Het Festival 20-21 liet ons opnieuw weinig bekend werk ontdekken maar dit keer vooral ook een minder bekend uitvoerder én terzelfder tijd ook componist, de jonge Leuvense pianist Brecht Valckenaers. Hij speelde het volledige Musica Ricercata van György Ligeti die daarmee op zijn avant-gardistische manier allerlei muzikale structuren, ritmes en stijlen wou “onderzoeken”. Hij deed dat in 11korte stukjes. Tussendoor waren composities geprogrammeerd van andere avant-gardisten zoals Helmut Lachenmann, Henry Cowell, György Kurtág, George Crumb maar ook Béla Bartók. Echte kers op de taart waren de interludia van Valckenaers zelf. Wonderlijke maar korte composities van hemzelf, zich al of niet baserend op die bekende 20e -eeuwse voorlopers, maar vooral gespeeld met een ongeziene lenige kracht. Waarlijk een revelatie. Bij het einde van het concert moest geen moment gewacht worden op de staande ovatie.
Vaak wordt bij optredens té veel aandacht besteed aan de uitvoerders en té weinig aan de componist. Hier kon je nu meteen beide feliciteren. Hier geen dwingelandij van de partituur. Hier bijna pure improvisatie, weliswaar genoteerd in dat soepele brein van die jonge pianist. Hier was alles aanwezig. Een uitstekende uitvoering van een jonge Ligeti partituur die het resultaat was van zijn zoektochten naar compositietechnieken, samengevat in zijn Musica Ricercata; een vlekkeloze kennismaking met aantal componisten die ook experimenteerden met nieuwe klanken en uiteindelijk de interludia-resultaten van Valckenaers eigen muzikaal onderzoek. Maar partituren had Valckenaers op geen enkel moment nodig. Veel componisten schrijven voor de eeuwigheid, de jonge Valckenaers zat diep verankerd in het hic et nunc. Wat een zaligheid. Fenomenaal, bijna geniaal.