De Kölner Philharmonie is één van de bijzonderste concertzalen in onze contreien. Samen met het Museum Ludwig werd het ontworpen door de architecten Busman en Haberer en in 1986 geöpend. Het staat in hartje Keulen, vlakbij de dom en het centraal station. Het moderne amfitheater, waarbij het publiek rondom het podium zit, biedt plaats aan meer dan 2000 luisteraars. Het heeft twee huisorkesten (Gürzenich en WDR orkesten), maar het zijn vooral de grote namen en orkesten die seizoen na seizoen te gast zijn en publiek trekken.
Komeet
Op vrijdag 22 augustus was er het openingsconcert van het seizoen 25/26 van de Kölner Philharmonie. Ik ben vooral naar het concert gekomen om de jonge dirigent Klaus Mäkelä eens live aan het werk te horen en zien. Op dit concert dirigeert hij het Amsterdam Concertgebouworkest in Mozarts Pariser symfonie (de 31ste) en het Concerto voor orkest van Béla Bartók. De Nederlandse stervioliste Janine Jansen is soliste in het eerste vioolconcert van Sergei Prokofiev.
Dirigent Klaus Mäkelä is de laatste jaren als een komeet doorgebroken. Pas vijf jaar terug is hij, als 24-jarige, aangesteld als chef van het Oslo Philharmonic. Daarna ging het razendsnel. Hij was al gastdirigent en partner van heel wat wereldberoemde orkesten. In 2027 wordt hij de nieuwe chef-dirigent van zowel het Concertgebouworkest als het Chicago Symphony Orchestra. In 2027 zal hij pas 31 zijn. Het is uitzonderlijk dat een orkest met een zo lange traditie als het concertgebouw Amsterdam een zo jonge dirigent als nieuwe chef aanstelt.
Jonge God
Wat maakt iemand een topdirigent? Bij Mäkelä zijn het geen decennia ervaring. Dirigeren is communicatie en overtuigingskracht en uiteraard moet een dirigent de partituur door en door kennen. Bij het Concertgebouw zijn het vooral de muzikanten zelf, die hem als nieuwe chef willen. Hij komt ook uit een muzikaal nest en was eigenlijk op weg om een solocarrière als cellist uit te bouwen. Ook als dirigent blijft hij een musicus onder de musici. Als jonge God wordt Mäkelä in het management van de klassieke muziek uiteraard ook vermarkt zoals een fotomodel.
Mozart schreef zijn Pariser symfonie in 1778 in opdracht van de Parijse Concerts Spirituels, één van de eerste openbare concertverenigingen. Voor het Parijse publiek mocht het niet te diepzinnig zijn en moest veel lawaai maken. Van bij de eerste akkoorden wordt de zaal gevuld met de rijke klank van het Concertgebouworkest, met de Berliner en de Wiener één van de beste orkesten ter wereld. Wellicht kunnen ze dit zonder dirigent, maar Mäkelä voegt wel enkele verrassende accenten en nuances bij.
Magistraal
De Nederlandse violiste Janine Jansen staat al bijna twintig jaar aan de top. Het eerste vioolconcert van Prokofiev heeft ze ook met Mäkelä en zijn Oslo Philharmonic opgenomen. Ze speelt prachtig dromerig en smekend in het eerste deel, vinnig en frenetiek in het tweede deel. Van Jansen dacht ik dat ze misschien té expressief en dramatisch uit de hoek zou komen, maar hier was alles in evenwicht in een magistrale uitvoering.
Het concerto voor orkest van Béla Bartók is één van de merkwaardigste meesterwerken voor orkest van de twintigste eeuw. Hij was al ziek, leed aan leukemie toen hij van Serge Koussevitsky de opdracht kreeg een orkestwerk te schrijven. Zijn laatste grote werk is geen symfonie maar een concerto, waarbij hij groepen instrumenten in het orkest met elkaar laat concerteren. Zowat alles van Bartók zit erin: onregelmatige ritmes, mysterieuze nachtmuziek, opzwepende motieven etc. Mäkelä en het Concertgebouworkest maken er iets groots van.
Gouden klank
Hier en daar is er ook iets wat ik nog nooit heb gehoord in andere uitvoeringen van Bartóks concerto voor orkest. Bij de reprise van het thema in de fagotten in het tweede deel (vanaf maat 165) laat de dirigent de derde fagot niet begeleiden, maar wordt zijn partij de hoofdlijn. Anderzijds waren de nerveuze accenten van viola cello bas (vanaf maat 57) in hetzelfde deel nauwelijks te horen. Hun tegentijden (accent op de tweede zestiende van de maat) zijn een soort open zenuw in dat deel, maar dit kwam er nauwelijks uit. In het vierde deel klonk de hobo solo dan weer wat te slepend, het tempo van dat deel in zijn geheel te weinig strak.
Genoeg kritiek, het eindakkoord maakte alles goed, een schitterende gouden klank waarmee dit openingsconcert van de Kölner Philharmonie prachtig werd afgesloten. De toegift was een mooie epiloog na Bartók, een deel uit de Dansen van Galánta van Zoltán Kodály.