke op een ongeëvenaarde manier samen.
Onder de leiding van Bart Van Reyn kregen we een vertolking die de subtiliteit en de diepgang van Martins muziek ten volle benadrukte. De twee koren, met hun complementaire rollen, verweefden zich in een harmonisch spel dat de serene kracht en intense emoties van het werk perfect weergaf.
Het Kyrie, dat opende met een serene altmelodie, werd subliem gedragen door de stemmen van het koor. Het VRK slaagde erin om de delicate balans te vinden in dit spirituele gebed dat nu eens als een hevige smeekbede weerklonk, dan weer intense verlangens opwekte.
In het Gloria ontvouwde zich een dynamisch palet van klanken, waarin de wonderen van het geloof zich weerspiegelden. Het koor speelde met rijke expressie en complexe ritmes, waarbij het spanningsveld tussen kalmte en uitbundigheid prachtig tot uiting kwam. Het VRK ging vol overgave de ritmische complexiteit aan, maar bleef steeds binnen de controle, zodat de luisteraar nooit de rode draad verloor.
Het Credo, het kloppende hart van de compositie, werd met een onmiskenbare spirituele intensiteit vertolkt. Het blijft opmerkelijk dat een calvinist als Martin deze katholieke geloofsbelijdenis getoonzet heeft. De woorden “et incarnatus est” werden met een tederheid gezongen die het mysterie van de incarnatie weerspiegelde, maar ook Martins eigen diepe verbondenheid met dit moment van het geloof. De indringende passages met “crucifixus” en “passus” werden door het koor met grote kracht gebracht; het “et resurrexit” klonk als een echo van de paasklokken die ons herinnerden aan de kracht van de opstanding.
Het Sanctus openbaarde een klankwereld van ingetogen devotie, waarin de polyfone lijnen zich als meditatieve gebeden verweefden tot een transparant, bijna onaards weefsel. De dubbele koorstructuur werd hier niet ingezet voor effectbejag, maar voor een innerlijke dialoog die het feestelijke karakter van het werk subliem onderstreepte. Even hadden we het gevoel op een andere, betere wereld te verblijven.
Aanvankelijk beëindigde Martin zijn Messe met de weelderige spirituele jubelklanken van het Sanctus, maar vier jaar later, in 1926, voegde hij een vertoning van het Agnus Dei toe, die het werk beëindigde met een meer ambiguë vragen oproepende noot. Daarom is dit stuk voor mij het emotionele hoogtepunt van de Messe. De twee koren, eerst afzonderlijk, maar later samen, creëerden die sublieme harmonie die als het ware het verlangen naar vrede en verlossing in de lucht doet hangen. Het afsluitende “Dona nobis pacem” klonk uiterst fragiel, alsof Martin bij de compositie ervan al wist dat de mensheid niet uit zijn fouten leert…
Frank Martin koesterde de overtuiging dat de ware kunstenaar zijn hoogste roeping vervult door schoonheid te schenken aan de medemens. Hij zag het als zijn taak om niet de heersende geest van de tijd te vangen, maar eerder het eeuwige, het onvergankelijke te verbeelden. In zijn Messe, een werk dat zich niet onderwerpt aan de grillen van mode of vergankelijkheid, heeft hij op magistrale wijze aan deze aan zichzelf opgelegde eis voldaan.
Deze middag kregen we geen alledaagse uitvoering te horen. Het VRK heeft niet alleen een technisch hoogstandje neergezet (wat een bassen!), maar heeft vooral ook het hart van het werk blootgelegd. Het was een vertolking die door zijn verfijning en puurheid de geest van Martins muziek in al zijn complexiteit en schoonheid vastlegde. De uitvoering was een waar feest voor de oren, een moment van transcendentie waarin de muziek als het ware buiten de tijd en de ruimte trad.
Tussen de twee meesterwerken van Martin en Duruflé weerklonk een vleugje orgelmuziek: het “Scherzo” (Fiat Lux) van Theodore Dubois (1837-1924). Het speelse werk zorgde even voor verademing tussen de diepgaande emoties.
