Op 26 september rondde het Festival van Vlaanderen Gent de 46ste editie af met een concert in de indrukwekkende Gentse Sint Pieterskerk waarvan de wijde beuken gevuld waren met een aandachtig en geestdriftig publiek van alle leeftijden. Het publiek genoot duidelijk van dit wervelend slotconcert samengesteld door Anneleen Lenaerts, de Vlaamse harpiste van de Wiener Philharmoniker . Wervelend want aansluitend bij het hoofd-thema van het festival dat Wenen en de wals had gekozen. Dat mocht wel na een jaar dat niet bepaald vrolijk was geweest, meende Veerle Simoens, de directeur van Gent Festival van Vlaanderen en het aldus formuleerde : “uiteindelijk heeft de driekwartsmaat van de wals slechts één zware en twee lichte tijden en wint de lichtheid het altijd van de weemoed! Is de zegswijze : “de toestand is hopeloos maar niet ernstig” niet typisch Weens?
Rondde Anneleen Lenaerts het festival af dan waren het haar collega’s die het openden. Na een afwezigheid van iets meer dan veertig jaar concerteerde de Wiener Philharmoniker opnieuw in de Sint-Baafskathedraal. Ook in deze unieke concertruimte was er amper een stoel vrij om te luisteren naar uitvoeringen van de vierde symfonie van Bruckner en de achtste, de onvoltooide, van Schubert. Onder leiding van de hoogbejaarde maar nog altijd bijzonder alerte Zweedse dirigent Herbert Blomstedt liet het befaamde Weense orkest zijn warme, unieke klank onder de hoge gewelven openbloeien om daarmee zijn eigen “kathedraal van klanken” op te bouwen en het festival op grandioze manier in te leiden. En wanneer een opgetogen publiek onder het feestelijk gebeier van de kathedraalklokken uit de kathedraal stroomt, dan weet je dat het feest opnieuw is begonnen.
Gedurende drie weken was er bijna dagelijks een concert dat op een of andere, soms verrassende manier, bij het thema “Take this waltz” aansloot en natuurlijk was er opnieuw een editie van “Ode Gand” goed voor “muzikale betovering op en langs het water”. Er was keuze tussen meer dan tien verschillende routes doorheen de stad met telkens drie concerten van uiteenlopende genres. ’s Avonds was ik graag, zoals vorig jaar, opnieuw meegevaren langs de feeërieke waterwegen om er unieke ontmoetingen tussen verschillende muzikale werelden mee te maken in een magische sfeer. Maar op hetzelfde ogenblik opende Opera Ballet Vlaanderen het nieuwe seizoen in de Gentse Opera met “Der Silbersee” de zelden gespeelde opera van Kurt Weill . Dus…. Een moeilijke keuze!
Terug naar Wenen en het Gentse operagebouw dat voor het Festival in zijn mooie Lully-zaal “Het Collectief” ontving. Dat is een vijfkoppig kamermuziekensemble geïnspireerd door het door Arnold Schönberg in 1918 opgerichte “Verein für musikalische Privataufführungen”. Schönberg wou daarmee een select publiek laten proeven van nieuwe, hedendaagse muziek, afgeschermd van vijandige pers. Omdat het Verein niet over een groot orkest beschikte, werden de werken voor die privé-concerten aangepast voor kleinere ensembles. Dat is ook nodig voor “Het Collectief”, een kamermuziekensemble opgericht in Brussel in 1998, dat bestaat uit Wilbert Aerts (viool), Julien Hervé (klarinet), Thomas Dieltjens (piano), Toon Fret (fluit) en Martijn Vink (cello) en zich primair richt op de roots van het modernisme: de Tweede Weense School maar daarnaast ook twintigste-eeuwse en nieuwe muziek speelt. Op hun programma in Gent , niet helemaal zoals gepland, Debussy’s “Prélude à l’après-midi d’un faune” in een bewerking van Tim Mullema, “Schönbergs “Kammersymphonie opus 1”, in een arrangement van Anton Webern en “Verklärte Nacht”van Schönberg in een arrangement van Eduard Steuermann. De heren musiceerden vol overgave voor een beperkt publiek dat geestdriftig reageerde en een extraatje kreeg.
Mijn volgend concertbezoek van het Gentse Festival bracht me naar de Bijloke waar de gevierde Nederlandse violiste Janine Jansen samen en het Amsterdam Sinfonietta het publiek vergastte op Tsjakovski’s “Serenade voor strijkers” en Vivaldi’s “Vier jaargetijden” overbekende, populaire composities die goed klonken in de vernieuwde concertzaal en het publiek gelukkig maakten. Bij mij sprong de vonk niet echt over. Maar dat lag waarschijnlijk meer aan mij dan aan de uitvoeringen.
De start van het opera -seizoen in de Munt met de creatie van “The time of our singing” de nieuwe opera van Kris Defoort vroegen extra aandacht. Maar ik was present in de zaal van de Gentse opera voor de liederavond van de Britse tenor Ian Bostridge, aan de piano begeleid door Julius Drake.
