Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

Kamermuziek als dialoog: tussen stilte en klank, tussen individu en samenspel

Niet alle muzikale ontmoetingen zijn van tevoren bedacht – sommige ontstaan gewoon, omdat de muziek het vraagt. Zo’n zeldzaam moment gebeurde op zondag 28 september in Studio 4 van Flagey: cellist Victor Julien-Laferrière en pianist Lucas Debargue vonden elkaar in een kamermuzikale dialoog die allesbehalve vanzelfsprekend was.

Beide musici behoren tot de meest markante stemmen van hun generatie. Julien-Laferrière, winnaar van de Koningin Elisabethwedstrijd voor cello in 2017, staat bekend om zijn diepe, sonore klank en literaire benadering van de muziek. Zijn repertoire reikt van Bach tot Dutilleux, en hij is een veelgevraagd solist én kamermusicus. Debargue brak in 2015 door met een opvallende vierde plaats op het Tsjaikovski Concours in Moskou, en groeide sindsdien uit tot een fenomeen: autodidact, componist, muzikale denker – en bovenal een pianist met een uitgesproken, persoonlijk geluid. Zijn spel is nooit conventioneel, maar altijd doordacht en gewaagd – wars van effect en uiterlijk vertoon.

Het programma bracht een subtiele spanningsboog van laatromantiek tot vroeg-modernisme, met werken van Fauré, Vierne, Nadia Boulanger en Grieg. Elk stuk kreeg een unieke benadering, met aandacht voor zijn specifieke klankwereld en historische context. Wat deze avond bijzonder maakte, was niet het spektakel, maar de eerlijkheid en diepgang waarmee gespeeld werd.

Fluisterend afscheid, zonder pathos

De avond begon met de Sonate voor cello en piano nr. 1 in d klein, op. 109 van Gabriel Fauré (1845-1924) – een laat werk uit 1917, geschreven toen de componist langzaam doof werd. Die doofheid lijkt invloed te hebben gehad op zijn compositie, mogelijk doordat hij zich meer richtte op de innerlijke, onzichtbare klank van de muziek.

De vorm is klassiek, maar de inhoud introspectief en bezonnen. In het eerste deel (Allegro) is de melodie ingetogen, soms haast stamelend, met harmonieën die voortdurend uit hun centrum lijken te glijden. Geen retoriek, maar sereniteit. Debargue vond onmiddellijk de juiste toon: zijn toucher was zacht en gecontroleerd, zijn frasering helder en precies. Julien-Laferrière antwoordde met een warme, zangrijke toon – ingetogen, maar vol innerlijke resonantie. De cello sprak niet luid, maar bevestigde, als een stem die haar betekenis hervond in de stilte.

Het langzame tweede deel (Andante) ademde een verstilde kalmte, waarin de tijd haast tastbaar werd. De muziek golfde – vloeiend, zonder pose. De finale (Allegro commodo) was ritmisch gespannen, maar bleef altijd beheerst. Geen dramatisch afscheid, maar een rustige, overtuigde laatste ademhaling – eerlijk, ongekunsteld, en diep doorleefd.

Broeierige diepte en strijdlustige intensiteit

foto van cellist Victor Julien-Laferrière

cellist Victor Julien-Laferrière

Met de Cellosonate in b klein, op. 27 van Louis Vierne (1870-1937) betrad het duo een wereld van sonoriteit doordrenkt van donkere intensiteit en dramatische gelaagdheid. Deze sonate, geschreven in 1910 tijdens een periode van persoonlijke worstelingen voor Vierne, kwam tot leven in een interpretatie die zowel broeierig als gespannen was. De interne spanning van het werk was onmiskenbaar, en de musici begaven zich diep in de onontdekte hoeken van het muzikale landschap.

Het eerste deel (Poco lento – Allegro moderato) opende met een zorgvuldige, bijna zwoele vertraging in het poco lento. Het werd een moment van bezinning, waarin de cello en piano elkaar voorzichtig benaderden, als twee gelijktijdig rijpende stormen. In het daaropvolgende Allegro moderato ontvouwde zich een dramatisch conflict: de muziek schoot omhoog in kracht en emotie, met een levendig, bijna vertwijfeld elan. Julien-Laferrière en Debargue gaven hier een dynamisch spel ten beste, met scherpe contrasten die de gelaagdheid van Viernes compositie weerspiegelden. De spanning tussen de cello en piano was elektrisch, geen vanzelfsprekende harmonie, maar een voortdurende dialoog van tegenstellingen.

