Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

  • Jeroen D’hoe, een klassieke componist...

Jeroen D’hoe, een klassieke componist die schrijft over popmuziek: dàt moet je lezen!

In 2008 volgde ik aan het Lemmensinstituut in Leuven een seminarie bij Jeroen D’hoe over The Great American Songbook. Sinds mijn jeugdjaren ben ik verliefd op die songs uit al die musicals, al of niet in die vele prachtige jazzversies ervan. Sinds dan ook luistert m’n ene oor naar jazz en pop, het andere naar klassiek. Nu heeft die “klassieke” componist, die D’hoe toch is, een boek geschreven over pop. En wélk boek. Origineel als altijd presenteerde hij het op een bijzondere manier,  met een heuse show in de Leuvense stadsschouwburg. Daar kon je hem bewonderen zoals ik dat ook deed in zijn lessen: immer gevat en helder, bedachtzaam maar ook met vlotte flair, aan de piano én geflankeerd door jonge popartiesten die zijn talkshow (een “TED-talk” eigenlijk) verklankten.

Heel dat boek ademt diezelfde sfeer. Gestructureerd van begin tot einde, academisch én frivool. Het is overweldigend qua research, met tekstanalyses (“verse”, “bridge”,  “chorus”…) en muziekanalyses (akkoorden, compositie technieken, de “AABA”- structuur,  sampling….). Niet echt een geschiedenis van de popmuziek, nee, hij doet dat origineler. Hoe die muziek ontstaan is moet blijken uit zijn verhaal over De Masters of Pop.10 iconische popalbums die de wereld veranderden. En dat zijn er met meer dan “oorwormen” waarvan de “hook” je nooit meer loslaat.

Maar vergis je niet: dit is niet enkel een boek voor musicologen. Het hele boek door, zelfs met speciale lay-outs aangemerkt, plaatst D’hoe dit alles in de evoluerende maatschappelijke context. Dat is zo waardevol aan dit werk. Een eye-opener voor wie nog niet wist dat elke generatie zijn popmuziek had, heeft en zal hebben. Dat het boek overvloedig geïllustreerd is hoeft geen betoog. En wie nog meer wil weten snuistert maar in de vele pagina’s voetnoten en de bibliografie. Zo’n profs moesten studenten meer hebben, academici die ook in hùn wereld staan. Je hoort de schrijver lesgeven en het leest als een documentaire.

De fundamenten van die muziek vindt hij bij de Broadway-musicals zoals die gemaakt werden in de New Yorkse muziekuitgeverijen van Tin Pan Alley en bij de zwarte blues. Dat het eerste zit vervat in het innoverende prototype van de Amerikaanse musical Show Boat, de tweede case-study wordt het album van de blues legende Muddy Waters. Je schrikt bijna van de hoeveelheid kennis die D’hoe hier boven water haalt over die pijlers waarop popmuziek steunt. En dat gaat zo door bij de volgende delen. Over de Rock’-n-roll bijvoorbeeld, die fifty-fifty mix van witte (country) en zwarte (rhythm & blues) muziekgenres. Twee volgende albums van wie anders dan die twee pop pioniers Elvis Presley en Chuck Berry, allebei slopers van raciale barrières, schrijft D’hoe. Bovendien betekende de bruisende muziek op die twee albums ook maatschappelijk en cultureel een copernicaanse revolutie: met die rebelse Rock-‘n-roll revolteerden in de jaren vijftig tieners en adolescenten tegen bestaande genderrollen, seksuele normen en de rassenverhoudingen van de gevestigde orde. ”Voor het eerst hoorden ze erbij en deden ze ertoe”, schrijft D’hoe en dat besefte de muziekindustrie eerder dan hun ouders.

Een volgend baanbrekend popalbum? Eentje van The Beatles. En welk! Moe van de uitputtende wereldwijde concerttournees dook het viertal liever weer de opnamestudio in en kwam er terug uit met een waarlijk innovatief album. Een “caleidoscoop van klanken en genres” noemt D’hoe hun Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band. Het werd een wonderbaarlijk succes. “Nooit eerder gehoord” is een geldige verklaring voor dit succes, het wàs en klonk anders. Hoe? Dat vertelt de auteur met informatie, anekdotes en analyses uit de vele bronnen die hij opzocht om dat te duiden. Hij schetst tot in detail hoe elke song van dat album tot stand kwam. Hij lijkt wel zelf in de opnamestudio te zitten en te monteren. Maar je geniet meteen ook mee van het muzikaal gestoei en het gekke plezier dat de fab four daar ter plekke hadden.

