Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Klassiek Centraal

De stille vlam – drie gestalten van inspiratie

In Amare, Den Haag, voltrok zich op vrijdag 10 oktober een concert dat meer was dan een programma: Flame of Genius – een uitnodiging tot introspectie, overgave en luisteren met open zintuigen.

Onder de bezielende leiding van Jac van Steen bracht het Symfonieorkest van het Koninklijk Conservatorium Den Haag in de warme, hartelijke sfeer van de Conservatoriumzaal een programma dat getuigde van durf en dramaturgische intelligentie. Geen verleiding met virtuositeit of orkestrale klassiekers, maar een uitnodiging tot luisteren – diep luisteren.

De eenvoud van het hart

Het concert opende met het geliefde Klarinetconcerto van Wolfgang Amadeus Mozart (1756–1791) – een werk waarin melodie geen versiering is, maar openbaring. In deze laatste voltooide compositie van Mozart lijkt de muziek alles te omvatten: vreugde en verlies, overgave en troost.

José Montero Mora, klarinettist en student aan het Koninklijk Conservatorium, betrad het podium zonder bravoure, maar met een natuurlijke présence die meteen vertrouwen wekte. Vanaf de eerste maten werd duidelijk: dit zou geen virtuoze demonstratie worden, maar een lezing van binnenuit.
Zijn toon was warm en helder, zijn frasering zachtaardig zonder te vervloeien. In het langzame middendeel – het meeslepende Adagio – zweefde zijn klarinet als een stem tussen hemel en aarde: geen pathos, geen effect, enkel muzikale waarheid. Mora toonde zich hier als een musicus die begrijpt dat Mozart eenvoud vraagt, maar nooit naïviteit. Ook in het slotdeel, met zijn dansende rondovorm, bleef hij lichtvoetig en lyrisch – een dans die nauwelijks de grond raakte.

Het orkest omhelsde de solist met een verfijnde transparantie. Blazers en strijkers ademden mee met de klarinet in een dialoog die natuurlijk en fragiel aanvoelde. Zo ontstond een Mozart die niet glansde om te glanzen, maar fluisterde om te raken.

Ritueel van de adem

Na Mozarts menselijke eenvoud volgde Spiri I: Stained Ritual – het eerste luik van een trilogie waarin klank, adem en spiritualiteit in elkaar overvloeien. De Zuid-Koreaanse componiste Seung-Won Oh (°1969) vertrekt vanuit het oeroude begrip spiritus – Latijn voor adem, levensadem. Uit die stam ontspringen woorden als spiritualiteit, inspiratie en respiratie – allemaal uitdrukkingen van leven dat beweegt tussen in- en uitademing, tussen begin en einde.

Dat principe vormt de kern van haar trilogie Spiri: drie orkestwerken die samen één ademende cyclus vormen, maar ook zelfstandig kunnen klinken. De muziek wil niet enkel klinken, maar ademen – als een levend organisme dat voortdurend verandert, oplost en opnieuw ontstaat.

Een chaconne van vijf noten vormt het zwaartepunt van de hele trilogie: een eenvoudig motief dat eindeloos transformeert, telkens vanuit een ander perspectief. In Stained Ritual wordt die klankwereld nog opgebouwd: de grondtonen van wat later zal samenvloeien. Het werk is minder een verhaal dan een proces – een ritueel van klank, tijd en transformatie.

De titel verwijst naar een ritueel dat niet puur of ongerept is, maar stained – getekend door menselijke ervaring, adem en breekbaarheid. Dat idee kreeg gestalte in het klokmotief, dat als een hartslag door de partituur klinkt. De klok, met haar natuurlijke resonantie en langzaam wegstervend geluid, werd een metafoor voor de levensboog: geboorte, volwassenheid, verval – en hergeboorte. Elke klokslag herinnerde aan de vergankelijkheid van de mens en tegelijk aan de eeuwige cyclus van bestaan. De klok ging van instrument tot instrument, als een rituele echo van vraag en antwoord: soms verankerd, soms verontrustend, soms breekbaar en lyrisch, dan weer opgeschrikt door massieve, dissonante uithalen.

Na deze verstilde, bijna meditatieve ruimte brak plots een contrasterend deel open: koperachtig, pulserend, haast dansend. Hier scheen de muziek te putten uit de natuur zelf – uit de boventonen van resonantie, uit energie die in trilling overgaat. van Steen leidde het geheel met beheerste intensiteit: de muziek mocht vrij ademen, maar verloor nergens haar spanning.

