Terugblik op recitals met enkele bijzondere violistes: Jiska Lambrecht, Veronique De Raedemaeker, Kristina Georgieva en Bade Dastan.
Abendrot
In de aanloop naar een nieuwe vioolsessie van de Koningin Elisabethwedstrijd deze maand, ging ik de laatste weken naar enkele bijzondere violistes luisteren. Aan Jiska Lambrecht werd bij KC al aandacht besteed, nadat ze als SWUK laureaat 2024 is verkozen. Op 21 april werd haar nieuwe cd Abendrot voorgesteld in de Miryzaal, tijdens een recital met pianist Marco Sanna waarin de werken van de cd live werden uitgevoerd.
Zelden gebeurt het dat je naar een concert kan en dezelfde uitvoerders achteraf dezelfde muziek op cd kan horen spelen. Met enkel het verschil dat Jiska in de Miryzaal op een andere viool speelde dan de Gagliano op de cd. Op het programma en de cd staan de tweede vioolsonate van Robert Schumann, de romance van Clara Schumann, de derde vioolsonate van Brahms en een romanza van Lodewijk Mortelmans, de Vlaamse Brahms, zoals Jiska hem aankondigt. De vier werken samengevat onder de titel “Abendrot” omdat ze de werken in de avond van hun leven componeerden.
Ik herinner me de eerste keer toen ik Jiska Lambrecht hoorde, op 8 maart 2020, de laatste zondag voor de covidcrisis uitbrak, met dezelfde pianist Marco Sanna. In een bui van bewondering vergeleek ik haar met het intense spel van Ginette Neveu. Toeval of niet, ook dan speelde ze de tweede sonate van Schumann. Het vioolspel van Lambrecht klinkt soms wat bescheiden, altijd eerlijk, dromerig, verheven, soms ook wat etherisch, naast het oerdegelijke pianospel van Marco Sanna. Bescheidenheid en expressie hoeven elkaar niet in de weg te staan, dat hoorde ik eerder ook al op 17 februari bij violiste Veronique De Raedemaeker, die door Radio Klara is uitverkozen tot een van de twintigers. Ze hebben een gelijkaardig profiel. Het zijn geen extravagante duiveltjes uit een doosje. Hier en daar is het misschien te geslepen en te afgewerkt, kan het wat meer onbehouwen, met een rauwe noot er tussen. Misschien omdat ze beiden Vlamingen zijn en wilde onbehouwen expressie niet in onze aard ligt.
Voor die expressie was ik enkele dagen voorheen op een ander recital. Op 19 april speelde de jonge Bulgaarse violiste Kristina Georgieva met de jonge Israelische pianist Itamar Carmeli, op het internationale kamermuziekfestival van Arte Amanti, zoals altijd voorafgegaan door jong talent.
Vardar, het bloed en de rivier
Georgieva is een nu 23-jarige violiste, studeert aan de Barenboim-Saïd academie in Berlijn. Met zeven jaar won ze al haar eerste wedstrijd. Daarna volgden successen op maar liefst vijftien wedstrijden in Italië, Duitsland, Frankrijk, Rusland etc. Al heel jong kwam ze bij Leonid Kerbel van de Musica Mundi school in Waterloo terecht. Ze kon er als puber met beroemde musici als Misha Maisky en Maxim Vengerov samenwerken. Het hoeft geen verwondering dat het met deze opsomming een zeldzaam supertalent betreft. Ze speelt bijzonder geraffineerd en doorleefd voor haar jonge leeftijd.
Ze wisselt de tweede vioolsonate van Grieg met minder bekende werken. Wie heeft er ooit de tweede sonate van Enescu gehoord. Violisten spelen steevast de bekende derde sonate van Enescu “in Roemeense stijl”. Kon je in Grieg de ongerepte natuur al horen in haar ongerepte spel, in de Vardar-rapsodie van de Bulgaarse componist Pancho Vladiguerov komt haar onbehouwen Bulgaarse ziel boven. Ze zingt, roept, weent, mijmert, lacht, danst met haar viool. Het bloed van Kristina stroomt en kolkt zoals het sprankelende water van de rivier Vardar, waarna de rapsodie is genoemd. Wat een feest, wat een ode aan dat ongerepte land Bulgarije.
En dan heb ik nog niet over de pianist Itamar Carmeli geschreven. Eveneens een prille twintiger. Hij speelt even goed jazz als klassiek, met de branie van een meester. Dat kan je zien aan zijn voetenspel, want pianisten spelen niet alleen met hun handen. Als solopianostuk maakt ook hij een verrassende keuze: de suite op.14 van Béla Bartók. Zelden te horen op een podium.
Woorden te kort
Recensenten houden, zoals auteurs van thrillers, de climax graag voor het einde. Zoals bij alle recitals van Arte Amanti wordt het programma ingeleid door jong talent, soms uit ons land, soms ook internationaal ontluikend talent. Voorafgaand aan Kristina Georgieva speelde de jonge Turkse violiste Bade Dastan. Nog jonger dan Georgieva, pas zeventien. Ze speelde twee stukken, eerst een traag deel uit een solosonate van Bach (de Grave uit de tweede sonate) en daarna de Grand Caprice (op het thema van Schuberts Erlkönig) van Heinrich Wilhelm Ernst. Dat laatste geldt als een technische heksentoer, moeilijker dan Paganini’s caprices. Pure virtuositeit.
Ik wil echter afsluiten met hoe het begon, dit recital met de Bade Dastan als jong supertalent. Met zo’n traag deel van Bach kan je niet uitblinken in vingervlugheid of virtuoze brille en branie. Al van bij de eerste trage gedragen noten en akkoorden hoor ik een uitzonderlijk, volwaardig en volgroeid talent. Ze speelt met zo’n diepgang, sereniteit en evenwicht, een hemelse klank. Technische perfectie die in een traag deel met veel dubbelgrepen soms nog moeilijker te bereiken is dan in een snel deel. Hier schieten woorden te kort. In het programmaboek van Arte Amanti lees ik dat ze op haar twaalfde al toegelaten was tot de eliteschool Musica Mundi. Achteraf hoorde ik dat ze wereldwijd uit vierhonderd jonge supertalenten is geselecteerd om les te volgen aan het beroemde Curtis Institute of Music in Philadelphia, bij de beroemde pedagoog Shmuel Ashkenazi. De alumni van Curtis zijn vaak wereldberoemd, zoals Hillary Hahn. Misschien heb ik vanavond wel de nieuwe Hillary Hahn gehoord, denk ik achteraf.