Tomáš Šelc wijdt zich aan de cantate- en oratoriumliteratuur van de 18e tot en met de 20e eeuw, romantische liederen en opera, waarbij hij samenwerkt met uitstekende orkesten, ensembles en dirigenten (Bamberger Symphoniker, Budapest Festival Orchestra, Orchestre National des Pays de la Loire, Collegium 1704, Collegium Vocale Gent, Taverner Consort etc.). Het is echter in de werken van Jan Dismas Zelenka en van JS Bach dat hij het meest thuis lijkt te zijn. Daarom was de keuze voor Zelenka voor zijn Supraphon-debuut duidelijk, net als zijn samenwerking met het gerenommeerde ensemble Collegium Marianum. Het album presenteert drie van Zelenka’s grote liturgische werken voor bas, gecomponeerd in het milieu van het hofensemble van Dresden in een tijdsbestek van zeven jaar. De meesterlijk opgeroepen sfeer van somberheid van de eerste Klaagzang van Jeremia (1722) voor de Tenebrae-liturgie, de waardige lofprijzing van de Heer in de psalm Confitebor tibi Domine (1729) en de smekende kreten uit het tranendal van deze wereld in het Maria-antifoon Salve Regina (1724) worden ons met al hun urgentie gebracht door de zijdezachte kleur van Šelc’s stem. Het Fluitconcert van Giuseppe Tartini herinnert ons eraan dat we niet alleen uit de diepten van de duisternis roepen; ook hoogten van zachte troost zijn werkelijk binnen bereik. Die hoogten weerklinken hier in de tedere en kleurrijke tonen van de fluit bespeeld door Jana Semerádová, die de wolken verdrijft en een glimlach op ons gezicht tovert. Diepten van de duisternis en stralende lichtheid van het bestaan ​​zijn twee onafscheidelijke dimensies van het leven op deze aarde.