Requiem Maurice Duruflé Vlaams Radio Koor: zeldzame betovering
De uitvoering van het Requiem van Maurice Duruflé (1902-1986) door het Vlaams Radio Koor, onder leiding van Bart Van Reyn, was niet louter een muzikale vertolking – het was een spirituele ervaring die de luisteraar in zijn diepste wezen raakte. Dit werk, gecomponeerd in 1947, staat bekend om zijn subtiele mengeling van liturgische sereniteit op tonen van het gregoriaans en intense dramatiek. Het VRK slaagde erin die delicate balans te treffen met ongekende gevoeligheid en beheersing.
In deze uitvoering werd gekozen voor de intieme versie met orgel en cellosolo (door Amy Norrington), wat het sacrale karakter van Duruflés muziek nog verder versterkte, zonder concessies te doen aan de grandeur die inherent is aan de compositie. Als organist zelf had Duruflé diepe wortels in de kerkelijke traditie, en zijn muzikale verleden was overal aanwezig in dit werk.
Het koor bracht de muziek met een gevoelige lichtheid, die het liturgische karakter eerde zonder afbreuk te doen aan de emotionele kracht. Het subtiele en doorleefde orgelspel van Ignace Michiels vulde de ruimte van de Leuvense jezuïetenkerk met een warme, maar nooit overdadige klank, die de zangers een perfecte ondersteuning bood zonder ze in de schaduw te stellen.
De uitvoering van het koor was een toonbeeld van verfijning. De dynamische schakelingen tussen de fluisterende stilte en de grote dramatische uitbarstingen, zoals in het Kyrie en het vurige Sanctus, waren perfect getimed en blonken uit in een onmiskenbare harmonie. Vooral de langzame, statige Pie Jesu, één van de meest aangrijpende momenten uit het werk, kreeg een bijna etherische uitstraling dankzij mezzosopraan Eva Zaïck, die het stuk met een serene diepgang vertolkte. Met haar stem, vol diepte en warmte, deed ze me denken aan de Lachende Engel zoals je die in het portaal van de kathedraal van Reims ziet staan.
De baritonsolo van James Newby voegde een element van gravitas toe aan de uitvoering, en zijn stem bracht de emotionele lading van het werk tot leven.
Bart Van Reyn gaf het koor de ruimte om de diepste nuances van Duruflés compositie te onderzoeken. Zijn interpretatie was niet louter technisch, maar een zoektocht naar de ziel van de muziek zelf. Van Reyn bewees opnieuw dat hij de flexibiliteit van het koor moeiteloos wist te sturen: zijn handen gaven het koor ruimte om in de meer ingetogen momenten adem te halen, terwijl ze de spanning op de juiste momenten juist wisten te verhogen. De balans tussen de sacrale sereniteit en de dramatische intensiteit van het werk werd door Van Reyn perfect getroffen.
Het VRK heeft met deze uitvoering het Requiem niet alleen vertolkt, maar het tot leven gebracht. De keuze voor een intieme uitvoering met orgel en de krachtige klank van de cellosolo, het gebruik van de architecturale ruimte in de Leuvense Jezuïetenkerk, en de beheersing van de muzikale dynamiek maakten deze uitvoering tot een ware betovering.
Als bisnummer werd een heel ander werk gebracht: The Dying Soldier, een traditioneel stuk in een bewerking van Nigel Short (Tenebrae). James Newby schitterde als solist, terwijl het koor het sfeervol omlijstte. Het was een perfecte afsluiting, een kritische reflectie op de viering van de 4th of July, die de luisteraar opnieuw uitnodigde tot bezinning.
In een tijd waarin technische perfectie vaak de boventoon voert, slaagde het VRK erin om niet alleen de techniek, maar vooral de emotionele essentie van deze werken vast te leggen. De uitvoering was niet enkel een moment van muzikale schoonheid, maar een spirituele reis, een uitnodiging om stil te staan bij de diepere vragen van het leven. Het was een moment van transcendentie, waarin de luisteraar zichzelf binnen de ignatiaanse traditie een aantal essentiële vragen stelde: Wie ben ik? Van waar kom ik? En waar ga ik naartoe?