De twee hier opgenomen werken stammen uit een korte tijdsperiode aan het begin van de jaren 1930. Stylistisch gezien bouwde Karl Weigl met zijn werken, die gebonden zijn aan de toonaarden, voort op de klankwereld van de late romantiek, waarvan de esthetiek hij nooit verliet ten gunste van tegelijkertijd opkomende progressievere stromingen. De thema’s worden op verschillende manieren ontwikkeld en verwerkt, er ontstaan steeds nieuwe kleuren en schakeringen, waarbij Weigls beheersing van het orkest zich zowel in de hymnische opbouw als in de ingetogen momenten, die op sommige punten bijna kamermuzikaal lijken te zijn, toont. Tijdens Weigls leven vonden er geen uitvoeringen van zijn derde symfonie en het symfonische voorspel plaats. Zoals bij veel van zijn grotere werken werden ook deze partituren pas met tientallen jaren vertraging ontdekt, in het kader van de hernieuwde belangstelling voor zijn muziek. Met deze opname worden ze nu voor het eerst voor het publiek hoorbaar.