Jacques Offenbach is bij de operaliefhebber vooral bekend van zijn prachtige opera Les Contes d’Hoffmann, maar in zijn tijd is hij vooral een boegbeeld van de Opéra Bouffe, een genre waarvoor hij zelfs zijn eigen theater opricht, de Bouffes Parisiennes. Orphée aux enfers, La belle Hélène en andere operettes zijn meesterwerken uit het Parijs ten tijde van het Second Empire. Het zijn schitterende stukken, waarbij ironie de hoofdtoon is en de satire op de Parijse burgerij hem wel eens in een moeilijk parket brengt. Maar hij geeft het genre van de Franse operette wel zijn internationale reputatie.
Offenbach is in Keulen geboren als Jacob Offenbach, de zoon van een cantor. In 1833 verhuist de familie Offenbach naar Parijs maar zijn Duits accent is hij nooit helemaal kwijtgeraakt. Offenbach is een van de eersten die duidelijk kritiek geeft op het genre van de grand opéra, door gewoon te reflecteren op waar hij zelf mee bezig is. Dat maakt de relativering van zijn eigen werk zo veelzijdig en dat heeft de productie van Opera Zuid ook heel goed begrepen.
Het klassieke verhaal van Orpheus en Eurydice wordt in Offenbachs opéra bouffe op zijn kop gezet. Orpheus en Eurydice zijn helemaal niet het onafscheidelijke koppel maar willen integendeel niet liever dan van elkaar af geraken! De goden helpen daar een handig handje in mee, vooral de aanvankelijk als brave herder optredende Aristée, die uiteindelijk niemand anders is dan Pluto die Eurydice de onderwereld insleurt en gevangen zet.
Van pastoraal naar demonisch
“Schaamteloos, hilarisch en een beetje brutaal”. Zo omschrijft Opera Zuid hun nieuwe productie in hun programmabrochure. Opera Zuid trekt van bij de eerste taferelen de juiste kaart van parodie en ironie. L’Opinion Publique in chique cocktailjurk en pronkerig mag eerst even het publiek op haar rol wijzen: de “antieke tragedie” met respect benaderen! Dat ze zich later mag ontpoppen als trotse (!) drag queen, is een van de actuele toespelingen van regisseur Benjamin Prins. De satire op de “klassieke” opera (en kunst in het algemeen) blijkt al meteen als het doek opgaat voor het eerste bedrijf en wordt mooi doorgetrokken tot het slot. Het decor ziet er op het eerste gezicht wat kitscherig uit, maar het verwijst naar de decorpanelen van het barokke operatheater. Behalve ironie op het antieke theater biedt het bovendien de mogelijkheid heel snel te wisselen naar de mooie scène van de Olympus met de goden in potsierlijke gewaden en met dito kapsels op hun rangen tronend en nadien voor het akelige zwarte hellegat waar Pluto Eurydice gevangen houdt en de dwaze schaapjes van het begin baarlijke duivels zijn. In het laatste toneel zitten in het decor verwijzingen naar de kunsten van zowat de hele westerse geschiedenis, van antieke Griekse beelden tot een surrealistische schaakfiguur. Pluto ziet er akelig gothic en punk uit, Jupiter zwaait te pas en te onpas met zijn “bliksem”. Zijn optreden als vlieg om Eurydice te kunnen benaderen toont als “antieke” god zijn kleine kantjes (me too is niet ver weg) en John Styx (Olivier Hernandez) mag blijkbaar als “technicus” van Opera Zuid (logo op zijn t-shirt) de hel netjes houden! Inderdaad bij momenten hilarisch!
© Joost Milde
© Joost Milde
© Joost Milde
© Joost Milde
© Joost Milde
Dubbele laag
Orphée wordt voorgesteld als een “klassieke” violist, die vooral oog heeft voor zijn instrument (de violist in de orkestbak levert trouwens een knappe prestatie). Als knipoog naar de Orphée van Gluck citeert hij in het tweede deel letterlijk even J’ai perdu mon Eurydice. Als protagonisten blijven Orphée en Eurydice vertegenwoordigers van de lyrische aspecten van de opera. Vooral Eurydice heeft tedere en nostalgische passages die contrasteren met de drukke ensembles. De afwisseling van de fragmenten maken de rijkdom van de opera uit en beklemtonen de dubbele laag van het werk: de karikatuur blijft tegelijk een opera met kwaliteit.
Die kregen we hier ook in de uitvoering van Opera Zuid. De vertolkers gaan stuk voor stuk totaal op in hun rol en spelen vol enthousiasme. Amel Brahim-Djelloul zingt Eurydice met mooie lyrische stem in de momenten vol weemoed maar ook met kracht in haar nieuwsgierigheid en verzet. Enkel de hoogste noten waren wel eens een probleem. Pluto (Mark Omvlee) had geen moeite met zijn diverse tenorklanken als haar valse en boosaardige verleider. De stem van Roger Smeets als ambigue Jupiter miste glans en hij overtuigde meer als acteur dan als zanger. Thomas Morris genoot duidelijk als Opinion Publique. Enrico Delamboye dirigeerde Philharmonie Zuidnederland met zwier en finesse. De gevoelige passages boden tussen de grappige en levendige een welkome verpozing. Maar het orkest sprankelde uiteraard vooral in de passages die ritmisch en opzwepend klinken. De galop infernal en de cancan bruisten de zaal in, die op hetzelfde ritme zijn uitbundig en toch wel verdiend applaus scandeerde!
WAT: Jacques Offenbach, Orphée aux enfers
WIE : Benjamin Prins [regie], Enrico Delamboye [dirigent],
Amel Brahim Djelloul, Mark Omvlee, Roger Smeets, Francis van Broekhuizen, Mathys Lagier, Thomas Morris
Philharmonie Zuidnederland, Theaterkoor Opera Zuid
WAAR: Schouwburg Tilburg
WANNEER: Dinsdag 23-5-2023
Nog voorstellingen tot 22 juni zie: www.operazuid.nl