Zoek
Sluit dit zoekvak.

Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

Dit jaar zet het jaarlijkse TRANSIT-festival de schijnwerper op componist Daan Janssens. Naast uitvoering van twee bestaande werken gaat van hem zijn 3e strijkkwartet in première. Reden om met Janssens te praten over nieuwe en oude muziek, lasten en lusten van verschillende functies, de verhouding tussen componist en muzikant, en zijn eigen dna.

Daan Janssens (Brugge, 1983) is relatief laat met muziek begonnen. Hij was elf jaar toen hij zich aanmeldde bij de muziekschool in Brugge. Daar volgde hij lessen bij o.a. de cellist Arne Deforce (kamermuziek, muziekgeschiedenis) en Octaaf Van Geert (muziektheorie). Van Geert was ook componist. Hij stimuleerde hem meteen om zelf muziek te gaan schrijven. Op zijn twaalfde ontdekte Janssens het genre opera. “Voor mij is alles met opera gestart”, zegt Daan Janssens nu, “en eigenlijk wilde ik operadirigent worden. Ik zat hele avonden thuis gewoon naar opera’s te luisteren en ondertussen de partituren te volgen”. Vanaf zijn vijftiende is hij in muziektheorie gedoken.

Tot twintig jaar bleef zijn grote liefde de negentiende eeuw, vooral Beethoven en de romantische operacomponisten. Als instrument koos hij viool en later ook piano. Janssens: “Ik heb nooit echt talent gehad om een instrument te spelen. Om muziek te kunnen spelen heb je fysische kwaliteiten nodig, handen moeten kunnen coördineren. En dat is nooit mijn sterkte geweest. Ik was altijd veel meer geïnteresseerd in partituren, muziektheorie, harmonieën, structuur”. Later verdiepte Janssens zich gedurende een jaar in de moraalwetenschappen aan de Gentse universiteit vooraleer hij aan het conservatorium compositie gestudeerd (bij Frank Nuyts). Hij heeft een doctoraat in de kunsten op zak.

Janssens: “Ik ben echt gepassioneerd, ongelooflijk gepassioneerd door muziek, door nieuwe muziek, oude muziek, door alle 800 jaar muziekgeschiedenis. En dat motiveert mij om met muziek bezig te zijn.”

Nieuwe muziek

“Mijn interesse in nieuwe muziek heeft bij Frank Nuyts een grote vlucht genomen. De eerste componist die ik toen ontdekte was György Ligeti. Sindsdien begon ik echt als een bezetene nieuwe muziek te ontdekken. Op mijn negentiende, denk ik. De volgende componist was Pierre Boulez. Alle partituren die ik kon vinden, begon ik te verslinden. Bovendien had ik toen ook geluk dat ik op de universiteit Pieter Matthynssens tegenkwam met wie ik later het Nadar Ensemble zou oprichten. Met vier componisten van het conservatorium hebben we een project gedaan met het Goeyvaerts String Trio. In 2005 speelde Goyvaerts op Transit mijn eerste strijktrio Gegeven beweging en dat was meteen mijn definitieve start. Op Transit is alles vertrokken.”

Componist

© Studio Edelweiss

“De belangrijkste elementen die mijn keuze voor componeren hebben bepaald zijn Jörg Widmann en Matthias Pintscher. Ik weet nog goed dat ik in mijn tweede jaar in Gent compositie naar een concert ging van het Spiegel String Quartet. Dat was toen al een fenomenaal strijkkwartet en zij speelden samen met iemand die ik totaal niet kende, componist en klarinettist Jörg Widmann. En  mijn ogen vielen open. Dat was echt. Dat was ongelooflijk. Dat enthousiasme van Widmann waarmee hij zijn eigen stukken speelde. Toen had ik echt zoiets van wow, nieuwe muziek kan zo geweldig expressief zijn! Als ik nu terugkijk naar muziek die ik schreef in 2006/7, dan zit daar ook veel in van Matthias Pintscher. Dat is wel echt de componist die mij inspireerde. Niet alleen zijn klanktaal, maar ook zijn schriftuur.”

