Het is een gedurfde boodschap van auteur en musicoloog Ignace Bossuyt om in de eerste bladzijden zijn lezers al te waarschuwen dat dit geen makkelijke lectuur wordt. Nee, zo zegt hij, want ook “al is dit nog voor velen geen vanzelfsprekende optie, het is niet zinvol over muziek te schrijven zonder gebruik van vakterminologie”.
Maar geen erg, we weten dat Ignace Bossuyt een eerste klasse pedagoog is. Daarom blijft het aangenaam om hem de compositorische principes te horen uitleggen, dit keer van Haendel, de jónge Haendel. Bovendien is er weer een uitgebreide lijst met verklaringen van die vakterminologie opgenomen. Desnoods haal je er zijn uitstekende “Van noten en tonen. Wegwijs in de muzikale begrippen” bij.
Maar goed, die jonge Haendel dus… We volgen hem vanaf zijn geboortestad Halle, zijn reizen naar Berlijn en Hamburg en natuurlijk zijn Italiaanse jaren tot hij vanuit Hannover voorgoed naar Londen vertrekt. Inleidend op dit alles lees je eerst een intelligente schets van de vele muzikale genres die ten tijde van Haendel en Bach (het waren leeftijdsgenoten) in Europa rondwaarden.
In de situering van Haendels jonge jaren komt Bossuyt een paar componisten tegen die hij beschreef in zijn meest recente kanjer over de Duitse barok, o.a. Scheidt, Krieger, Froberger, Kerll en Kuhnau. Hij vertelt over het eerste werkstuk van de veertienjarige Haendel. En het gaat ook over zijn kennismaking en vriendschap met Telemann, toen nog twee jongens van 14 en 18 jaar en over Haendels verblijf in de handelsstad Hamburg. Samen met Johann Mattheson, toen ook pas 18, trok hij naar Lubeck om er Buxtehude aan het werk te horen. Ook hij was een Jeugdvriend, alle, drie opzoek naar een muzikale carrière en aanstelling. Later reisde de protestant Haendel naar het katholieke Italië, toen een lappendeken van aparte staatjes en verbleef er in Rome, Firenze, Napels, Venetië. Drie jaar duurde dat. En hij kon er werken dank zij een paar serieuze mecenassen, onder wie de Romeinse kardinaal Pamphili, van het nog altijd schitterende Palazzo Doria Pamphili op de Via del Corso. Die Italiaanse periode leverde hem twee oratoria op, cantates en nog ander liturgisch werk en twee opera’s. Zijn Agrippina schreef hij in Venetië. Over de perikelen die dat alles met zich meebracht de vertelt Bossuyt je in detail, ook over zijn terugkeer naar Hannover. Maar Londen wenkte al. Hij reisde er twee keer naar toe om er dan definitief te blijven. En daar eindigt die erudiete biografische schets over Haendels jonge jaren.
En dan begint een indrukwekkende analyse van wat Haendel allemaal schreef in die eerste Londense jaren (tot 1713), vocaal en instrumentaal, 34 stuks van de meer dan 100 composities die hij toen schreef. … En ook al weer met de suggesties om die meteen te beluisteren door de QR code te gebruiken die mee wordt afgedrukt én stukken tekst (telkens ook vertaald) en partituur. Het is een standaard methode geworden bij boeken die handelen over muziek. In bijlage ook nog vele luistervoorbeelden op YouTube en Spotify
Na al die uitgebreide analyses en besprekingen van die eerste Londense composities uit de jonge jaren van Haendel, besluit Bossuyt hoe ondergewaardeerd ze wel zijn en al zeker niet bekend. Overigens ook niet in Klara’s Top 100: Haendel belandt er halverwege met 2 werken, Bach scoorde 13 hits. Onnodig op te sommen hoe grondig de auteur al die jonge werken ontleedt. Alleen nog dit. Het is met een heel interessant discours dat Bossuyt zijn nieuwste boek beëindigt. Over hoe Haendel al die verschillende Europese muzikale stijlen probleemloos assimileert in zijn eigenwerk en met de Duitse traditie, de Italiaanse lyriek en de Franse galanterie naar Engeland trekt. Maar vooral ook hoe Haendel niet als een mindere componist moet gezien worden omwille van zijn vele ontleningen uit eigen werk en dat van tijdgenoten. En hij citeert daarbij Goethe: “Ik heb kunstenaars gekend die er prat op gingen dat ze geen enkele meester zouden hebben gevolgd. Ze zouden integendeel alles slechts aan uit hun eigen genie te denken hebben. Wat voor dwazeriken!.” Bossuyt voegt er een uitspraak van de grote musicoloog en componist Johann Mattheson aan toe: “…als de overname maar een betere en mooiere gedaante krijgt dan in de context waaruit ze ontnomen werd.” Nu is wachten op het tweede deel waarin Georg Friedrich Haendel, dat Duitse vroegrijpe talent, het bruisende Engelse operaleven in duikt en er triomfen viert. Maar het is duidelijk dat zelfs de jonge Haendel herwaadering verdient. Bossuyt bewijst overtuigend dat hij meer is dan de Ombra mai fu en de Lascio ch’io pianga waarmee hij op 43 en 45 belandt op de recentste Klaralijst.
- WIE: Ignace Bossuyt
- WAT: Georg Friedrich Haendel. De jonge jaren (1685-1713)
- UITGAVEN: Davidfonds/Standaard uitgeverij, 2022, 301 blz.
- BESTELLEN: Standaard Uitgeverij