Miriam Bunnik is vertaalster en Italiëkenner. Ze werd bekend met haar vorige boek Koffiebars en carabinieri uit 2021. Haar nieuwe boek is niet alleen een reisgids door de Italiaanse klassieke muziek via bekende componisten zoals Vivaldi, het gaat ook over populaire liedjes zoals Volare, over volksmuziek, protestliederen en andere genres.
De Vier Seizoenen en O Sole Mio
Italië heeft een dominante rol gespeeld in de geschiedenis van de klassieke muziek, in het bijzonder van de opera. In de muziekschool leert elk kind de Italiaanse termen van de klassieke muziek: piano, forte, allegro etc. Het boek is geografisch opgebouwd langs tientallen steden en regio’s.
We beginnen bij Guido d’Arezzo en zijn introductie van de muzieknotatie in de elfde eeuw. Dan gaat het naar Florence en de geboorte van de opera tijdens de Renaissance. Nergens buiten Italië vind je zoveel grote en kleine operahuizen. We verdwalen langs de kanalen van Venetië op de tonen van de Vier Seizoenen van Vivaldi.
In Napels bezoekt Bunnik het oudste conservatorium, dat oorspronkelijk een weeshuis was, waar muziek werd onderwezen. Napels is Italië in het kwadraat, de italianità, de Italiaansheid par excellence. Het Napolitaanse O Sole Mio kan niet ontbreken in een boek over Italië en muziek.
Klinkers
In Modena brengt ze hulde aan tenor Luciano Pavarotti en in Cremona onthult ze het geheim van de violen van Stradivari. Bij Verona denken we meteen aan Romeo en Julia. Maar wist u dat dit fake is? Ze hebben nooit echt bestaan, en al zeker niet in Verona. Het is marketing, zoals het jaarlijkse festival Verona in Love, een wedstrijd voor liefdesliedjes.
In Genua gaat Bunnik op zoek naar de oorsprong van het Italiaanse volkslied en wijdt ze een hoofdstuk aan de poëtische liedkunst van zanger Fabrizio De André.
Waarom is de Italiaanse taal zo muzikaal? Dat leert Bunnik van taalkundige Ilaria Bonomi, die ze in Milaan opzoekt. Bijna alle Italiaanse woorden eindigen op een klinker, daarin zit het geheim. Die eindklinker zorgt voor de glooiing en de musicaliteit van het Italiaans.
De helft van het boek gaat over niet-klassieke muziekvormen. In Sicilië raakt Bunnik in de ban van de cantastorie, de zingende vertelkunst op de pleinen van Palermo. In Sardinië luistert ze naar de rauwe klanken van de schaapherders, in Apulië naar de bezwerende tarantella.
In Rome gaat Bunnik in de Casa del Cinema op zoek naar de filmmuziek van Nino Rota en Ennio Morricone. Film is trouwens de moderne opera. Elke Italiaan kent het festival di San Remo, de jaarlijkse hoogmis van het populaire lied. Bunnik doet verslag van het songfestival dat zijn gelijke niet kent. Ze vertelt hoe ze in haar tienjaren luisterde naar Laura Pausini, de beroemdste winnares van San Remo. Het was de kiem van haar passie voor Italië en het Italiaans.
Reuring in San Remo
Dit boek is meer dan een muzikale reisgids, het is een liefdesverklaring van Miriam Bunnik aan Italië. Op elke pagina straalt de Italiaanse zon. Het boek geeft niet alleen veel informatie, de drieëntwintig hoofdstukken zijn spannend en meeslepend geschreven.
Er staan niet alleen veel Italiaanse liedjesteksten in het boek, met vertaling achteraan, Bunnik schrijft ook heel beeldend met een rijke woordenschat. In San Remo gaat ze nog even langs het theater, “om van de reuring te proeven”. Je hoeft geen italofiel te zijn om van dit heerlijke boek te genieten!