Tussen spetterende ritmes en melancholische dansen zette het Belgian National Orchestra met First Dance een seizoensopener neer die de grenzen tussen bravoure en bezinning opzocht. Onder leiding van Antony Hermus en met vioolvirtuoos Augustin Hadelich als solist bracht het orkest in BOZAR een programma dat reikte van Amerikaanse ritmiek tot Slavische diepgang. Niet elke compositie wist evenzeer te overtuigen, maar de avond eindigde in pure vervoering.
Meer lawaai dan diepgang
De avond begon met Fountain of Youth (2019) van de Amerikaanse componiste Julia Wolfe (°1958). Deze compositie, vaak geprezen om haar vitaliteit en drive, bleek eerder een explosie van repetitieve patronen en ritmische spierballentaal. De post-minimalistische stijl van Wolfe, met zijn motorische puls en grillige accenten, ontbeerde hier vooral emotionele diepgang. Het publiek bleef zichtbaar onberoerd en beperkte zich tot een beleefd applaus.
Aan de uitvoering lag het nochtans niet: Hermus hield het tempo strak onder controle, de precisie van het orkest was voorbeeldig, en de balans bleef helder ondanks het sonische geweld. In een openingsconcert mag het gerust knallen, maar deze fontein spoot vooral in het rond zonder echt te raken.
Hadelich schitterde in Dvořák
Wat bij Wolfe ontbrak, bracht Augustin Hadelich ruimschoots mee in het Vioolconcerto in A groot, Op. 53 van Antonín Dvořák (1841-1904). Vanaf de eerste inzet werd duidelijk: dit wordt geen demonstratie van virtuositeit, maar van muzikale verbeeldingskracht. Hadelichs toon – helder, rond, doorleefd – liet zijn Stradivarius zingen met een vanzelfsprekendheid die zelden is. Dvořáks concerto – niet eenvoudig voor solist én orkest – kreeg een lezing die blonk van natuurlijkheid en souplesse.
In het openingsdeel (Allegro ma non troppo) klonk Hadelich virtuoos zonder effectbejag, altijd ten dienste van de muzikale lijn. Het Adagio werd adembenemend: lyrisch en intiem, met fraseringen die zongen als adem. En in het slotdeel (Allegro giocoso) toonde hij zijn ritmische flair, lichtvoetig en speels, zonder in routine te vervallen.
Het samenspel met het BNO was bijzonder hecht. Hermus begeleidde met grote zorg: hij gaf de solist ruimte zonder het orkest naar de achtergrond te duwen. Vooral de dialogen tussen viool en houtblazers waren fraai uitgewerkt. Dvořáks warmte en verfijning kwamen volledig tot hun recht.
Een langdurige staande ovatie volgde, waarop Hadelich nog een fascinerend jazzy bisnummer bracht. Het publiek was zichtbaar in de wolken. Hadelich bewees deze avond nog maar eens waarom hij tot de absolute top van zijn generatie behoort.
Rachmaninov: groots, gebroken en ritmisch bezield
Na de pauze volgden de Symfonische Dansen, Op. 45 van Sergei Rachmaninov (1873-1943), een werk dat zelden op concertprogramma’s prijkt, maar hier met volle overtuiging tot leven werd gebracht. Geschreven aan het einde van zijn leven, in ballingschap in de Verenigde Staten, is dit stuk tegelijk reflectief en monumentaal, elegisch én ritmisch – een complexe gemoedstoestand vertaald naar muziek.
Het BNO liet horen wat het waard is. Hermus koos voor brede ademhaling in het eerste deel (Non allegro), met een zorgvuldige opbouw naar de dramatische climax. Het tweede deel (Andante con moto), een spookachtige wals, klonk licht ironisch en vol finesse. De houtblazers blonken hier uit in kleur en karakter.
In het derde deel (Lento assai – Allegro vivace), waarin Rachmaninov het Dies Irae-thema vervlecht met Russische volksmotieven, speelde het orkest met indrukwekkende energie. Massief, maar nooit log; met glasheldere articulatie in de strijkers en een krachtige, precieze slagwerksectie.
Hermus wist de vele lagen van de partituur prachtig te laten ademen – de onderhuidse dreiging, de weemoed, de erupties van geweld, de uitbarsting van levensdrift: alles kwam samen in een uitvoering vol dramatische spanning en muzikale helderheid.
Alleen jammer dat een deel van het publiek het nodig vond om bij de laatste gongslag meteen te applaudisseren. Na zo’n innerlijke reis verdient de muziek haar stilte. Wie écht geluisterd heeft, wacht – en laat de echo van die laatste klank nog even nazinderen.
Een seizoenstart met flair en inhoud
Met First Dance bewees het Belgian National Orchestra opnieuw dat het onder leiding van Antony Hermus durft kiezen voor contrast, vernieuwing en inhoud. Wolfes werk bleef als opener wat op de oppervlakte, maar in Dvořák en Rachmaninov vond de avond haar volle diepte en betekenis.
Augustin Hadelich leverde een soloprestatie van wereldklasse: technisch onberispelijk, maar bovenal muzikaal doorleefd. Het BNO klonk vitaal, veelzijdig en geëngageerd – een ensemble in topvorm. Wat aarzelend begonnen was, groeide uit tot een gelaagde, beklijvende seizoenstart.
We wensen het Belgian National Orchestra en Antony Hermus een succesvolle tournee door Zuid-Korea toe, en kijken reikhalzend uit naar het volgende concert in oktober.