In de reeks Operatheek waarvoor Opera Ballet Vlaanderen en de Universitaire Pers Leuven de handen in elkaar slaan, is een zesde nummer verschenen. Het is gewijd aan Giacomo Puccini, want Puccini overleed honderd jaar geleden in Brussel op 29 november 1924. De publicatie gaat gepaard met de productie in Opera Ballet Vlaanderen van een van zijn meest populaire opera’s Madama Butterfly.
De titel van het inleidend hoofdstuk dient meteen als blikvanger: “Een immoreel stuk”! De tragedie van de naïeve jonge geisha, verleid door een gewetenloze Amerikaanse luitenant, kent inderdaad een immorele afloop die veel te maken heeft met het “discours over ras, identiteit en slachtofferschap”. Aspecten die verder in het boekje interessant doorgelicht worden.
Het eerste deel van de luistergids: “Het ontstaan van een mythe” is een uiterst grondige en diepgaande analyse van enerzijds de historische feiten die de plaats en de periode waarin het verhaal zich afspeelt bepalen, anderzijds van de literaire benadering door Westerse auteurs van precies die exotische wereld van het Oosten. Zo worden zeelui ontmaskerd als weinig fatsoenlijke seksuele profiteurs van Japanse jonge vrouwen, daarbij geholpen door huwelijksmakelaars. Van Dyck gaat in op de literaire bronnen waarop de librettisten van Puccini zich baseerden en op de mode van belangstelling voor het exotisme, aangewakkerd door de Wereldtentoonstelling in Parijs 1889. Madame Chrysanthème, de roman van Pierre Loti (pseudoniem van Luitenant Julien Viaud) is maar een eerste inspiratiebron. Van Dyck haalt nog andere auteurs aan en uiteraard het toneelstuk van David Belasco Butterfly, dat Puccini zag in Londen, toen hij daar was voor de première van Tosca in die stad. Van alle inspiratiebronnen preciseert Van Dyck nauwkeurig in welke zin de figuur van Cio Cio San het epicentrum is van haar drama. Een boeiende analyse met diverse onvermoede aspecten.
In het tweede hoofdstuk, De Italiaanse opera in het fin de siècle, gaat de auteur dieper in op de evolutie in de stijlkenmerken van het operagenre, dat loskomt van de strakke vormstructuur ten voordele van de dramatische inhoud. Hij verwijst naar de invloed van de Franse en Duitse opera, met componisten als Massenet en Wagner. Ook de historische context wordt toegelicht. Madama Butterfly wordt op 17 februari 1904 kritisch ontvangen. Puccini doet herhaaldelijk aanpassingen aan de opera tot de finale uitvoering in Parijs in 1907 tot een zo goed als definitieve versie leidt, een versie die ook de gepubliceerde partituur levert die algemeen uitgevoerd wordt.
Een derde hoofdstuk gaat dieper in op “Butterfly’s muziek” en bespreekt de manier waarop Puccini een uniek muzikaal profiel creëert dat het Verre Oosten moet evoceren. Exotische stijlelementen moeten een contrast vormen met de vertrouwde “Westerse klank”. Uitgebreid wordt per bedrijf van passage tot passage de diversiteit van Puccini”s klankkleur ontleed, ook met notenvoorbeelden. Interessant is daarbij vooral dat telkens de emotionele en sociale impact van de scène onthuld wordt. Een van de mooiste voorbeelden hiervan is ongetwijfeld Butterfly’s grote aria Un bel di vedremo.
Dit gedetailleerde derde hoofdstuk komt het sterkst tegemoet aan de bedoeling van de “Operatheek”-boekjes: het is een perfecte gids om de opera tot in zijn diepste vezels te begrijpen, zowel de context ervan als de reacties van de personages en natuurlijk vooral de tragiek van het hoofdpersonage.
De auteur heeft een diepgaande studie gemaakt van de componist en zijn tijd. De verwijzingen naar bibliografie en musicologische bronnen tonen dat ook aan. Deze uitgave richt zich naar mijn mening dan ook niet enkel naar de modale operabezoeker, die een eenvoudige gids zoekt om beter voorbereid te zijn maar bedient ook de geïnteresseerde lezer met al een zekere voorkennis van zowel Puccini als van de opera van begin twintigste eeuw.