Romeo Castellucci speelde gedurende de productie van de Munt met abstractie en een kleine hint van surrealisme. Dit laatste was niet intentioneel, maar de fysieke lichamen die het gewicht van het goddelijke probeerden te dragen deden mij denken aan Jean Cocteau’s La Belle et La Bête (1946). In plaats van mysterieuze armen en gezichten die lijken te bewegen in dienst van de magie kwam hier het menselijke in dienst van het dragen van de bovennatuurlijke lasten. Omdat Castellucci zijn werk loslaat zodra het uitgevoerd wordt, is dit iets wat ik er als publiek, met mijn achtergrond, in lees. Dat is het mooie aan de suggestieve communicatie tussen het product en het publiek.
Wat er duidelijk was, was dat er heel veel met perspectief en het idee van tijd gespeeld werd. Als eerste de tijd in functie van het fysieke: de ouderen die het verzwakken van de goden moeten uitbeelden, met de zangers dan zingend achter de schermen (Fernorchester, wat zoveel betekent als “orkest op afstand”). Daarnaast is er ook de tijd in functie van het verleden. Zoals vermeldt in het eerste deel is het moeilijk om een productie maken van de Ring-cyclus zonder bedacht te zijn op de geladen achtergrond van het werk en de componist. Castellucci speelde met het idee hiervan. De portretten van operaproducties uit het verleden lijken dit te suggereren. Het was alvast leuk om de Zweedse sopraan Birgit Nilsson te zien passeren, ondanks dat ze daarna besmeurd werd.
Castellucci werkte op een abstracte visuele manier. Ronde figuren, gouden lichamen, een laser die het fonkelen van het Rijngoud simuleerden op het lichaam – het was visueel heel suggestief. Iemand die wacht op een exacte verhaling – met stampende goden in indrukwekkende harnassen à la Nilsson – gaat misschien op zijn honger blijven zitten. Maar, als je de tijdloosheid nastreeft, en de Ring-cyclus in het hier en nu wilt zien, dan is dit zeker iets voor jou als publiek. Zonder politiek te gaan – dat lijkt Castellucci ook weer bij het publiek te laten – is er wel een intern dialoog gaande tussen de productie en kijker. Maar, wat betekent dit allemaal voor het ensemble zelf, de kern van het verhaal?
Een ensemble op ontdekking
Peter de Caluwe (directeur de Munt) gaf mee dat er expliciet gekozen was voor een ensemble dat gemeenschappelijk debuteerden in de Ring-productie. Dit betekende dat, net als op het einde waarbij de godenfamilie samen afdaalden (in plaats van opstijgen, interessant) naar het Walhalla, het ensemble hun eerste tour de force in deze ontdekking collectief beëindigden. Dit behelsde een geheel dat uniek en eigen was van klank, maar niet zonder risico. Er was geen gepekte Wagner-zanger om mee te sturen. Heeft het dus gewerkt? In mijn mening wel.
Qua harmonie waren de eerder vermelde Rijnmaagden (Eleonore Marguerre, Kordić en Loetschz) een plezier om te horen. Als Fernorchester versmolten ze echt in elkaar over, wat een etherisch effect gaf. De sterren van de avond waren bariton Scott Hendricks en tenor Nickey Spence. Wat Hendricks deed met het figuur Alberich, vocaal en op het vlak van acteren, was ongelooflijk. Zijn corruptie was voelbaar. Het was alsof hij als enige buiten de vocale reinheid begon, maar met zijn Ring die agressie geleidelijk doortrok naar de rest. Een sterke en krachtige stem, maar met de nodige grain als het nodig was – het werkte zeker. Over Spence: wat een vocale speelsheid – luchtig, ondeugend, en dus perfect. Gurbisch als Erda was kort, maar krachtig aanwezig, met onheilspellende laagtes. Contralto Marie-Nicole Lemieux was verbazend zacht (op een positieve manier) als Fricka. Haar kennende van andere producties was het mooi om te horen hoe ze zo’n fragiliteit, zonder aan kracht te verliezen, kon eigen maken. Gábor Bretz was een aangename Wotan – eigenlijk verdiend het hele ensemble complimenten. De doelstellingen van de Munt zijn alvast zeker behaald.
Om het hele relaas af te sluiten concludeer ik dat de productie mij meer heeft bezorgd dan een aangename introductie tot de Ring-cyclus. Het heeft geresulteerd in een gehele analyse van de geschiedenis en epiek. Het spelen van Wagner met filosofische ideeën is hier zeker voelbaar. De Munt heeft de Wagneriaanse uitdaging aangenomen, en met succes ingezet. Dit belooft zeker voor de komende productie van Die Wälkure. Met de inhoudelijke en uitvoerende kwaliteit van Das Rheingold kan ik alleen maar uitkijken hiernaar. Zal het Rijngoud terugkeren naar de Rijnmaagden en het kwaad verbreken – de cirkel rondbrengen? Dat zal met Die Wälkure (januari 2024) verder een beetje duidelijker worden. Aan alle betrokkenen alvast: bravo, en tot binnenkort!
WAT: Das Rheingold (1869) van Richard Wagner (1813-1883)
WIE: Alain Antinoglu (dirigent), Romeo Castellucci (regie)
Gábor Bretz, Andrew Foster-Williams, Julian Hubbard, Nicky Spence, Marie-Nicole Lemieux, Anett Frisch, Nora Gubisch, Scott Hendricks, Peter Hoare, Ante Jerkunica, Wilhelm Schwinghammer, Eleonore Marguerre, Jelena Kordić, Christel Loetzsch, Symfonieorkest van de Munt
WAAR: De Munt/La Monnaie, Brussel
WANNEER: zaterdag 24 oktober 2023. Productie van 24 oktober 2023 tot en met 9 november 2023
Volgende opera (cyclus): Die Walküre van 21 januari 2024 tot en met 11 februari 2024