Het tweede deel, Molto largamente, bracht een welkome rust, maar niet zonder een zekere zwaarte. Het langzame tempo, bijna majestueus in zijn expressie, gaf ruimte aan de muziek om zich langzaam te ontvouwen in de ruimte. Hier klonken de lange lijnen van de cello als een lijdende, maar onverzettelijke kracht, terwijl de piano de rijke harmonie ondersteunde met een bedrieglijke eenvoud. Het was een moment van contemplatie, waarin de melancholie van de muziek zich langzaam in het bewustzijn nestelde.

In het afsluitende deel (Risoluto – Allegro molto) ging de strijd in de muziek verder, maar met een vernieuwde kracht en strijdlust. Het risoluto had de uitstraling van een strijdtoneel, waarbij elke noot met vastberadenheid werd neergezet, als een verklaring van wilskracht. Dit leidde naar een duizelingwekkend Allegro molto, waarin de snelheid en de energie tot een verpletterende climax werden opgebouwd. De cello en piano vervlochten hun stemmen in een eindspurt die de kracht en het tragische heroïsme van de sonate volledig tot uiting bracht. In deze finale was er geen ruimte voor sentiment; de muziek eindigde in een felle uitbarsting, strijdend en vol overtuiging, zonder de neiging tot overdramatisering.

Met deze uitvoering, die de dramatiek van Viernes sonate volledig omarmde, werd het publiek meegenomen op een reis van innerlijke strijd en strijdlust. Julien-Laferrière en Debargue vonden in hun samenspel een perfect evenwicht tussen expressie en controle, waarbij de geladen spanning tussen de twee instrumenten de ziel van het werk blootlegde. Een uitvoering die niet alleen de muziek van Vierne tot leven bracht, maar ook de ziel van de componist zelf.

Drie miniaturen, drie werelden

De Trois pièces van Nadia Boulanger (1887-1979) fungeerden als poëtisch intermezzo en waren dé ontdekking van de avond. Deze korte werken uit circa 1911 ademen de sfeer van Debussy, maar spreken vooral met een heldere, gespannen eigen stem. Geen programmamuziek, maar subtiele stemmingsportretten.

De eerste beweging (Modéré) klonk als een ingetogen gesprek, met een subtiel klankweefsel tussen piano en cello. Harmonieën gleden zacht, als licht over water. Debargues impressionistische kleuren vonden balans in Julien-Laferrières heldere articulatie.

Het tweede deel (Sans vitesse et à l’aise), bijna een muzikale haiku, werd uitgevoerd met ademloze concentratie. Slechts enkele noten, maar geladen met een emotionele rijkdom die nooit geforceerd klonk. Stil, maar buitengewoon expressief.

De laatste beweging (Vite et nerveusement rythmé) klonk speels en ritmisch verfijnd, met een sprankelende pianopartij en een lichtvoetige cello. Licht als een glimlach aan het eind van een brief – geraffineerd en intiem.

Lyriek en noordelijke distantie

De Cellosonate in a klein, op. 36 van Edvard Grieg (1843-1907) sloot het programma op een betoverende manier af. Dit werk, dat de Noorse componist in 1883 schreef, balanceert meesterlijk tussen romantisch pathos en volksmuzikale eenvoud. De klassieke vorm is duidelijk aanwezig, maar de harmonische taal en de melodieën zijn doordrenkt van Griegs Noorse roots – melancholisch, maar nooit zwaarmoedig.

In deze sonate klinkt de geest van het Noorden door, met zijn uitgestrekte fjorden, stormachtige luchten en het sobere, maar diepe landschap. Het is muziek die, ondanks haar soms weemoedige toon, niet in de modder van sentimenten valt, maar eerder een serene schoonheid ademt die de luisteraar in haar greep houdt.

