Het lijkt op het eerste gezicht een wezensvreemde samenstelling, met de door elkaar geweven pianowerken van Domenico Scarlatti en Aleksandr Skrjabin, maar natuurlijk heeft de Duitse pianist Julius Asal (*1997) er voor zijn debuutalbum goed over nagedacht. Hij heeft – het is zonneklaar – op zowel inventieve als unieke wijze die twee totaal van elkaar verschillende werelden op onovertroffen wijze tot elkaar gebracht. Wat zowel voortvloeit uit de geraffineerd gekozen opbouw als van – zo te horen – twee in klank behoorlijk van elkaar verschillende concertvleugels, de keuze afhankelijk van wat de pianist hier onder handen heeft: Skrjabin (donkerder, met een meer sonoriteit) of Scarlatti (lichter, transparanter van toon). In de toelichting heb ik er, vreemd genoeg, echter niets over mogen lezen.
Het openings- en slotfragment op deze cd is niet, zoals ik elders in een recensie las, het vierde deel uit Skrjabins Pianosonate in f, op. 6, maar daaruit slechts het korte ‘Quasi niente’, hier in de dubbelrol van proloog (door Asal enigszins afwijkend vormgegeven ten aanzien van het hieronder afgebeelde origineel) en epiloog (wel volgens de gedrukte partituur).
Dit ‘quasi niets’ dient zo zacht mogelijk te worden gespeeld: pppp. Het komt opnieuw, maar nu zonder Asals ingreep, terug in het middengedeelte van dit recital, deel uitmakend van het slotdeel in de volledig uitgevoerde sonate (1. Allegro con fuoco; 2. [Adagio]; 3. Presto; 4. Funebre).
Een verbindend en logisch element zijn de toonsoorten, met daar waar de overgang tussen de deeltjes tot een aanzienlijke en ongewenste kloof in stijl of emotie zou hebben geleid, de door de pianist zelf ontworpen ‘transities’.
Asal heeft het programma als geheel vloeiend willen ‘modelleren’. Het verklaart tevens dat de uiteenlopende karakteristieken van deze stukken niet alleen voor het nodige aanvullende contrast zorgen, maar ook dat ze zowel op natuurlijke wijze zijn ingebed als een avontuurlijke uitwerking hebben: afwisselend contemplatief, furieus, warm-lyrisch, dansant, ritmisch pregnant, ja zelfs mystiek. Kortom, het is van deze jonge pianist een prestatie van formaat.
Deze manier van programmeren (of beter nog: met elkander verweven) betekent dat de stukken afzonderlijk elkander voortdurend weten te versterken, met de door Asal ontworpen exquise transities als overbruggende intermezzi. Daarbij past het in alle opzichten eveneens geweldige pianospel: Asal toont zich niet alleen een groot virtuoos, maar ook een geweldige interpreet die zich de rol van uiterst muzikale verhalenverteller met gemak en in volle overtuiging lijkt te hebben aangemeten. De opname is eveneens schitterend.
Een heel bijzonder recital dat navolging verdient, al was het maar omdat het de zo sterk ingeburgerde conventies in de programmering van concerten en muziekdragers doorbreekt. Dan dient het uiteraard wel op een net zo ingenieuze manier te worden samengesteld!