Gustav Mahlers liederen uit “Des Knaben Wunderhorn” behoren waarschijnlijk tot de meest diepzinnige die ooit voor zang zijn geschreven. Katharina Kammerloher en Arttu Kataja schuimen de diepten en ondiepten van deze muziek af, begeleid door Eric Schneider, die drama en expressie brengt in de belachelijk moeilijke pianopartij Pianopartij met drama en expressie. Mahler koos bewust voor de volksliedachtige verzameling van de romantici Chamisso en von Arnim. De liederen zijn zo direct ontroerend, ze ze gaan over liefde en verlies, ellende en existentiële nood – en herhaaldelijk over oorlog en dood. De humor is vaak diepzwart, meestal sarcastisch en komt soms zelfs heerlijk grimassend en verwrongen over. De meest beklijvende stukken zijn echter de stukken die aan de oppervlakte heel eenvoudig lijken, “Revelge” bijvoorbeeld, “Das irdische Leben” of de eindeloze mars van “Tamboursg’sell” “Tamboursg’sell”. De intensiteit van deze stukken kruipt onder je huid, mede omdat Kammerloher en Kataja de dramatische uitbarstingen ongekunsteld en waarheidsgetrouw laten overkomen. De twee zangers van de Berlijnse Staatsopera acteren met vocale kracht en opvallende aanwezigheid, tongue-in-cheek waar nodig (“Lob des hohen Verstandes” of “Des Antonio von Padua Fischpredigt”) en bedrieglijk eenvoudig zoals in het afsluitende “Urlicht”, dat later een centraal onderdeel van de 2e Symfonie zou worden. Alles bij elkaar: een panopticum van het menselijk bestaan dat Mahler enorm door gefascineerd moet zijn geweest en dat niemand koud mag laten, ook vandaag niet of juist vandaag niet.