in 1910 schreef de Italiaanse dichter Gabriele D’Annunzio een toneelstuk over het martelaarschap van Sint Sebastiaan. Hij gaf Claude Debussy de opdracht om de muziek te componeren en de “Mystère en cinq mansions composé en rhythme français” ging in 1911 in première. Het bevatte 3.938 verzen en zelfs ingekort duurde de uitvoering ongeveer viereneenhalf uur. De tekst combineert en overlapt christelijke en heidense tradities en speelt zowel met de flair van de oudheid als met de fascinatie van het exotische. De katholieke kerk nam aanstoot aan de uitbeelding van Sebastian, die werd gespeeld door een Russische Jood, de danseres Ida Rubinstein, en ook het publiek reageerde terughoudend, zodat noch D’Annunzio’s toneelstuk noch Debussy’s muziek op het repertoire konden blijven staan.
Debussy zelf was erg gesteld op zijn werk en hij stelde al snel een orkestsuite samen, de “Fragments symphoniques”, die enkele van de centrale nummers van de theatermuziek voor orkest bewerkt. Aan de andere kant creëerde Désiré-Emile Inghelbrecht een soort concertversie waarin de tekst radicaal werd ingekort tot ongeveer 15 minuten voordracht naast de muziek van Debussy. Hetzelfde geldt voor de huidige opname, die Debussy’s originele muziek plaatst naast teksten van de schrijver Martin Mosebach. Deze teksten weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het verloop van D’Annunzio’s stuk, maar vatten eerder centrale aspecten van de legende van Sint Sebastiaan samen, soms directer, soms abstracter.