Het eerste deel (Allegro agitato) opende met een heroïsch thema, sterk en energiek, maar het ontvouwde zich al snel in een lyrische dialoog tussen cello en piano. Griegs gebruik van contrasten was op zijn best in deze beweging: de aanvankelijke onstuimigheid maakte plaats voor delicate, melodieuze lijnen die als een ademtocht tussen de instrumenten heen en weer gleden. Julien-Laferrière zong met een warme, diepe toon, die zowel kracht als fragiliteit uitstraalde. Zijn frasering was breed en gelaagd, waardoor elke noot zowel dramatisch als poëtisch aanvoelde, zonder ooit in overdrijving te vervallen. Debargue ondersteunde dit met een ritmisch stevige begeleiding, zijn spel geworteld in de dans en de volksmuziek van Griegs thuisland. Het was een interactie tussen twee muzikale stemmen die elkaar als het ware in de armen vielen, maar zonder dat er sprake was van overdaad.

In het tweede deel (Andante molto tranquillo) veranderde de sfeer radicaal. Deze nocturne, met zijn diep Noorse ziel, ademde stilte en ruimte. De musici namen hun tijd om elke melodie te laten ademen, de noten klonken als druppels die in een stille bergvijver vallen. Dit gedeelte was doordrenkt van een verstilde poëzie die nooit in sentimentaliteit verviel, ondanks de melodische weemoedigheid die het werk zo kenmerkt. Julien-Laferrières spel was hier uiterst subtiel, met een ingetogen klank die de contemplatieve aard van het stuk perfect vertaalde. Debargue volgde hem in een poëtische rust, waarbij zijn handen de toetsen als het ware aaiend beroerden, wat de muzikale stilte des te dieper maakte. Het was alsof de muziek de ongerepte natuur van Noorwegen weerspiegelde: stil, mysterieus, maar tegelijkertijd vol onontdekte diepten.

In de finale (Allegro molto e marcato) opende het duo zich volledig. De muziek barstte van energie, vol kleur en levendigheid, maar zonder overdrijving. Hier klonken de volksmuzikale invloeden het duidelijkst: ritmisch, dansbaar, maar nooit geforceerd. De piano vormde een stevige basis met zijn stuwende ritmes, terwijl de cello boven alles uitstak, zijn lijnen in de ruimte werpend. Toch was er in de uitvoering geen sprake van triomf; de sonate eindigde niet met een bravoure die naar de overwinning strekte, maar met een open, uitnodigende adem – een muzikale horizon die de luisteraar uitnodigde om verder te luisteren, te ontdekken, en zich over te geven aan de ongerepte schoonheid van de muziek.

Een kunst van luisteren en spreken

foto van pianist Lucas Debargue

pianist Lucas Debargue

Wat deze avond in Flagey zo bijzonder maakte, was niet alleen het repertoire, maar vooral de manier waarop Julien-Laferrière en Debargue het samen aanvlogen: niet als solisten, maar als gelijkwaardige gesprekspartners. Het was hun eerste optreden samen, en dat gaf de muziek een extra laag spanning en kwetsbaarheid. Het bisnummer – het betoverende Andante uit de sonate voor cello en piano van Sergei Rachmaninov (1873-1943) – was de perfecte afsluiter en laat ons verlangen naar een volgend concert van deze authentieke klassemusici, die elkaar duidelijk hebben gevonden.

Hun interpretaties waren geen eindpunten, maar open processen: onderzoekend en vrij van effectbejag. De manier waarop ze samen werkten was een voortdurend gesprek, waarin geen enkele beslissing definitief was, wat de muzikale ervaring extra intens maakte. In de intieme akoestiek van Studio 4 – een architectonisch en akoestisch pareltje – kwam deze benadering perfect tot haar recht.

Flagey bevestigde opnieuw haar reputatie als trefpunt van kwaliteit en diversiteit, waar jong talent en ervaren kunstenaars elkaar ontmoeten. Dit concert weerspiegelde die missie in haar puurste vorm: een dialoog tussen stijlen, tijden en stemmen.

Hier stond niet het grote gebaar centraal, maar de grote kunst. Tussen de noten door klonk iets zeldzaams: waarachtigheid.

Details:

Titel:

  • Kamermuziek als dialoog: tussen stilte en klank, tussen individu en samenspel

Wie:

  • Victor Julien-Laferrière, cello & Lucas Debargue, piano

Waar:

  • Flagey, Brussel

Wanneer:

  • 28 september 2025

Foto credentials:

  • Victor Julien-Laferrière: © Lyodoh Kaneko & Lucas Debargue: © Tim Cavadini

Blijf op de hoogte

Elke donderdag sturen we een nieuwbrief met de meest recente berichten op onze website

– advertentie –