De knoop doorgehakt

“Ik denk dat ik in 2012 begon te voelen dat ik keuzes moest maken tussen dirigeren, besturen en componeren. Bij het Nadar Ensemble ben ik uiteindelijk uit het bestuur gestapt en later ben ik ook gewoon gestopt met dirigeren. Ik had het gevoel dat ik niet beide kon doen zoals ik dat graag wilde doen. En ik voelde bij het componeren een ongelooflijke drang tot precisie die ik bij het dirigeren niet had.  Je moet de juiste persoonlijkheid hebben om te dirigeren. Ja moet heel overtuigd zijn van wat je doet. Je moet best hard kunnen zijn. Bij Nadar was ik een vriend onder vrienden. Ik heb nog op het Gergjev festival in Rotterdam een project gedaan met schitterende muzikanten. Maar ik wou te veel vriend zijn. Dat moet je niet willen. Probleem met nieuwe muziek is dat er veel dirigenten zijn die eigenlijk niet zo goed dirigeren. Je hebt veel mensen die wel goede muzikanten zijn, maar daarom geen goede dirigenten zijn. Dus dat is echt een job, een job apart.”

Transit: (…presque pas.) voor klavecimbel

“Ik heb dat geschreven in 2015 voor de Musica Antiqua wedstrijd in Brugge. Dat was niet evident. Het klavecimbel stond oorspronkelijk op mijn persoonlijke lijst van verboden instrumenten. Het stond daar naast gitaar, blokfluit en orgel. Nu zie ik daar nog wel mogelijkheden, maar blokfluit staat er nog steeds op.  Het is echt een moeilijk proces geweest, maar uiteindelijk wel ben ik tot vijf miniatuurtjes gekomen. Vijf stukjes waarin elk stukje een ander element van het klavecimbel onderzoekt. Het eerste deeltje speelt met polyfonie. Daar komt dan een andere stem bij dat een omkering is van die reeks. En daarboven komt dan een soort vrij geïmproviseerde stem. Het tweede deeltje staat ritme centraal. Het derde deel is met het volle klavecimbel. Dat deeltje is heel virtuoos. Veel noten. Het vierde speelt met de resonantie van het instrument. Dus met weinig nootjes. En het laatste is een arpeggio, gewoon de resonantie van van de snaren.  Toch is er een mooie boog over de hele compositie. Ik noem het vijf miniatuurtjes, luchtig maar wel verduiveld lastig.”

Transit: Nymphes des bois, strijkkwartet no. 3 (première)

“Dit stuk begint met een uitbarsting van polyfonie, gevolgd door de altviool die losstaat van de andere instrumenten. En dan wordt het een strijkkwartet met vier evenwaardige partijen. Daarna begint de cello met enkele technieken die de luisteraar misschien naar een andere klankwereld trekken, weg van het gewoon klinkende strijkkwartet. En dan klinkt ook een echo uit de renaissance van Josquin Desprez , waarna het zich verder ontwikkelt tot een soort ruptuur. Hier begint het tweede deel dat zich volledig loswerkt van het hele eerste deel van de compositie. De muziek wordt ook steeds gedempt (con sordino) en via een tweede citaat van Desprez wordt de finale ingezet met lange zachte etherische nootjes. Ik denk dat het een retorisch werk is geworden dat ook virtuoos is. Dus vind ik het wel spannend omdat ik dit strijkkwartet pas de dag voor de première in Leuven ga zien.”

Transit: (…sans rien dire…) voor cello, vijf instrumenten en electronica

“Dit stuk is een lang spacieus werk, 20 minuten, geschreven in 2018. Het neemt veel tijd om langzaam naar het midden toe op te bouwen. Het is daar zeer virtuoos en dicht op elkaar gezet. Daarna volgt er een cadenza in de electronics om dan te eindigen in een totaal andere etherische klankwereld waarin alles traag is. Het komt zeer klassiek over, de opbouw start langzaam vanuit een kern. De ruimte wordt ook steeds meer benut door het ensemble.

Het stuk is indertijd op verzoek van het Hermesensemble geschreven. Hermes had gevraagd om een antwoord te formuleren op Kontakte van Karlheinz Stockhausen.

Kontakte vind ik toch wel bijzonder omdat het eind jaren vijftig begin jaren zestig is gemaakt. Er is geen precedent voor dat soort muziek, dat wil zeggen live instrumenten met een electronische laag. Opvallend is de virtuositeit van die electronische laag, zeker gezien de beperkte middelen die er toen waren. Je hoort dat het oude muziek is. Electronische muziek veroudert heel slecht. Waar de symfonie van Brahms vandaag nog altijd fris kan klinken, klinkt een stuk electronische muziek uit jaren zestig echt als een stuk elektronische muziek uit de jaren zestig. Dan is er natuurlijk die electronische laag die over de ruimte gedeeld wordt. En ik ben van die opstelling begonnen. Dat idee dat je twee entiteiten hebt, twee groepen muzikanten. Daar heb ik in de eerste plaats gekozen voor de cello en die vijf andere instrumenten. En de electronische laag heb ik in dit geval volledig gebaseerd op opnames die ik met cellist Stijn Saveniers heb gemaakt.