Uiteraard kon hij bij het profileren van de vele pop-singer-songwriters ofte schrijver-uitvoerders niet om Bob Dylan heen. Uitermate boeiend om lezen is het hoe een jonge folkie als Dylan het bracht tot Nobelprijswinnaar literatuur en model stond voor die talloze andere singer-songwriters uit zijn tijd. Hij overklaste ruimschoots zijn eigen idolen en voorlopers als Woody Guthrie en Pete Seeger die hij grondig bestudeerd had. Telkens lees je ook weer die overvloed aan kennis, mét voortdurend verhelderende musicologische ontledingen, zowel compositorisch, productioneel-technisch als tekstueel. En wat het boek ook zo boeiend maakt, telkens ingebed in die bijzondere Zeitgeist.

Nog een andere artistieke mijlpaal vindt zijn plek als iconisch album. Het is Trio, van het country trio Linda Rondstadt, Emmylou Harris en Dolly Parton. Het betekende een totale herwaardering van de traditionele countrymuziek en D’hoe beschrijft uitgebreid waarom, met verhalen over ontstaan, sequels en impact ervan. Een zevende album dat D’hoe zeer ter harte gaat is Graceland van Paul Simon. Na zijn laatste folk-rock cd met Art Garfunkel zocht de introspectieve Simon naar nieuwe meer diverse muzikale stijlen, exploreerde internationale genres wat hem ook bij sterk ritmische Zuid-Afrikaanse dansmuziek bracht. En vooral ook naar een omgekeerd “songwriting-proces”: eerst een ritmische basis-track, pas dan een melodie. Twee zaken maken dit album zo belangrijk voor de ontwikkeling van de westerse popmuziek: het populariseerde de wereldmuziek én gebruikte nieuwe compositie en productie technieken.

In een laatste deel schetst D’hoe eerst de evolutie ( van 1850 tot 1950) van wat lange tijd bekend stond als “negro -spirituals” naar de gospelsongs met vocal-harmony groepen (Golden Gate Quartet…) en dan volgt de hele overgang “van de kerk naar de dansvloer” zoals hij het gevat benoemt. Met de soul, de rhytm and blues of R&B, disco, funk, house en uiteindelijk hiphop.

Prachtig ook weer de analyses rond de iconische song  Respect uit een album van Aretha Franklin. En dan over de House  dansmuziek uit Chicago, de explosie van de disco uit  New York, de Motown hitfabriek uit Detroit eindigend bij een echte revelatie, de gendernormen verleggende rap van Lauryn Hill: “Guys ….you  better watch out”  / Girls, …you better watch out” uit haar immense hit Doo Wop  (That thing). D’hoe noemt sommige muzikale vondsten van zijn iconen briljant, maar je kan zijn vondst om dat alles zo knap te boek te stellen zonder meer ook briljant noemen.

Je kan natuurlijk al die keuzes bevragen en betwisten (één keer maar  kwam ik ABBA tegen, ook maar één keer Michael Jackson…) maar er spreekt een visie uit dit werk die bewondering  afdwingt.  En vooral, ze is gebaseerd op een ontzagwekkende kennis van de materie. Het is geschreven met een sérieux dat lange tijd het alleenrecht van schrijven over “klassieke” muziek was. Maar popmuziek had dringend nood aan een verhaal dat het ook verheft tot een volwaardig genre, tot het niveau van kunstmuziek. Heel terecht is ondertussen zijn  cursus  popmuziek  aan de KU Leuven ondergebracht in de masterproef Culturele Studies.

Details:

Titel:

  • Jeroen D’hoe, een klassieke componist die schrijft over popmuziek: dàt moet je lezen!

Wie:

  • Jeroen D'hoe

Blijf op de hoogte

Elke donderdag sturen we een nieuwbrief met de meest recente berichten op onze website

– advertentie –

© 2024 klassiek-Centraal.be - Alle rechten voorbehouden.