Langzaam keerde alles terug naar het begin: de klok, de adem, het ritueel. Twee akkoorden vonden elkaar, harp, percussie en piano gaven hun laatste energie vrij, en het koper liet een zacht, melancholisch koraal neerdalen op een G-majeur cadens – als een moment van verlichting. Wat bleef hangen, was een echo, een naslag die zowel afronding als voortzetting suggereerde: de adem stokte even, maar stopte niet.

Louis Andriessen, haar leermeester in Den Haag, zei ooit tegen haar: “Je weet niet waarom je componeert.” Dat was destijds een probleem dat ze moest oplossen. Nu lijkt het antwoord gevonden: Oh componeert om te luisteren naar wat leeft tussen klank en stilte – naar de adem zelf.

Haar muziek slaat een zeldzame brug tussen Oosterse verstilling en Westerse architectuur, tussen ritueel en structuur, tussen contemplatie en controle. Spiri I: Stained Ritual bleek een intrigerende eerste stap in een groter klankuniversum.

Een componiste om te blijven volgen – met groeiende belangstelling.

Aarde die ademt

Tot slot: Anton Bruckner (1824-1896). De Eerste Symfonie, in haar Linzer Fassung (1866) – de oorspronkelijke en meest onverbloemde versie – is misschien wel de puurste expressie van Bruckners vroege geest. Geen gladde overwerking, geen latere zelftwijfel, maar een robuuste, oprechte schepping. De Linzer versie toont de componist als een man van diepe overtuiging, zoekend naar structuur, naar richting – en toch reeds in contact met iets dat groter is dan hijzelf.

Jac van Steen begreep deze symfonie als een groeiend organisme. Zijn keuze voor vloeiende tempi en ademende frasering gaf de muziek een natuurlijke spanning, zonder dat de architectuur vervaagde. In zijn lezing was de symfonie geen bouwwerk, maar een landschap – met wolkenpartijen, dreigingen, lichtbrekingen.

De opening zette meteen de toon: c klein klinkt bij Bruckner niet als strijd, maar als grondtoon. Er is iets aards aan deze beweging, iets dat langzaam opstijgt, gedragen door de koperblazers die in deze uitvoering warm en majestueus klonken. De strijkers – licht gespannen, maar helder – gaven gewicht aan het innerlijke conflict dat deze vroege Bruckner doortrekt.

In het Adagio ontvouwde zich een soort muzikale gebedstoestand – het orkest speelde niet voor het publiek, maar met het werk. Een zachte violenlijn kon zich uitbreiden tot een koraal, een eenzame hoorn kon plots een hele ruimte vullen. In het Scherzo klonk voor het eerst iets van storm, van nervositeit – maar van Steen temde de ritmes zonder ze te verkleinen. En dan de finale: geen triomf, maar een langzame beklimming naar helderheid.

Hierin zat wellicht het meest ontroerende van deze uitvoering: dat jonge musici Bruckner speelden zonder bombast, maar met eerbied. Dat zij, geleid door een dirigent die begrijpt wat het is om te bouwen met klank, durfden te vertragen, te wachten, te luisteren. In deze uitvoering van de Linzer versie kwam niet de meester van latere tijden tot leven, maar de mens Bruckner – teder, wankelend, groots in zijn poging tot betekenis.

Naschijn van een vlam

Flame of Genius was geen spektakel, geen vuurzee die de zaal in beroering bracht, maar een vlam – gevoed door concentratie, gevoeligheid en nieuwsgierigheid. Een vlam die niet uitbundig brandde, maar gloeide: onderhuids, stil, onontkoombaar.

Of het nu ging om de kristallen eenvoud van Mozart, de spirituele adem van Seung-Won Oh of de sacrale adem van Bruckner – dit concert bewees dat genialiteit niet luid hoeft te zijn. Soms is ze een trilling in de ruimte, een stilte tussen twee frasen, een blik omhoog.

Niet iedere sectie speelde foutloos – zo mochten de strijkers bij Mozart nog groeien – maar het spelplezier en de overgave waarmee ieder orkestlid speelde, maakten dit tot een uitzonderlijke concertervaring.

Zo toonde het Koninklijk Conservatorium Den Haag zich niet enkel als kweekvijver van talent, maar als laboratorium van de geest. En dat is misschien wel het hoogste doel van kunstonderwijs: niet enkel noten leren spelen, maar muziek leren dragen.

Details:

Titel:

  • De stille vlam – drie gestalten van inspiratie

Wie:

  • Symfonieorkest Koninklijk Conservatorium Den Haag o.l.v. Jac Van Steen met Jose Montero Mora, klarinet

Waar:

  • Amare (Conservatoriumzaal), Den Haag

Wanneer:

  • 10 oktober 2025

Foto credentials:

  • Alex Schröder

Blijf op de hoogte

Elke donderdag sturen we een nieuwbrief met de meest recente berichten op onze website

– advertentie –