De cello partij wordt langzaam meegenomen door de instrumentale lijnen van het ensemble en de electronics. In het begin is de cello nog redelijk herkenbaar, weliswaar getransformeerd. De cello wordt bij wijze van spreken door die electronics in de ruimte gezet. Maar langzaam worden die klanken steeds vager en flauwer. Letterlijk: electronischer. En dan neemt de electronics het helemaal over van de instrumenten. Dat vind ik een boeiende metafoor, omdat die misschien ook wel bij Stockhausen past. Doordat hij vanuit die instrumentale muziek gestart is en langzaam die electronische muziek is beginnen ontdekken. Om uiteindelijk te eindigen met een totaal andere klankwereld”.

© Kurt Van Der Elst

De verwachtingen van de componist tegenover de muzikant

“Ik creëer de muziek in mijn hoofd, dus ik heb ook echt de perfecte versie in mijn hoofd. En eigenlijk verwacht ik gewoon van muzikanten dat ze die perfecte versie die in mijn hoofd zit realiseren. Maar dat gaat natuurlijk nooit. Elke muzikant brengt iets mee van zichzelf.

Op de Koningin Elisabethwedstrijd 2022 heb ik verplichte werk voor de halve finale cello geschreven. Er waren maar weinig die de versie speelden die benaderden wat ik mij voorstelde. Ik merkte dat het voor veel musici moeilijk was om een spanningsboog te maken. Ik vond dat veel uitvoeringen snel als een pudding in elkaar zakten. Wat niet altijd zo leuk is natuurlijk. Want ik wil als componist dat het klinkt zoals ik het mij voorstel. Ik wil echt dat het klinkt zoals ik wil dat het klinkt.

Nochtans, iedereen luistert met een totaal verschillende bagage. Ik herinner mij dat ik de allereerste keer het tweede strijkkwartet van Ligeti hoorde. Ik dacht echt, wat is dit voor lawaai? Ik was zeventien, achttien jaar. Het is pas later door die taal te leren, dat ik die muziek ben gaan kennen. En dat is natuurlijk het hele gekke: ik luister nu naar mijn muziek op een heel individuele manier. Ik luister naar een stuk en ik luister tegelijkertijd naar dat maanden durende compositieproces dat daaraan voorafgegaan is. Als ik straks de eerste keer het strijkkwartet live ga horen, heb ik het bij wijze van spreken al 150 keer in mijn hoofd doorgelezen en heb ik al 150 keer die ideale versie gehoord. Ik stel mij iemand voor die nog nooit muziek van mij gehoord heeft. Ik vraag mij altijd af wat gaat die persoon dan precies horen? Natuurlijk iets totaal anders dan wat ik bedoeld heb. Je kunt vaststellen dat het ook allemaal relatief is.”

Muzikaal dna van Daan Janssens

“Ik schrijf eerder met een zacht muzikaal palet, met een scherpe focus op klankkleur, plotse uitbarstingen, veel resonans. Er is wel duidelijke invloed van de Franse stijl. Ik schrijf miniaturistisch, met kleine muzikale gestes. Ja, ik merk wel de laatste tien jaar dat die taal veel breder is geworden. Ook heb ik veel aandacht voor muzikale dramaturgie. Voor een heldere muzikale vorm. Ik wil dat muziek spannend is. Ook in dit strijkkwartet zitten passages met lange noten, met plotse erupties, plotse uitbarstingen. Vroeger schreef ik korte stukken, maar nu langere, bijvoorbeeld (…sans rien dire…) (bijna 20 minuten) en het strijkkwartet 1(7 minuten). Ik vind nog altijd fascinerend om een idee uit een stuk te hergebruiken, bijvoorbeeld in het strijkkwartet. Het opnieuw bekijken van muzikale ideeën is vind ik nog altijd heel boeiend. En mensen zeggen mij toch altijd dat ze meteen horen wanneer het een Daan Janssens is.”

WIE: Daan Janssens

AGENDA: TRANSIT, 28 – 30 oktober, Leuven

tickets

In opdracht van de Vlaamse Opera schrijft Daan Janssens een opera naar het boek Het verslag van Brodeck van de Franse auteur Philippe Claudel. De première is voorzien in februari 2024.

© Klassiek Centraal – build & hosted door Kyzoe.be

Join Us

Subscribe Our Newsletter

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.Consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo. ex ullamcorper bibendum. Vestibulum in mattis nisl.