Op het programma “Die Winterreise” van Schubert. , een liedcyclus die Bostridge reeds heel dikwijls vertolkte live en in opnames en in geschriften ontleedde. Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet zo van zijn tenorstem houd, zeker niet in dit repertoire. De kleur is te uniform en de stem mist glans. Maar daar tegenover staat zijn voortreffelijke tekstprojectie, zijn inleving en voorbeeldige stembeheersing. En zo kan Bostridge zijn publiek toch in de ban houden, wat de goed gevulde operazaal bewees.
De ene tenor is de andere niet en dat bleek duidelijk in de volgende concerten met als blikvanger tenor Rolando Villazon. Eigenlijk was hij er vooral bij in zijn functie van “Intendant Mozartwoche”, directeur van het jaarlljkse Mozartfestival in Salzburg in januari dat nu ook “on tour” gaat. Maar het Festival van Vlaanderen had het vooral over “de internationaal vermaarde tenor”. En van die is niet zoveel meer overgebleven zoals uit zijn twee, eerder pijnlijke, zangbeurten bleek. “Ster” van de eerste avond was de viool die blijkbaar destijds door Mozart zelf bespeeld werd. Dit keer viel die eer te beurt aan Hugues Borsarello, een Franse violist die samen met een andere Fransman, de pianist Paul Montag met zwier vioolsonates van Mozart vertolkte en “dé viool” in het applaus liet delen! Tussendoor las Rolando Villazon (aangekondigd als de rasverteller!) een aantal brieven van Mozart en zong hij één korte (mij onbekende) aria. De tweede avond zaten de musici van de Camerata Salzburg op het podium. Ze werden gedirigeerd door de Franse hobo-virtuoos François Leleux die een handig dirigent was voor een orkest dat zijn leiding niet echt nodig had maar vooral als virtuoos hoboïst schitterde in Mozarts hoboconcerto in C, KV 314. Tussendoor zong Rolando Villazon met ruige en weinig soepele stem twee korte aria’s onder meer uit ‘Il re pastore” maar niet “Il mio tesoro intanto” de in het programma aangekondigde “fenomenale” aria van Don Ottavio uit “Don Giovanni” waarvan hij de coloraturen zeker niet meer aankan.
Met een thema als “Take this waltz” mocht het festival beslist ook de dans niet vergeten en vroeg aan de Hongaarse danser Gabor Kapin, balletmeester bij Opera Ballet Vlaanderen, om een choreografie te ontwerpen. Op walsen van een aantal componisten zoals Kreisler, Strauss, Chopin, Tsjaikovski en Saint-Saëns exploreerde Kapin de meer gevaarlijke, donkere kant van de wals. In zijn ballet “Après le bal” schetst hij wat de niet altijd aangename belevenissen kunnen zijn van een jonge vrouw op een debutantenbal en daarna. Zo staat het in de programmatekst. Op het kale, donkere, sfeerloze toneel van de Capitole was dit moeilijk af te lezen en zo keek je voornamelijk naar de sierlijke, virtuoze evoluties en de expressieve beurten van drie dansers en vier danseressen, meestal leden van het Ballet Vlaanderen met uitzondering van Nina Tonoli, de Gentse danseres die onlangs het ballet van de Weense Opera inruilde voor het Nationale Ballet Nederland. Voor de muzikale begeleiding, vanaf hun plaats ergens opzij van het toneel zorgden Maximilian Lohse (viool) en Alexander Declercq (piano).
En zo danste de 46ste editie van Festival van Vlaanderen Gent langzaam naar zijn einde toe. Maar eerst was er nog de uitvoering van Mahlers “Das Lied von der Erde” door de Camerata Royal Concertgebouw Orchestra . De dertien musici van dit ensemble brachten “Mahlers laatste reis in kamerformaat” in het arrangement van Arnold Schönberg. Rolf Verbeek dirigeerde en de vocale partijen waren toevertrouwd aan de mezzosopraan Barbara Kozelj en de tenor Marcel Reijans. Het werd een ontroerende, intieme vertolking door twee zangers en dertien instrumentisten die samen de wereld opriepen die Mahler inspireerde en ons ontroerde. Ik genoot bijzonder van de warme, fluwelen mezzo-sopraan van Barbara Kozelj. Jammer dat ze de tekst niet duidelijker projecteerde.
Van melancholie was er geen sprake in het feestelijk slotconcert in de Gentse Sint-Pieterskerk waar Anneleen Lenaerts haar gouden harp bespeelde en virtuoze bewerkingen van populaire melodieën, Weense en andere, liet horen. Ik genoot heel veel van de bewerking van de melodieën van Puccini’s “Bohème” volgens het programmablaadje een eigen bewerking van Anneleen. Bijgestaan door de jonge dames van het Seleni strijkkwartet rondde ze het concert af met andere bekende nummers zoals de Rosenkavalier-wals van Richard Strauss en het publiek bleef maar applaudisseren.
Het was een feestelijk slot van een geslaagd festival dat nog heel wat meer bood dan ik kon bijwonen en hier beschreef zoals de “Tribute to Leonard Cohen” met componist-dirigent Dirk Brossé of de ontdekking van het intieme stadsfestival “Whispering Leaves” in verborgen tuinen en parken.
Goed om te onthouden voor volgend jaar!
Noteer alvast de datum van de volgende OdeGand : 17 september 2022!
- WAT: Gent Festival van Vlaanderen
- WANNEER: 6 – 26 September 2021
- WAAR: Diverse locaties