In dit boek over Brewaeys staan een paar partituren afgedrukt. Van één ligt nog altijd een kopie in het vakje “muziek” op mijn bureau. Ik kreeg het van Katelijne Boon toen ik een Journaal item voorbereidde over dat ophefmakende ‘plichtstuk’ dat hij schreef voor de halve finale van het Elisabeth zangconcours 2011. Het was een opdracht van de Belgische wedstrijdorganisatie maar de internationale wedstrijdjury vond het onuitvoerbaar en schrapte het plichtwerk. Ten onrechte, want sopraan Laure Delcampe bracht in Bozar op 31 maart 2011 een memorabele uitvoering van ”speechless song, being many, seeming one” op tekst van sonnet nr.8 van Shakespeare.
Het is een verhaal dat ook auteur Johan Huys uitgebreid vertelt in dit boek. En het is een vriend die vertelt. Dat merk je op elke pagina van dit werk. Dat zindert door in de talrijke getuigenissen, gesprekken, citaten uit interviews en mails over en rond het leven en werk van Brewaeys. Een echte biografie is het eigenlijk niet maar een monumentaal eerbetoon, dàt wel. Een “caleidoscopisch” portret in 56 erg vlot geschreven hoofdstukjes.
Moppentapper, whisky liefhebber, die ook van sigaren en gezellig tafelen hield. Zo omschrijft Johan Huys deze componist pianist, dirigent en muziekregisseur. Maar dat waren bijlange na niet zijn enige kwaliteiten. Geniaal voegt hij er aan toe en illustreert dat boordevol eigen en andermans getuigenissen: van ouders en echtgenote, eigentijdse componisten als Jonathan Harvey en Annelies Van Parys, van dirigenten en uitvoerders als Arturo Tamayo en Arne Deforce en leermeester André Laporte. Die zei over hem: “een flamboyante leerling met een fenomenaal muzikaal gehoor” en die hem ook “noties van contrapunt” wou bijbrengen, maar “al die regeltjes, geboden en verboden interesseren hem niet. Hij had iets anders te vertellen.” En dat was ook zo.
Eenmaal de spectrale muziek gevonden, vernietigde hij bijna alles wat hij voordien schreef. Het is het muziekgenre waarmee hij getypeerd wordt. Je krijgt een heuse kijk op, in en achter de coulissen van Brewaeys’ compositiebrein en hoe dat tijdens zijn leven verlopen is. Heel mooi blijkt dat uit het interviewfragment van Brewaeys met musicoloog Maarten Beirens over de verschillende fases van zijn ingewikkeld compositieproces. Je staat in bewondering voor de onderzoeksarbeid die de schrijver heeft verricht om al die namen en toenamen, data en locaties van premières, uitvoeringen, residenties, festivals te vinden. En analyses over zijn voornaamste werken zoals bv. zijn orkestraties van Debussy preludes, zijn cello-werkstuk Black rock unfolding en zijn “Whiskystukken” (behandeld in een apart hoofdstukje), zijn symfonieën, zijn enige opera L’uomo con fiore in bocca, gecreëerd in De Munt in 2007. Dat was ook het jaar van zijn eerste kankerbehandeling en niet de laatste. Een uitputtende maar ook verbeten strijd was het zeker, tot aan z’n overlijden in 2015. Doorheen de beschrijving van al die werken kom je, tragisch genoeg, ook alles te weten over die lange lijdensweg die Brewaeys aflegde. Huys noemt zijn oeuvre “een in klank omgezette biografie”, zijn ware bio. Daarom ook was hij altijd bezig met toekomstplannen, onderbroken door ziekteperiodes, operaties, herstellen, hervallen. Veel bleef dan ook onafgewerkt. Hij was daar rationeel en nuchter in, maar bleef graag en gulzig leven. Zoals al dikwijls is geschreven: hij had een apart gevoel voor ”h(t)umor”. Hij kon de uiterste grenzen opzoeken in zowat alles wart hij deed, staat er. Ontroerende passages genoeg in dit boek, met fragmenten uit gesprekken met zijn vrouw en huisdokter, soms ongegeneerd intiem. Huys citeert Brewaeys over zijn compositie “E pur si muove”: “En toch schrijf ik muziek, ook al ben ik ziek en blijf ik ziek”.
Het is opmerkelijk hoe doorheen het hele boek namen voorkomen van personen die Brewaeys gemotiveerd hebben. Het leidmotief vooraan in het boek is dan ook heel toepasselijk gekozen. Een uitspraak van kunstenaar Gerhard Richter: “ik heb geen motief, alleen motivatie”.
Na lezing van dit uiterst boeiende boek besef je – misschien té laat – waarlijk, Luc Brewaeys was misschien moeilijk en complex, maar wel een geniaal iemand.
nvdr: Luc Brewaeys voegde aan Klassiek Centraal een extra dimensie toe. Halfweg december 2008 ontving het magazine, draaiend op Koen en Ludwig, een mailtje. Met lof over het initiatief en de inhoud en met de vraag of hij kon meewerken, vrijwillig. Voor ons jonge magazine was dit een erkenning die alle andere oversteeg. Hij werd meteen de eerste medewerker buiten de initiatiefnemers. Helaas, de samenwerking verliep niet zoals Luc en wij het wensten. De lelijke kanker, die ook Koen zou treffen, gooide roet in de samenwerking. Luc benoemden we na 1,5 jaar samenwerking Ere-redacteur tijdens de viering Vijf Jaar Klassiek Centraal in het Brusselse stadhuis. Luc kon er niet bij zijn. Lucrèce Maeckelberg en de intussen ook al betreurde Wim Henderickx brachten de oorkonde bij Luc thuis. Tussen de sigaren en de whisky, jawel. Wim, Koen en Luc zijn niet meer onder ons, maar laten ons niet los. Elk zijn ze op hun wijze inspirator om door te zetten. Ja hoor Luc, wees maar gerust, wij blijven er voor gaan, mede dankzij jou!